Vijftig jaar reeds woont medebroeder, ex priester-arbeider Hugo Carmeliet, in Kuregem Anderlecht.
Vijftig jaar reeds woont medebroeder, ex priester-arbeider Hugo Carmeliet, in Kuregem Anderlecht.
Ik ben geboren in Sint Niklaas in Tereken om precies te zijn. Tereken was een armoedige buurt. Mijn ouders waren sociaal ingesteld. Mijn moeder had het geërfd van haar moeder. Die bestelde melk met een ezelskar. Ze was zo getroffen door de armoede in die tijd dat ze veel melk gratis weggaf en geen geld meer had om een nieuwe ezel te kopen. Ze stuurde me wekelijks op pad met brood naar de ‘apostelhuizekens’. Ook bij de scouts hoorde sociale inzet: helpen bij gehandicapten en bij een jeugdhuis voor weeskinderen, zandzakken vullen bij de overstroming van de Schelde.
Toen ik bij de jezuïeten intrad in 1956 was ik vertrouwd met het sociale en zag mezelf niet onmiddellijk lesgeven in een college.
In 1965 had ik het geluk te kunnen aansluiten bij twee medebroeders priester-arbeiders. Een van hen was Egied Van Broeckhoven. Wij vestigden ons in een arme migrantenbuurt in Anderlecht, in de omgeving van het station Brussel-Zuid. Het was dan 1965. Het was een tijd waarin veel mogelijk was. De Kerk leefde van het concilie. De economie bloeide en er was werk in overvloed. Naast Italianen, Spanjaarden, Grieken en nog andere nationaliteiten, waren het vooral de Marokkanen die toen naar België kwamen en zich hier in de vroegere Jodenwijk vestigden. Deze buurt telde toen veel fabrieken: Salik, de jeansfabriek, Côte d’ Or, de chocoladefabriek, Philips, elektromateriaal… Ikzelf heb bij Salik gewerkt tot de sluiting van deze fabriek. Het was de tijd van de echte vriendschappen in de buurt en op het werk. Er was de ontdekking ven het arbeidsmidden.
Tijdelijk was ik in Leuven. Alle weekeinden, vrije dagen en vakanties was ik in Anderlecht. Ik werkte toen deeltijds.
Als priester wordt je niet zomaar aanvaard in een arbeidersmidden. Pas wanneer arbeiders hun grappen aan je vertellen ben je een van hen. Toen bekend geraakte dat ik priester was, was de meest radicale anti-clericaal onder hen afwezig. Zijn eerste reactie was er een van groot ongeloof. Toen hij overtuigd was vond hij het niet erg. Ik had mijn plaats tussen hen verworven.
Het statuut van priester-arbeider vindt zijn oorsprong in het begin van de twintigste eeuw. Vooral in Frankrijk kende deze wijze van leven een grote bloei. Sommigen van hen waren syndicaal actief en dat leidde tot een verbod in 1959. Zij moesten kiezen. Sommigen stopten met werken of werkten deeltijds in kleinere ondernemingen,anderen verlieten de Kerk. Wij waren een soort rebellen en moesten tegenstand overwinnen. Dank zij het Vaticaans concilie in 1965 werd het priester-arbeider zijn weer erkend als een volwaardige manier van priester zijn. Gelukkig voor ons was er ook generaal-overste Pedro Arrupe die heel sociaalvoelend was, zo dat de jezuïeten weer de draad van het sociaal engagement als priester-arbeider konden opnemen.
Er is veel veranderd in de maatschappij, in de kerk en in deze buurt. Fabrieken sloten of weken uit. Werkloosheid en armoede kwamen in de plaats. Ik werd ook een werkloze. Nu ben ik met pensioen.
Je zag de buurt verloederen. Migranten hadden geen stemrecht en waren politiek niet interessant. Jongeren zonder werk waren een gemakkelijke prooi voor drugdealers. Terwijl in Berlijn de muur werd afgebroken, werden hier muren opgebouwd om bewoners van sociale woningen te beschermen. De buurt werd getto, ondanks de inspanningen van buurtcomités die het tij wilden keren. Toen in 1997 een dealer werd neergeschoten veranderde de buurt. De muren hier werden afgebroken. Kuregem hoorde opnieuw bij Anderlecht.
Veel mensen verhuizen van hier uit. Naar betere oorden. Ook de migranten trekken weg als ze dat kunnen. Werk vinden is een probleem, maar ook een geschikte woonst. Wijzelf zijn vier keer moeten verhuizen. Het huis waar we nu wonen is niet onze echte keuze. We woonden vroeger eenvoudiger maar beter geïntegreerd. Je staat voor de keuze: dit of verhuizen. Toch blijft deze moeilijke interculturele buurt ook boeien met eigen charme en kleur. Het beste beeld daarvan krijg je op de markt van de slachthuizen die wekelijks honderdduizend bezoekers trekt. Dat komt echter niet in de media.
In veertig jaar tijd is het aantal Nederlandstalige praktiserende gelovigen teruggelopen van een 300 tot ongeveer 25. De vier taalgemeenschappen: een Spaanse, Franse, Engelse en Nederlandse vormen een groter geheel. De komt van Afrikanen heeft de Franstalige pastoraal nieuw leven gegeven. De Latino’s vervangen de Spanjaarden. Uit Nigeria komen Engelssprekenden. Af en toe vieren we met de vier gemeenschappen samen. Dat zijn sterke momenten.
Ik ben zowat vijftien jaar aalmoezenier geweest van een gehandicaptenwerking. Ik kijk op naar ouders van gehandicapte kinderen. Dat zijn echte heiligen. Daar voel ik me heel klein bij. En wat een levenskracht bij de gehandicapten zelf. Sommigen zitten levenslang in een rolstoel en toch houden zij zo volop van het leven. Ik zit ook in de beheerraad van een sociaal dienstencentrum voor bejaarden. Het is de bedoeling door het aanbieden van diensten zoals een sociaal restaurant, een boodschappendienst, dat senioren zo lang mogelijk in eigen omgeving kunnen blijven. Men heeft mij ooit voorgesteld de buurt te verlaten en andere taken op mij te nemen. Deze buurt blijft voor mij ‘heilige grond’. ‘Naar wie zou ik anders gaan?’