Jan van Kilsdonk sj

1917 – 2008

Het pastoraat van de eerbied

Jan van Kilsdonk sj 2

Het pastoraat van de eerbied

Het pastoraat van de eerbied

Dinsdag, 20 mei 2014. Trouw, mijn ontbijtlectuur, meldt dat Paus Franciscus de Italiaanse bisschoppen heeft opgeroepen niet in hun paleis te blijven, maar plaats te nemen in de wachtkamers van de werklozen, bijstandstrekkers en flexwerkers, om het drama te ervaren van mensen die niet weten hoe zij hun gezinsleden kunnen voeden.

Wenslijstje mee voor een hervorming

Het is net alsof ik Jan van Kilsdonk weer hoor spreken tegen het Nederlandse episcopaat op de vooravond van hun vertrek naar Rome, waar Vaticanum II op het punt staat te beginnen. In zijn beroemd geworden rede op de landdag van de Sint Adelbert vereniging, 11 oktober 1962, gaf hij de bisschoppen een wenslijstje mee voor een hervorming van onze kerk. Een oproep tot bekering: ‘Weg uit het instituut als machtsapparaat en op zoek naar de mensen en hun noden.’ Het klonk aanmatigend, maar het werd gehoord en herkend, omdat het werd uitgesproken door een pastor, die zich met heel zijn talentvolle wezen gegeven had aan de mensen tot wie hij zich gezonden wist.

Eerbied voor mensen die lijden

Jan van Kilsdonk was een hartstochtelijke pastor. Hij ontdekte die hartstocht in zichzelf, toen hij in 1944, als theologiestudent in het pas bevrijdde Maastricht, getuige was van de manier waarop alle zogenaamde NSB’ers in het cachot werden gegooid. Zelf zegt hij daarover: “Ik had de hartstocht om bij die toen verpletterde politieke delinquenten in al hun varianten te zijn… Ik wist er eigenlijk niets van, maar in mij ontwaakte, toen en altijd, een instinctieve eerbied voor mensen die lijden.” Toen hij, na zijn priesterwijding, officieel aalmoezenier werd van Kamp Vught, leefde hij dag en nacht in het kamp. ”Dat is een ervaring geweest, tussen twaalfduizend mannen, allemaal gedetineerd, achter prikkeldraad! Ik had niets anders dan de H. Schrift. Ik begon in de zondagsdiensten met Genesis 1, alsof er geen joden vergast waren. Ik heb nooit één woord tegen hen gezegd als schuldigen. Schuldige mensen zijn nooit te bekeren door ze te beschuldigen. Alleen door ze te eerbiedigen. Nooit is iemand uit zijn schuld naar boven gekomen door hem te beschuldigen. Nooit. Komt niet voor! Meer heb ik over pastoraat eigenlijk niet te zeggen.”

Van wie had Jan van Kilsdonk deze wijsheid? Wellicht uit zijn jonge jaren in het Brabantse dorp Zeeland, waar zijn vader molenaar was en moeder het huishouden bestierde. Van zijn moeder, die stierf toen hij nog jong was, herinnerde Jan zich dat zij het vaak over ‘de goddelijke waardigheid van arme mensen’ had. Zij heeft hem zo naar mensen leren kijken. Maar ook van zijn vader herinnert hij zich “zijn helpende voorliefde voor armen en minder bedeelden, in wie hij het aanschijn van zijn Heer wist te herkennen”. Die diep religieuze lessen werden vlees en bloed in Jan bij zijn pastorale contacten met de gedetineerden in kamp Vught.

In zilverpapier ingepakte jongetjes

In 1947 komt Jan van Kilsdonk naar Amsterdam en wordt godsdienstleraar op het St.-Ignatius-college. “De overgang van zo’n kamp naar een jezuietencollege met in zilverpapier ingepakte jongetjes, was niet aantrekkelijk. Maar ik heb me vergist. Ik heb tien heerlijke jaren als godsdienstleraar gehad. Verrukkelijk!”

Als leraar had hij de neiging de leerlingen op hun tenen te laten staan. Hij prikkelde ze om een heel eind boven hun niveau van rijpheid van dat moment te leven. Als een van zijn oud-leerlingen in de zesde klas gymnasium alpha herinner ik mij bijvoorbeeld de dag dat hij een werkstuk besprak dat wij hadden moeten maken naar aanleiding van een mystiek gedicht. Wij hadden er in zijn ogen weinig van begrepen en hij maakte ons klassikaal uit voor ‘intellectueel puin’. Toen wij luid protesteerden snoerde hij ons de mond met de vraag: Wie van jullie heeft er dan de ‘Zeven Manieren van Heilige Minne’ van Beatrijs van Nazareth gelezen? Toen bleek dat niemand van ons dat werk kende – ik had er zelfs nog nooit van gehoord –, vond hij dat hij daarmee zijn gelijk had bewezen. Als godsdienstleraar van heel wat klassen leerde hij de jongens goed kennen. Van velen werd hij de biechtvader. Hij nam leerlingen serieus, zowel in hun mogelijkheden, die hij uitdaagde, als ook in hun problemen, die hij bemoedigend begeleidde, niet uit de hoogte, maar bijna eerbiedig betrokken.

Voor altijd studentenpastor

Na tien jaar vroeg de provinciaal Jan de overstap te maken naar het studentenpastoraat. Dat was in 1958. Veel van zijn oud-leerlingen waren toen student aan een van beide Amsterdamse universiteiten, wat de overgang zeker vergemakkelijkte. “Toen ben ik voor goed studentenpastor geworden” zegt Jan zelf en “ook dat is weer een onvermoed werkveld gebleken.”

De democratisering van het onderwijs bracht ook een democratisering van de studentenbevolking mee. In de zestiger jaren werden een voor een de grote studentenflats gebouwd. Daar kwamen studenten naast elkaar te wonen, die weinig anders met elkaar gemeen hadden dan hun jeugd. In het begin waren die flats ook vaak oorden van seksueel experiment. De katholieke universiteitspastores hadden ook niet op alle vragen afdoende antwoorden. Er moest dagelijks bijgeleerd worden, ‘Training op de werkvloer’ zou je kunnen zeggen. ’n Pastor kwam voor grote dilemma’s te staan: De vaststaande standpunten van de kerk tegenover de pastorale nood en praktijk. Leven in spanning met de leer.

Hij kiest ervoor herder te zijn

Dat is de periode, waarin Jan van Kilsdonk zich steeds meer verwijderd voelt raken van de leiders in kerk en samenleving, terwijl hij er steeds nadrukkelijker voor kiest herder te zijn. De spanningen rond de Amsterdamse studentenecclesia versnellen dit proces. Hij verloor het vertrouwen in hiërarchen en oversten, uitzonderingen altijd daargelaten, die hij gebrek aan authenticiteit en eerlijkheid verweet en dat de zorg voor hun instituten hen blind maakte voor de nood van de mensen. Jan wilde een herder zijn wiens hart geheel bij de schapen was en hij zocht mensen die, zoals hij, bereid waren hun leven te geven voor hun schapen.

Van zeven uur tot één uur ’s nachts

Over zijn werk als pastor schrijft Jan zelf: “Ik ben met grote passie studentenpastor geweest. Minstens de laatste tien jaar vóór mijn vijfenzestigste levensjaar heb ik vijf avonden per week studentenflats bezocht, zeker van zeven uur tot één uur ’s nachts. Dat zijn duizenden jongens en meisjes van allerlei gezindtes. Het aantal bekenden werd steeds groter. Ik ging naar zo’n flatdorp toe, waarvan ik een twintig studenten aangestreept had in mijn boekje. Meestal ging ik zonder afspraak. Als de eerste niet thuis was moest ik heel dichtbij een andere vinden. Anders zou mijn avond voorbij gaan met rondlopen. Zeer ontmoedigend en vermoeiend.” Wat was het doel van die bezoeken? In Jan’s woorden:

“Ik vermijd het woord therapeut, omdat ik geen genezer ben, maar hoogstens een verpleger, iemand die de kussens wat opschudt. Het enige wat ik beoog, en nu gebruik ik een vreeslijk archaïsch woord, is het bieden van vertroosting. Daarmee bedoel ik niet dat je iemand een schouderklopje moet geven en zeggen: Och het is allemaal niet zo erg. Vertroosten impliceert een mateloze eerbied voor een ander die ook voelbaar is. De meeste mensen voelen dat ze ergens falen, voelen schuld. Als je achter de schuld hun onschuld voelbaar kunt maken, achter hun hoerigheid hun zuiverheid, achter hun onmacht hun macht, zodat die innerlijke bron die is dichtgeslibd en vervuild weer openbreekt en van binnen uit gaat stromen, nou, dan ben je bezig met vertroosten.”

Onnoemlijk veel gesprekken, pastorale gesprekken, maar dat woord roept gemakkelijk misverstanden op. Het gaat daarbij niet noodzakelijk over geloof en kerkelijkheid De inhoud van een pastoraal gesprek is alles wat de ander zegt, zodra hij of zij eerlijk praat. Het pastorale gesprek staat wel in een bepaald perspectief. Mensen zoeken voor zo een gesprek iemand, omdat die voor hem of haar een man of vrouw van God is. Van Kilsdonk heeft het dan over een “volstrekt onbaatzuchtige gesprek waarin niets anders dan, maar onmiskenbaar, de eerbied doorklinkt voor de majesteit van zijn of haar persoon. In die verhouding is hij of zij ineens veel groter dan ooit iemand gedacht heeft. Als het goed is – en het is niet zelden goed –  dan zal hij of zij het nooit meer vergeten.”

De brief van de volgende dag

De pastorale gesprekken van Jan van Kilsdonk kregen bijna altijd een vervolg. Bedoeld is dan niet een vervolg-gesprek of een nieuw bezoek. Bedoeld is de brief, die bijna altijd de volgende dag geschreven werd om het gesprek van de vorige avond samen te vatten, misschien nog te verdiepen, of op cruciale punten te versterken. “Ik schrijf na ieder gesprek bijna een brief. Een brief is geheim, ik bedoel een geheime kracht. De telefoon niet per se. Wat e-mail is weet ik niet. De telefoon is een prachtige uitvinding voor afspraken. Een brief is veel discreter. Een brief praat niet, maakt geen geluid. Iemand opbellen is geen teken van eerbied, een brief schrijven wel. Dat heeft te maken met arbeid, met de echte zorg voor een brief.”

Duizenden brieven heeft Jan van Kilsdonk zo geschreven. Met dat markante, barokke handschrift, nooit met de typemachine, werden ze door velen bewaard en gekoesterd. Mensen die zo een brief ontvingen wisten zich gehoord, serieus genomen, gesteund en vertroost. Een van Jan van Kilsdonks machtigste pastorale wapens.

Jonge mensen en suïcide

Die brieven kregen soms een niet bedoelde, maar nog eens vruchtbare betekenis. Jan heeft van zeker vijftig, meestal jonge mensen de suïcide meegemaakt en hun uitvaart verzorgd. Vaak waren het jongeren die hij tevoren gesproken had, welk gesprek dan de volgende dag door een bief werd onderstreept. “Ouders vinden in de papieren van hun kind die brief, soms een jaar oud. Dan krijg ik een telefoon: ‘U hebt contact met onze dochter gehad, want wij vinden een brief van u aan haar.’ Dan is het pastoraat er allereerst voor die ouders en alle geliefden.”

De ontmoetingen met de studenten balanceren voortdurend tussen nabijheid en afstand. Daarbinnen ontstaat de eigenlijke ruimte voor communicatie en daar is dan tederheid mogelijk, vetroosting en voorbehoudloze eerbied. Op een vraag daarover is Jan heel helder: “Mijn communicatie breekt af als ik de ander te nabij zou komen en ik zou ze zelf beëindigen als de ander mij te nabij komt. Ik raak nooit iemand aan en ik word ook niet aangeraakt en dat vind ik plezierig. Ik zou beklemd worden wanneer jongens of meisjes mij aanraken… er moet iets van onaanraakbaarheid zijn. Ik heb een hitteschild nodig.” En dan nog één heldere uitspraak van Jan van Kilsdonk over zijn praktijk van het pastorale gesprek: “Een van de grootste voorrechten van een pastor is, dat hij geen betalende ‘cliënten’ heeft. Zolang dat blijft, blijft er kerk. Dat is heel essentieel!”

Bediening van sacramenten

Een wezenlijk onderdeel van het pastoraat van Jan van Kilsdonk vormt zijn bediening van de sacramenten. Hij maakte daar zeer veel werk van en was in deze uiterst veeleisend voor zichzelf. Hij wilde met name in deze functie absoluut authentiek zijn. Een ander valt daarmee zo gemakkelijk te manipuleren. Hij was zich evenwel daarbij terdege bewust van het feit dat er ook een zeker theatraal effect aan zijn optreden kleefde. Hij wist dat hij indruk kon maken, sfeer kon scheppen. Zijn woorden waren zorgvuldig gekozen en nooit routineus uitgesproken. Zijn gebaren waren weloverwogen en niet zelden voor de spiegel uitgeprobeerd en geoefend. Alles moest getuigen van diepe eerbied voor de ontvanger van het sacrament, zoals ieder heeft ervaren die uit zijn hand de H. Communie heeft ontvangen. Zodra hij zijn ambtsgewaad aantrok, zilvergrijs met daar overheen een eenvoudige stola, dan omgaf hij zich met een sacraliteit die zichzelf meedeelde aan alle aanwezigen.

Ik houd van riten

Bij een uitvaart van een aids-patiënt, die hij bijwoonde, maar waarbij hij niet gevraagd was te spreken, kreeg hij wel toestemming voor een korte rite bij de kist. In diep stilzwijgen, maar gehuld in zijn ambtsgewaad, bewierookte Jan de kist met zoveel rust, eerbied en toewijding, dat de stilte zich meedeelde aan alle aanwezigen en dat de mensen waarachtige ontroering overkwam. “Ik houd van riten,” zei Jan,  “nog het liefst van de oude”. En misschien was dat wel, omdat zij een eerlijkere taal spreken dan veel woorden.

Hij was buitengewoon terughoudend en beschroomd als mensen hem vroegen met hen te bidden. Het woord ‘God’ en vele aanverwante woorden , waren in zijn ogen zo vaak misbruikt, dat hij ze nauwelijks over de lippen kon krijgen. Als iemand hem vroeg met hem of haar te bidden dan antwoordde hij: “Ja, maar dat kan ik niet. Ik kan niet zo maar hardop bidden, tenminste niet zo dat ik me authentiek voel. Daar ben ik bang voor. Dan word ik angstig. Dan verlamt mij een geweldige drempelvrees.”

Het gebed van Jan van Kilsdonk

Hoe Jan van Kilsdonk voor zichzelf bad heeft hij nooit verteld. Wél, dat hij iedere avond, alvorens te gaan slapen, al de mensen die hij die dag had ontmoet, met hun verhalen van lief en leed vóór het grote kruis, dat achter zijn bed stond, de revue liet passeren en aan de lijdende Christus aanbeval. Dat kruis heeft dan eindeloos veel verhalen gehoord: van jonge mensen en van hun ouders, van oude mensen en hun angsten. Van geliefden en niet meer geliefden. Van moedelozen, uitzichtlozen, troostelozen. Van gezonden en zieken en van mensen op weg naar hun einde.

De laatste twintig jaren van zijn pastorale leven, toen de aids-pandemie zoveel slachtoffers maakte, veelal onder homofiele mannen, voelde Jan van Kilsdonk zich geroepen om hen heel zijn pastorale zorg te bieden. Ik zal hem daarover nog één keer aan het woord laten: “Ik heb het voorrecht gehad, als laatste arbeid in mijn leven, tot een jaar of twee, drie terug, om ongeveer tweehonderd aidspatiënten, voor een groot deel niet kerkelijk van huis uit, voor een ander groot deel niet meer kerkelijk, voor een klein deel wel kerkelijk, te mogen vergezellen, op hun verzoek, tot hun laatste snik. Die heb ik niet één keer bezocht, maar soms wel dertig keer. En ongeveer allen zeggen spontaan: Nu ga ik naar het licht. Het verheugt mij als zij zeggen ‘Ik ga naar het licht’.

Uitgebreid interview

Naar aanleiding van zijn negentigste verjaardag werd Pater Jan van Kilsdonk sj uitvoerig geïnterviewd over zijn Amsterdamse apostolaat van de voorbije 60 jaren.

Op YouTube kunt u er uitgebreid naar kijken en luisteren.

Gregory A. Brenninkmeijer sj

N.B. Alle citaten en rechtstreekse aanhalingen van woorden van Pater Jan van Kilsdonk zijn ontleend aan: Jan van Kilsdonk, portret van een hartstochtelijk pastor, verzameld door Paul Begheyn sj, uitgeverij Valkhof Pers 2008
Voorheen gepubliceerd in Franciscaans Leven (97/5), 2014

Bekijk alle portretten

Deel