Op 17 september vieren wij de gedachtenis van de heilige Roberto Bellarmino. Hij wordt geboren in het Toscaanse dorp Montepulciano op 4 oktober 1542. Zijn moeder is de zus van kardinaal Cervini die in 1555 tot paus zal word gekozen. Deze laatste neemt de naam aan van Marcellus II, maar sterft al na drie weken.
Op 17 september vieren wij de gedachtenis van de heilige Roberto Bellarmino. Hij wordt geboren in het Toscaanse dorp Montepulciano op 4 oktober 1542. Zijn moeder is de zus van kardinaal Cervini die in 1555 tot paus zal word gekozen. Deze laatste neemt de naam aan van Marcellus II, maar sterft al na drie weken.
Roberto krijgt zijn opleiding aan het jezuïetencollege van zijn stad. Hij blijkt geweldig goed in Latijn, één van de belangrijkste vakken, omdat dit de omgangstaal vormt in de kringen van diplomaten, wetenschappers en kerkelijke ambtsdragers. Zijn vader droomt van een glanzende carrière voor zijn zoon als rechtsgeleerde aan de universiteit van Padua. Maar Roberto wil jezuïet worden. Hij treedt in op 21 september 1560. Tijdens de normale studies heeft hij veel last van hoofdpijn en hij bidt God met aandrang dat die toch van hem weggenomen mag worden; hij belooft dat hij zijn gezondheid geheel en al in dienst zal stellen van de zuivere theologie. Zijn gebed wordt verhoord en hij houdt zijn belofte.
Zuiver theologie bedrijven: daar heeft hij moed voor nodig. In Europa woedt immers overal de strijd tussen de Reformatie en de Contra-Reformatie. Roberto ziet zijn toekomst in dienst van de Rooms Katholieke Kerk. Tijdens zijn studies aan de universiteit van Padua – hij is dan pas 22 jaar oud – besteedt hij zijn vrije tijd aan preken in de kerken. Hij staat bekend als een aanstekelijk predikant. Vervolgens wordt hij naar de beroemde universiteit van Leuven in Vlaanderen gestuurd. Hier laaien de discussies tussen die van de nieuwe reformatorische leer en die van de aloude Romeinse leer soms hoog op. Hij maakt kennis met Engelse medebroeders die zich voorbereiden op een ondergronds leven als priester in het fanatieke anglicaanse Groot-Brittannië, waar de doodstraf staat op de uitoefening van de katholieke eredienst. Tussen de bedrijven door werkt hij aan zijn boeken. Achteraf gezien blijken het stuk voor stuk standaardwerken. Maar dit alles vergt teveel van zijn gezondheid en hij krijgt de opdracht om thuis te gaan revalideren.
Eenmaal beter wordt hij gevraagd les te geven aan het pas opgerichte Romeinse college. Daar komt zijn levenswerk tot stand: een bespreking van al de nieuwe geloofsleren die in zijn tijd de ronde doen, met daarbij een zorgvuldige analyse en een heldere uiteenzetting in hoeverre, waar en waarom de betreffende leer niet in overeenstemming is met de beproefde leer van de Kerk van Rome. Het werk valt op door de eerlijke wetenschappelijke houding en het respect voor zijn tegenstanders. Wie wel eens strijdgeschriften heeft gelezen uit die tijd (bv. die tussen Erasmus en Luther, 1524), zal snel ontdekken dat men elkaar haast op elke bladzijde uitschold voor rotte vis of voor ‘zwijn uit de stal van Epicurus’ en meer van dat soort fraais. Des te meer valt het op dat Roberto zich daartoe nooit verlaagt. Hij geeft de mening van de ander eerlijk en objectief weer, probeert er in te onderscheiden wat waardevol en goed is en wat niet. Tenslotte stelt hij er de leer van de Kerk tegenover, zoals ze te vinden is in de Bijbel en de geschriften van de afgelopen veertien eeuwen. En dat alles met het grootste respect voor zijn opponent. Juist zoals hij het geleerd moet hebben uit de levenswijze en aanbevelingen van de stichter van zijn orde, Ignatius van Loyola (+ 1556; feest 31 juli), wiens nagedachtenis nog sterk leefde onder de medebroeders te Rome. Net als hij is Roberto een man van gebed, die de mensen voor het aanschijn van zijn Schepper plaatst en ze allemaal ziet in het licht van zijn liefde.
Tegen zijn zin benoemt de paus hem in 1599 tot kardinaal. Bovendien wordt hij in 1602 ook nog aartsbisschop van de stad Capua bij Napels. In 1605 komt hij terug naar Rome. Hoewel zo hoog aan de top van de Kerk is en blijft een bescheiden mens. Tussen de bedrijven door schrijft hij nog een grote en een kleine catechismus die een wijde verspreiding kennen. In de nazomer van het jaar 1621 voelt hij hoe zijn krachten beginnen af te nemen. Tenslotte sterft hij op 17 september van dat jaar. Hij wordt begraven in de jezuïetenkerk te Rome die aan Sint Ignatius is toegewijd, de San Ignazio.
In 1627 begint men te ijveren voor zijn heiligverklaring. Er komen nieuwe impulsen in 1675, 1714, 1752 en 1832. Tenslotte wordt hij op 13 mei 1923 door paus Pius xi officieel zalig verklaard. Op 29 juni 1930 verklaart dezelfde paus hem heilig. Op 17 september 1931, de 310e verjaardag van zijn overlijden, wordt hij officieel uitgeroepen tot Kerkleraar.
In het Engelse taalgebied staat het woord ‘bellarmines’ voor geprononceerde jukbeenderen, begroeid met een zware angstaanjagende baard. Zo schijnt hij er inderdaad te hebben uitgezien; die kenmerken werden scherper aangezet en overdreven door de karikatuurtekenaars van zijn tijd.
Hij is patroon van het christelijk onderricht en van instellingen die dit onderricht bevorderen. Een van onze Romeinse studiehuizen voor jonge jezuïeten is naar hem genoemd ‘Het Bellarmino’.
Bekijk alle portretten