In memoriam Peter-Hans Kolvenbach (1928-2016)

Generale Overste
(1928-2016)

In memoriam Peter-Hans Kolvenbach (1928-2016)

Peter-Hans Kolvenbach bracht de verhouding tussen Kerk en Sociëteit weer op het goede spoor

Peter-Hans Kolvenbach bracht de verhouding tussen Kerk en Sociëteit weer op het goede spoor

Peter-Hans Kolvenbach, 30 november 1928 geboren in Druten bij Nijmegen, ging naar de HBS van het St. Canisius College in Nijmegen, studeerde een jaar Latijn en Grieks bij de Schola Carolina en trad als 19-jarige in bij de Nederlandse Jezuïeten. Hij bracht drie jaar door in Grave, aan de Maas, op ongeveer 15 km afstand van Nijmegen. Twee jaar als novice, daarna een jaar als junior. Toen volgden drie jaar filosofie op het Berchmanianum, Nijmegen.

Daarna ging hij naar het St. Aloysiuscollege, Den Haag. Hij was er vier jaar surveillant; daarnaast vond hij tijd om Duits en, later, ook Russisch te studeren bij de MO-Leergangen; hij doceerde drie jaar Duits. Hij wist zijn tijd efficiënt te gebruiken, zo herinneren zich oud-leerlingen: tijdens het surveilleren memoriseerde hij Russische woordjes uit een woordenlijstje dat hij in zijn hand hield.

Hij bereidde zich voor op iets in Oost-Europa. Maar het werd, zomer 1958, een bootreis naar Libanon met Theo Vlugt, Arie Roest Crollius en Ad Merks. Met Theo Vlugt begon hij met de studie theologie, ondergebracht bij de St. Joseph Universiteit, Beiroet. Beiden werden, samen met drie kapucijnen, in een Latijnse wijdingsplechtigheid op 29 juni 1961 tot priester gewijd door de Apostolisch Vicaris, de Amerikaan Mgr. Eustace J. Smith OFM. Drie jaar later zou diezelfde Mgr. Smith de jezuïeten Michael Brenninkmeijer en Johan de Wit, in een maronitische kerk te Bikfaya, tot priester wijden. In de Latijnse ritus, maar die neomisten droegen hun eerste mis volgens de Byzantijnse ritus op. Zover was het nog niet in 1961, toen Theo Vlugt zijn eerste Mis opdroeg in Bikfaya en P.H. Kolvenbach in Beiroet. Het Concilie was nog niet begonnen en het Latijn was nog de liturgische taal.

Na die wijding volgde een vierde jaar theologie, in Beiroet, en twee jaar studie Armeens en linguïstiek aan diezelfde St. Joseph Universiteit. In de zomer 1964 ging hij naar Parijs om er drie jaar zijn studies voort te zetten aan het Armeens Instituut van de Sorbonne. Het eerste college zou plaats vinden op een zolderkamertje, maar hij zat het uur in zijn eentje uit. Geen docent, geen medestudent. Het kamernummer klopte. In de pauze liep hij naar buiten en tezelfdertijd kwam in het kamertje ernaast een verstrooide, oude man naar buiten: de Professor Armeens! Hij voltooide zijn opleiding Armeens in de zomer 1967 en ging toen op tertiaat naar de Verenigde Staten: Pomfret in Connecticut. In september 1968 ging hij doceren op St. Joseph, tot 1981: Armeens en linguïstiek. Als provinciaal van het Nabije Oosten, 1974-1981, zou hij dat blijven doen.

Hij ging toen naar Rome om er rector te worden van het Institutum Orientale, een opleiding theologie van het Oosters Christendom. In de eerste weken van zijn rectoraat werden de

jezuïeten opgeschrikt door een ongewone manoeuvre van het Vaticaan. Er was een waarnemend Generaal Overste in functie getreden omdat Pater Arrupe als gevolg van een herseninfarct niet meer in staat was zijn ambt voort te zetten. Paus Johannes Paulus II intervenieerde en benoemde twee delegaten: pater Dezza en pater Pittau. Voor het vervolg neem ik de woorden over van de preek, die pater Hans van Leeuwen uitsprak bij de Nederlandse herdenking op 7 januari 2017.

Algemeen Overste van 1983 tot 2008

“Toen de Sociëteit van Jezus begin 1983 van de Paus toestemming kreeg om nog datzelfde jaar een Algemene Congregatie bijeen te roepen en bij die gelegenheid een nieuwe Algemene Overste, haar Generaal, als opvolger van pater Arrupe te kiezen, was dat een hele opluchting. […] maar de situatie bleef precair en gevoelig. De vragen die de Paus aan de Sociëteit gesteld had, verstonden wij als: Waar staan jullie? Kan ik op jullie rekenen? Wat voor kracht zijn jullie in de Kerk? De 33e Algemene Congregatie en een nieuwe Generaal zouden met die vragen moeten omgaan en er een antwoord op moeten geven. De verhoudingen zouden hersteld moeten worden. Daarmee was aangegeven aan welk profiel de nieuwe Generaal zou moeten beantwoorden.

Het was een grote verrassing en vreugde, dat de Nederlander Peter-Hans Kolvenbach al in de eerste ronde een voldoende meerderheid behaalde: een teken van eenheid, dat des te welkomer was na alle beroeringen van de jaren daarvoor. Een verrassing was het voor velen wel. Peter-Hans had nooit aan de weg getimmerd. Twee jaar eerder was hij door pater Arrupe naar Rome geroepen om Rector van het Oriëntale te worden. Maar voor de meesten was hij een onbekende. Toen zijn naam tijdens de voorbereiding van de keuze de ronde begon te doen, was hij voor velen de ‘mystery man’, zoals de Amerikaanse medebroeders hem noemden.

De Franse jezuïeten hadden van nabij meegemaakt, hoe Peter-Hans als vice-provinciaal van het Nabije Oosten in uiterst moeilijke omstandigheden, op religieus en politiek vlak, leiding had gegeven aan zijn medebroeders en aan de kerkelijke situatie. Hoe hij daar met spanningen was omgegaan, als verbindingsman tegenstellingen overbruggend, diplomatiek maar ook met een groot invoelingsvermogen voor de eigenheid van ieder en van iedere groepering. Naar iemand met die gaven was de Sociëteit op zoek en de Geest leidde de Algemene Congregatie naar Peter-Hans Kolvenbach.

Hij zal de geschiedenis ingaan – en wij zullen ons hem vooral zo herinneren – als degene die de verhouding tussen Sociëteit en Kerk weer op het goede spoor heeft gebracht en genormaliseerd. Maar wij zouden hem tekort doen, als we dat alleen zouden zien als een diplomatieke prestatie. Dat was het zeker ook. Ik zou vandaag, nu wij terugkijken op wie Peter- Hans onder ons was, daar doorheen willen kijken. Wat hij ons heeft voorgeleefd, de weg die hij feitelijk ging bij de moeilijke taak waar hij voor stond, en die hij zijn medebroeders aangaf als de enig begaanbare, laat zich samenvatten in twee elementen waar hij steeds weer op terugkwam: creatieve trouw en discreta caritas, liefdevol onderscheiden.

Creatieve trouw

Creatieve trouw omschreef hij zelf als volgt: “We zijn in de terugkeer naar onze wortels op zoek naar een nieuw beginpunt, een trouw aan de ervaring van Ignatius, die tegelijk creatief is….. We voelen aan, dat het werk van vernieuwing en aanpassing aan de moderne cultuur onvoldoende is, dat we radicaler moeten zijn, zowel in de trouwe terugkeer naar onze wortels als in de zorg en aandacht die we geven aan de uitdagingen van dit moment, en aan alles wat dat van ons vraagt wat betreft het beleven, hier en nu, van de ervaring van onze stichter Ignatius.”

Peter-Hans was ervan overtuigd dat voor Ignatius het fundament van de Sociëteit niet is een regel of een leer, of een organisatie, maar een bron van levend water – aqua viva – die in het onderscheiden van de geesten, steeds weer opnieuw opborrelt, verfrissend en levensvernieuwend, voor een grotere dienst van God en zijn Rijk van Liefde. En dat je van die bron alleen maar kunt leven, als je in relatie blijft met onze Heer, wiens levensgezel we willen zijn.

Hij geloofde ten diepste in dialoog en samenwerking en was dankbaar te leven in een maatschappij die veelkleurig is in meerdere opzichten. Tegelijk moeten we volgens hem onder ogen zien dat we niets kunnen bijdragen aan die maatschappij of aan die dialoog, als we ons zelf niet eerst toestaan om trouw het Ignatiaans charisma in ons op te nemen. Niet door het mechanisch te herhalen, maar door het hier en nu te herscheppen in dienst van de Kerk en van de wereld.

‘Trouw – zo zei hij in 2000 in Loyola tegen de daar verzamelde provinciaals – bestaat daarin, dat men loopt op Gods tempo, dag na dag, met voldoende zicht gewonnen uit onderscheiding om vooruit te blijven gaan, en voldoende flexibiliteit om van weg te veranderen, als de zachte adem van de Geest ons leidt waarheen en zoals Hij wil.’ […] De creatieve trouw was voor Peter-Hans onafscheidelijk verbonden met onderscheiding. Eerder dan een diplomaat was hij iemand die onderscheidend leefde en te werk ging. Niet als een rationeel afwegen van argumenten, maar als een waarachtige discreta caritas, een liefdevol onderscheiden, onderscheiden niet met je hoofd maar met je hart: een onderscheiding weten te maken tussen alle geesten waar we mee te maken krijgen op de weg naar een dienst van God uit liefde; een liefde die gezuiverd is van iedere ongeordende neiging, van alle overdrijving of ondoordachte haast. Peter-Hans noemde het ook wel ‘prudente liefde’.

Een dergelijke discretie ligt dicht bij bedachtzaamheid. Ik denk dat Peter-Hans een bedachtzaam mens was. Voor sommigen is hij een ‘mystery man’ gebleven. Liever nog zou ik het – met het evangelie – waakzaamheid noemen: Gevoeligheid voor de tekenen van de tijd, de signalen van de Geest. Een mens zijn die te verrassen is door de aanraking van de Geest, maar zich niet laat verrassen door een onverwachte komst van de Heer. Peter-Hans had het kunnen zeggen: “Wat ik tegen jullie zeg, zeg ik tegen iedereen: wees waakzaam!”

Het is het samengaan van creatieve trouw en liefdevol onderscheiden, van trouw die nieuwe wegen zoekt en waakzame liefde, die Peter-Hans Kolvenbach hebben gemaakt tot de man die hij was. Zo was hij in staat om op een historisch moment in de geschiedenis van de Sociëteit juist datgene te doen en te zijn wat nodig was.”

Armenoloog

In Beiroet woonde Peter-Hans in de communauteit Saint-Grégoire L’Illuminateur. Dat is de communauteit in de wijk Geitaoui, voor de Armeense christenen, met scholen ernaast. In de jaren zestig van de vorige eeuw leefden de helft van de ongeveer 3,5 miljoen Armeniërs buiten de Sovjet Unie, dus in de diaspora. Vooral in Libanon, Egypte, Irak, Turkije en Frankrijk. 150.000 van hen behoorden tot de geünieerde kerk, wier patriarch G.P. Agagianian vanaf 1946 kardinaal was, papabile in het conclaaf van 1958 en door Paus Johannes XXIII prefect van de Propaganda Fide was gemaakt. Saint-Grégoire was voor P.H. Kolvenbach zijn thuis. Als provinciaal bleef hij er wonen. Zijn bijna voltooide proefschrift ging daar verloren, toen een granaat het waterreservoir op het dak raakte en het water zijn kamer instroomde en zijn manuscripten en aantekeningen wegspoelde. Na zijn generalaat had hij er zijn slaapkamer: een matras op de grond van een kaal kamertje op de bovenste verdieping. Volgens Rev. Raffi Ohanessian, kapelaan bij de geünieerde kathedraal van St Elias en St Gregorius, Beiroet, was hij de enige niet-Armeense jezuïet die in het Armeens celebreerde. “Toen ik in 2009 priester gewijd werd, ben ik gaan doceren op het collège St Grégoire.

Toen Pater Kolvenbach uit Rome terugkeerde, was pater Sahag Kéchichian al overleden. Hij nam zijn bibliotheek over. Pater Kolvenbach was voor patriarchen en bisschoppen een referentiepunt op het gebied van Armeense problemen. De verzameling Armeense teksten werd aanvankelijk bewaard in het Collège Saint-Grégoire. Kolvenbach had een documentatie gemaakt van krantenartikelen, tussen 1908 en 1920, met betrekking tot de Armeense genocide. Daarnaast was hij ook een specialist in de theologie van de heilige Grégoire de Narek. Hij heeft veel over hem gesproken. Ook humoristisch. Op zijn feestdag zei hij tot mij: als St. Grégoire vandaag langs deze kathedraal zou lopen, zou hij die dan herkennen als een Armeense kerk? Ik dank de Heer voor de genade dat ik P.H. Kolvenbach heb mogen kennen.

Familieman

Bij de herdenkingsdienst in Nijmegen sprak ook zijn neef Hans Kolvenbach als volgt: “In de jaren dat oom Peter Algemeen Overste was, kwam hij minimaal eens in de twee jaar naar Nederland. Dat waren prachtige dagen. Natuurlijk ontkwam hij dan niet aan de Kolvenbach-Poels familiedag waar hij de gehele dag, een beetje tegen zijn zin in, in de volle belangstelling stond. Prachtig waren alle vragen die hij kreeg te verwerken. Met zijn zus Puck zat hij te praten over de familie en zijn periode in Nijmegen. Zijn andere zus Cobie, wilde vooral weten hoe het met zijn gezondheid ging en of hij wel gezond at. Mijn vader Hans probeerde vaak de diepere achtergrond van Peter te bereiken maar ik geloof dat dat nooit echt gelukt is. Mijn neven en nichten, Gerard, Pieter, Marja, Carine en ik kregen van Oom Peter de volle aandacht. Hij trakteerde ons op prachtige verhalen maar wilde ook alles van ons weten.

In al die jaren was de vorm van communiceren met Peter Hans heel simpel. Dit ging per brief of postkaart, altijd heel trouw en naar ieder lid van de familie. De kaarten en brieven kwamen uit Rome, Beiroet maar ook uit alle andere continenten. Het mailen kwam er bij mijn oom niet in en het is prachtig dat mijn tante Puck en mijn moeder tot de laatste dagen van zijn leven zijn blijven schrijven. […]

Er is natuurlijk al heel veel gezegd en geschreven over mijn oom tijdens zijn leven en nu ook na zijn overlijden. Tijdens de uitvaart in Libanon heb ik samen met mijn moeder mogen ervaren hoe belangrijk hij is geweest voor de Jezuïeten en voor heel veel mensen in Libanon. Voor mijzelf zijn er een aantal momenten waar ikzelf vaak aan moet terugdenken. In 2007 bezocht ik samen met mijn ouders en mijn gezin oom Peter in Rome. Het waren zijn laatste weken als Algemeen Overste.

Hij was ontspannen en tevreden dat hij na 24 jaar op een mooie manier afscheid als Generaal kon nemen. Hij verheugde zich er op om weer terug te gaan naar zijn geliefde Libanon. Ook daar mocht ik hem in 2012 samen met mijn zwager Maurits Berger nog een keer ontmoeten. Prachtig om te zien hoe hij daar aan het werk was. Zijn collega’s waren zo trots op hem en roemden zijn kennis, vriendelijkheid maar vooral zijn bescheidenheid.”

Laatste jaren

Begin 2008, na de keuze van zijn opvolger, vertrok hij naar Beiroet om weer medewerker te worden bij de uitgave van Armeense teksten en onderzoeker in het CEDRAC: Centre de documentation et de recherches arabes chrétiennes. Ik laat zijn medebroeders aan het woord. Paul Brouwers schrijft dat hij de laatste acht jaar van zijn leven in een grote teruggetrokkenheid leefde en werkte. Hij liet niet merken dat de uitgave van Armeense teksten niet echt van de grond gekomen was sinds zijn vertrek naar het Orientale in 1981. Indertijd had hij er met hart en ziel aan gewerkt. En hij ging er nu weer onvermoeibaar mee verder. Pater Zaki Sader: “Peter- Hans Kolvenbach was een fijnzinnig strateeg in bestuurlijke zaken. Hij wist te verenigen en te organiseren. Hij was niet zomaar diplomatiek, maar hij slaagde erin paradoxen te verenigen. Als ik zijn gaven zou moeten opsommen, dan zou ik beginnen met zijn nederigheid, zijn echte armoede die bepaalde religieuzen in de war bracht, en zijn vermogen de juiste woorden te vinden voor mensen die hem erom vroegen.”

Een van de oud-leerlingen van het St. Alysiuscollege, Den Haag, die als jezuïet met hem in het Nabije Oosten leefde, is de socioloog Thom Sicking: “Zijn dagelijks levensritme was rigoureus: erg vroeg opstaan, uiterst eenvoudig leven, op reis met alleen het hoogst noodzakelijke, streng voor zichzelf, maar open naar anderen toe. Nooit legde hij anderen zijn eigen ascetische manier van leven op. Toen in de jaren zeventig de jongere jezuïeten, die nog studeerden, niet al te graag meer wilden wonen in een huis met de oudere paters, was Kolvenbach degene die hun ideeën verdedigde en ervoor zorgde dat het ook gerealiseerd werd.

Bij zijn terugkomst in 2008 nam hij zijn oude levensritme weer op, ontvluchtte journalisten, zat het liefste op een van de laatste banken in een kerk, en kwam in de refter vlak voor het begin van het uur van de maaltijd om er, na een snelle hap, weer te verdwijnen.” Theo Vlugt schrijft: “Toen Kolvenbach in 2008 weer terugkwam had hij de ervaring van een kolossaal leven achter de rug, hij was overal geweest waar jezuïeten aan het werk waren. Voor elke reis was er een aanleiding, een zending. Eenmaal aan het einde gekomen van zijn talrijke zendingen, koos hij ervoor zich terug te trekken en in de schaduw te vertoeven. Hij leefde als een kluizenaar na alles en iedereen gezien te hebben. Je zou ook kunnen zeggen dat hij koos voor de stilte, de eenzaamheid, de discretie en de eenvoud.”

Het einde

Op 25 november was hij wat vroeger dan normaal van zijn werk in het CEDRAC weggegaan. Hij voelde zich niet erg lekker. Men bracht hem snel naar het ziekenhuis. Tegen de avond kreeg hij

het Sacrament der Zieken. De volgende ochtend is hij rustig overleden. Op zijn geboortedag, 30 november, waren in de prachtige, grote kerk van het Jezuïetencollege te Jamhour, velen bijeen voor de begrafenisplechtigheid geleid door zijn (tweede) opvolger, pater Arturo Sosa. De provinciaal, pater Dany Younès sprak zijn dankbaarheid uit naar allen die gekomen waren: familie, medebroeders, oud-studenten, bisschoppen en andere hoogwaardigheidsbekleders: ieder van U wist dat hij of zij een plaatsje had in het hart en de geest van Pater Kolvenbach. Dat was het hart van een gelovig mens, zo preekte Pater Sosa: een hart dat zich uitdrukte in de wijze waarop hij leefde. Zijn vertrouwelijke omgang met de Heer, zijn vrijheid om de H. Geest te laten handelen in en door hem, zijn dienstbaarheid aan de Kerk, die onderhevig is aan allerlei veranderingen. De apostolisch Nuntius in Libanon, Mgr. Caccia, las een boodschap voor van de Paus. De maronitische patriarch, mgr. Bechara Raï, herinnerde aan alle hulp en troost die hij de laatste 24 jaren aan Libanon geschonken had. Hij heeft Libanon gered door zijn gebed, hij heeft een straal licht doen schijnen door zijn geest en zijn intellectuele werk.

Ik eindig met de woorden, waarmee hij een herdenkingsnummer van De Heraut over de vermoorde Nico Kluiters SJ (1940-1985) opende: “Uit de jaren dat ik zelf in Libanon heb mogen werken, herinner ik me nog zeer levendig hoe ik in Beiroet, nauwelijks nadat de kanonnen na een nachtelijk bombardement zwegen, hoorde dat de vogels begonnen te zingen. Onuitroeibare tekens van hoop. Maar ons vertrouwen in de woorden van de Heer, die niet voorbij zullen gaan, berust niet op zingende vogels, maar op de verrezen Heer zelf, die de mens in het lijden tegemoet treedt. Jezus, de verrezen Heer, is ons allen voorgegaan van het lijden van het kruis tot de vreugde van de verrijzenis.”

Bekijk alle portretten

Deel