Toespraak van paus Benedictus XVI tot de leden van 35ste AC
21 februari 2008
Beste Paters van de Algemene Congregatie van de Sociëteit van Jezus
Ik ben blij u vandaag te mogen ontvangen op het ogenblik dat uw actuele werkzaamheden in hun eindfase geraken. Ik dank de nieuwe Generale Overste, Pater Adolfo Nicolás, dat hij in zijn toespraak de tolk is geweest van uw gevoelens en uw engagement om aan de verwachtingen te beantwoorden die de Kerk in u stelt. Bij het begin van uw werkzaamheden heb ik u een boodschap gestuurd, gericht tot Eerwaarde Pater Kolvenbach en via hem aan heel uw Algemene Congregatie. Ik dank nogmaals Pater Peter-Hans Kolvenbach voor de kostbare bestuursdienst die hij uw orde gedurende bijna een kwart eeuw heeft bewezen. Ik groet ook de leden van de nieuwe Algemene Raad en de Assistenten die de Generale Overste zullen helpen bij zijn delicate taak als religieuze en apostolische gids van heel uw Sociëteit.
Uw Generale Congregatie vindt plaats in een periode van grote sociale, economische en politieke veranderingen, van acute problemen in de ethiek, de cultuur en het milieu, van allerlei soorten conflicten, maar ook van meer intense communicatie tussen de volkeren, van nieuwe mogelijkheden voor kennis en dialoog, van diep verlangen naar vrede. Het zijn toestanden die een grondige uitdaging betekenen voor de katholieke Kerk en voor haar mogelijkheid om aan onze tijdgenoten het Woord van hoop en redding te verkondigen. Daarom verwacht ik vurig dat geheel de Sociëteit van Jezus, dank zij de impulsen van uw Generale Congregatie, met vernieuwde elan en vurigheid haar zending zal vervullen. Hiervoor heeft de Geest haar in de Kerk gesticht en met een buitengewone apostolische vruchtbaarheid gedurende meer dan vier en halve eeuw bewaard. Ik wil u en uw medebroeders vandaag aanmoedigen verder te gaan op de weg van deze zending, in volkomen trouw aan uw oorspronkelijk charisma binnen de kerkelijke en sociale context die eigen is aan het begin van dit millennium. Zoals mijn Voorgangers u meerdere keren hebben gezegd: de Kerk heeft u nodig, rekent op u en blijft op u vertrouwen, vooral om die materiele en geestelijke domeinen te bereiken waar anderen niet of met moeite kunnen geraken. De woorden van Paulus VI blijven in uw hart geprent: “Overal in de Kerk, ook op de moeilijke en gevaarvolle plaatsen, op de kruispunten van ideologieën, op de sociale gevechtslinies, daar waar de confrontatie voelbaar is tussen de brandende noden van de mens en de eeuwige boodschap van het evangelie, daar staan de jezuïeten op hun post en zijn ze aanwezig.” (Paulus VI aan de 32e Algemene Congregatie, 3 december 1974).
Zoals de Formula van uw Instituut het verwoordt, is de Sociëteit van Jezus vooral gesticht “voor de verdediging en de verkondiging van het geloof”. In een tijd waar nieuwe geografische horizonten open gingen, hebben de eerste gezellen van Ignatius zich ten dienste gesteld van de Paus opdat “hij hen zou kunnen inzetten daar waar hij oordeelde dat het zou kunnen strekken tot de meerdere glorie van God en tot het nut van de zielen” (Autobiografie nr. 85). Zo werden zij gezonden om de Heer te verkondigen aan volkeren en culturen die Hem nog niet kenden. Zij deden dat met een moed en een geestdrift die een voorbeeld en een inspiratie blijven tot op onze dagen; de bekendste is de H. Franciscus Xaverius, maar hoeveel anderen zou ik ook niet kunnen noemen! De nieuwe volkeren, die de Heer niet of slecht kennen of zij die Hem niet kunnen erkennen als hun Redder, bevinden zich vandaag niet zozeer geografisch, maar vooral cultureel veraf. Het zijn niet de zeeën of de grote afstanden die de hindernissen vormen voor de verkondigers van het Evangelie. De grenzen worden nu eerder opgeworpen wanneer, ten gevolge van een verkeerde of oppervlakkige visie op God en de mens, een scheiding wordt gecreëerd tussen het geloof en de menselijke rede, het geloof en de moderne wetenschappen, het geloof en de zorg voor de gerechtigheid.
Daarom heeft de Kerk dringend mensen nodig met een sterk en diep geloof, degelijk cultureel gevormd, met een echt sociaal en menselijk aanvoelen, religieuzen en priesters die het tot hun levenstaak maken dicht bij deze grenzen te staan, om daar te getuigen en de mensen te helpen begrijpen dat er integendeel een diepe harmonie bestaat tussen geloof en rede, tussen evangelische geest, dorst naar rechtvaardigheid en inzet voor de vrede. Alleen zo zal het mogelijk worden om het ware gelaat van de Heer te laten zien aan zo velen voor wie Hij vandaag ongekend of onherkenbaar blijft. Daaraan moet de Sociëteit van Jezus zich bij voorkeur wijden. Trouw aan haar beste traditie moet zij met grote zorg haar leden blijven vormen in de wetenschap en de deugd en zich daarbij nooit tevreden stellen met middelmatigheid. Immers de inzet voor de confrontatie en de dialoog met geheel andere sociale en culturele contexten en met de afwijkende hedendaagse wereldse mentaliteit is een van de moeilijkste en vermoeiendste opdrachten. En dit zoeken naar kwaliteit en naar menselijke, geestelijke en culturele degelijkheid moet ook kenmerkend zijn voor de veelvuldige activiteiten van de jezuïeten op het gebied van vorming en opvoeding, daar waar zij worden geconfronteerd met de meest verschillende soorten mensen, waar zij zich ook bevinden.
In de loop van de geschiedenis heeft de Sociëteit van Jezus buitengewone ervaringen opgedaan bij de verkondiging en de dialoog tussen het Evangelie en de cultuur van de wereld. Wij moeten alleen maar denken aan Matteo Ricci in China, aan Roberto de Nobili in India of aan de reducties in Latijns Amerika. U mag daar terecht trots op zijn. Vandaag voel ik het als mijn plicht u op te roepen opnieuw de sporen te volgen van uw voorgangers met dezelfde moed en wijsheid, maar ook met dezelfde geloofsovertuiging en geestdrift om de Heer en Zijn Kerk te dienen. Maar terwijl u rondkijkt om de tekenen van de aanwezigheid en de werkzaamheid van de Heer overal ter wereld te herkennen, ook buiten de grenzen van de zichtbare Kerk, en terwijl u u inspant om bruggen van begrip en dialoog te bouwen met diegenen die niet tot de Kerk behoren of die moeite hebben om haar standpunten en boodschappen te aanvaarden, moet u toch terzelfder tijd loyaal aan de fundamentele plicht van de Kerk bijdragen om trouw te blijven aan haar opdracht het Woord van God te vertolken en aan de zorg van het Leergezag om de waarheid en de eenheid van de christelijke leer volledig te bewaren. Dat geldt niet alleen voor de persoonlijke inzet van elke individuele jezuïet. Daar u werkt als leden van een apostolisch korps, moet u er ook op bedacht zijn dat uw werken en instituten hun duidelijke en expliciete identiteit bewaren, opdat het doel van uw apostolische activiteit niet dubbelzinnig of ondoorzichtig wordt en opdat vele anderen uw ideaal kunnen delen en zich efficiënt en met enthousiasme bij u kunnen aansluiten door samen te werken met uw engagement in dienst van God en de mens.
Zoals u wel weet door uw dikwijls herhaalde meditatie van “de twee standaarden” uit de Geestelijke Oefeningen van de heilige Ignatius, is onze wereld het toneel van een strijd tussen het goede en het kwade en zijn er sterke negatieve krachten werkzaam, die bij onze tijdgenoten zeer dramatische toestanden van geestelijke en materiële onderdrukking veroorzaken. U hebt meerdere malen verklaard ertegen te willen strijden door u in te zetten voor de dienst aan het geloof en de bevordering van de gerechtigheid. Vandaag manifesteren die krachten zich op velerlei wijzen, maar met bijzondere scherpte in de culturele strekkingen die dikwijls overheersend worden, zoals het subjectivisme, het relativisme, het hedonisme, het praktisch materialisme. Daarom heb ik u gevraagd dat u u opnieuw zou engageren om de christelijke leer te verkondigen en te verdedigen “in het bijzonder waar het de knelpunten betreft die tegenwoordig sterk worden aangevallen door de geseculariseerde cultuur” (In mijn brief heb ik erover enkele voorbeelden gegeven). De thema’s die vandaag voortdurend worden onderworpen aan discussie en bevraging, nl. de redding van alle mensen in Christus, de seksuele moraal, het huwelijk en het gezin, worden uitgediept en verklaard in de context van de hedendaagse realiteit, maar dat moet dan wel gebeuren in samenklank met het Leergezag, zodat er geen onduidelijkheid en verwarring bij het volk van God ontstaat.
Ik heb begrepen dat dit een bijzonder gevoelig en actueel punt is voor u en voor verschillende van uw medebroeders, vooral voor diegenen die betrokken zijn bij het theologisch onderzoek, de interreligieuze dialoog en de dialoog met de hedendaagse culturen. Daarom juist heb ik u uitgenodigd en nodig ik u ook vandaag uit tot nadenken over de diepere betekenis van uw karakteristieke “vierde gelofte” van gehoorzaamheid aan de Opvolger van Petrus. Deze behelst niet alleen de bereidheid om te worden gezonden voor een zending naar verre landen, maar ook – in de meer echte Ignatiaanse geest van het “samenvoelen met en in de Kerk” – het “beminnen en dienen” van de Plaatsvervanger van Christus op aarde met een “effectieve en affectieve” aanhankelijkheid, waardoor u de kostbare en onvervangbare medewerkers wordt van zijn dienst aan de universele Kerk.
Terzelfder tijd moedig ik u aan uw zending bij en met de armen voort te zetten en te vernieuwen. Er is helaas geen gebrek aan nieuwe oorzaken van armoede en marginalisatie in een wereld die getekend is door onevenwichtigheid op het gebied van economie en milieu, door globalisatietendensen die meer door egoïsme dan door solidariteit worden bepaald, door verwoestende en zinloze gewapende conflicten. Zoals ik op de samenkomst van de Latijns-Amerikaanse bisschoppen in het heiligdom van de Maria’s verschijning heb kunnen herhalen: “de voorkeursoptie voor de armen ligt begrepen in het christelijke geloof waar God zich voor ons arm heeft gemaakt om ons rijk te maken door zijn armoede” (2 Kor. 8,9). Vandaar dat het evident is dat hij die een echte metgezel van Jezus wil zijn, ook de liefde voor de armen concreet zal delen. Voor ons is de zorg voor de armen geen ideologie, maar vrucht van het evangelie. De situaties van ongerechtigheid en armoede zijn in de wereld van vandaag ontelbaar en dramatisch. Het is van belang zich in te zetten om de structurele oorzaken ervan te bestuderen en te begrijpen. Maar wij moeten ook durven afdalen tot in het hart zelf van de mens om daar de diepe wortels van het kwaad te bestrijden, nl. de zonde die hem van God vervreemdt, zonder te vergeten tegemoet te komen aan de meest dringende verplichtingen in de geest van de christelijke caritas. Door een van de meest scherpzinnige intuïties van Pater Arrupe te bewaren en verder te ontwikkelen, blijft uw Sociëteit zich op een verdienstelijke wijze inzetten voor de hulp aan de vluchtelingen. Zij zijn helaas de armsten onder de armen en hebben niet alleen behoefte aan materiële hulp, maar ook aan de diepere geestelijke, menselijke en psychologische nabijheid, die meer eigen is aan uw manier van dienen.
Ten slotte nodig ik u uit een bijzondere aandacht te bewaren voor het apostolaat van de Geestelijke Oefeningen dat vanaf de oorsprong kenmerkend is voor uw Sociëteit. De Geestelijke Oefeningen zijn de bron van uw spiritualiteit en de grondvorm van uw Constituties, maar zij zijn ook een geschenk van de Geest van de Heer aan de gehele Kerk. Bewaar dit instrument dat zo kostbaar is en efficiënt voor de geestelijke groei van de zielen, voor hun initiatie in gebed en meditatie in deze geseculariseerde wereld waarin God afwezig lijkt. Juist vorige week heb ikzelf nog, samen met mijn naaste medewerkers in de Romeinse curie, de Geestelijke Oefeningen kunnen meemaken onder de leiding van een van uw gewaardeerde medebroeders, Kardinaal Albert Vanhoye. In een tijd als de onze waarin de onduidelijkheid en de veelvuldigheid van de boodschappen, de snelheid van de veranderingen en situaties het onze tijdgenoten bijzonder moeilijk maken hun eigen leven te ordenen en beslist en blij te antwoorden op de roepstem die de Heer tot ieder van ons spreekt, zijn de Geestelijke Oefeningen een bijzonder kostbare weg en methode om God te zoeken en te vinden in ons, rond ons en in alles, zodat wij Zijn wil leren kennen en in de praktijk brengen.
Het is in deze geest van gehoorzaamheid aan de wil van God en aan Jezus Christus, die ook nederige gehoorzaamheid wordt aan de Kerk, dat ik u uitnodig de werkzaamheden van uw Algemene Congregatie voort te zetten en te voltooien. En ik sluit mij bij u aan met het meest gekende gebed van de Heilige Ignatius aan het einde van de Geestelijke Oefeningen – een gebed dat mij steeds te groot lijkt zodat ik het bijna niet durf uitspreken terwijl wij het toch steeds opnieuw moeten herhalen -: “Neem, Heer en aanvaard geheel mijn vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand en heel mijn wil, alles wat ik heb en bezit; U hebt het mij gegeven, aan u, Heer, geef ik het terug; alles is van u, beschik erover geheel volgens uw wil; geef mij alleen uw liefde en uw genade; dat is mij genoeg.” (G.O. 234)
Benedictus XVI
(oorspronkelijke versie in het Italiaans)
Hier een video-opname van de audiëntie met de Paus en de toespraken. De toespraak van Paus Benedictus begint na 6’45.