Pastor
Pastor
Er staat een kinderwagen in de gang, maar ik heb geen kinderen. Hij is bestemd voor één van onze mensen, een Rus uit een nabijgelegen straat. Toen hij enkele weken geleden voedsel kwam halen, nam hij welgeteld één kwartje kilo zout mee. Meer plaats had hij niet in de kleine kamer, waar hij en zijn vrouw wachten op de geboorte van hun kindje. Er komen hier nog meer mensen met kinderwagens. Het is nu eenmaal een volksrijke buurt waar ik woon. En het is een arme buurt.
Vanuit de Blaisantvest, waar in 1950 medebroeders in een rijhuis gingen wonen, zijn wij in 1996 naar de pastorie van de Maisstraat verhuisd. Binnen de kortste tijd was pater Rik Gysen hier betrokken bij de voedselbedeling. Die werd niet door de parochie georganiseerd: het was een buurtvrouw die in haar kelder het voedsel bewaarde. Dat werd uitgedeeld. Haar hart was groot, maar de beschikbare ruimte klein. Het huis waar wij introkken was ook groot, en daarom werden de voedselvoorraden naar hier verhuisd. Sindsdien klopt hier op de pastorie het hart van de voedselbedeling. Pater Rik gaf er heel wat tijd en aandacht aan. Toen hij plotseling stierf, kwam de vraag: wat gaat er nu gebeuren met de voedselbedeling en met dit grote huis? Bij de onderscheiding of we al of niet hier bleven, werd de voedselbedeling een belangrijk punt. Ik ben blij dat de beslissing kwam om te blijven en om het werk dat hier de vorige jaren groeide, verder te laten bloeien.
Eigenlijk is het hier een draaischijf van goederen en voedsel. Veel komt er binnen, veel gaat er naar buiten: naar het winkeltje waar we tweedehandsgoederen verkopen, naar de 175 gezinnen die maandelijks om voedsel komen. Op de eerste donderdag en elke dinsdagavond zijn er mensen aan de deur. Iedere mens heeft recht op voedsel. Het is ook mijn verantwoordelijkheid dat mensen uit onze buurt dit recht kunnen uitoefenen. Soms hoor ik wel eens via via het verwijt dat ik als pastoor nogal veel bezig ben met die bedelingen. Is het wel verantwoord daar zoveel tijd aan te geven? Er zijn immers nog andere noden. Toch meen ik dat het belangrijk is. Er is de evidente reden dat mensen recht hebben op voedsel en ik nu eenmaal in de mogelijkheid ben om dit in onze buurt te verzekeren. Het is niet zo gemakkelijk immers ergens een plaats te vinden om al dat voedsel op te slaan en te verdelen. Dit grote huis vraagt om zinvol gebruikt te worden door meer dan één persoon alleen.
Woensdag stond Ates aan mijn deur. Eigenlijk had hij de avond ervoor moeten komen. Twee weken geleden was het hetzelfde geweest. Op mijn opmerking dat hij niet op het juiste ogenblik kwam, zei hij dat zijn zoontje in het ziekenhuis lag. Achteraf realiseerde ik me dat ik niet eens gevraagd had hoe het met zijn zoontje was. Mensen die aan de deur voedsel komen vragen, zijn op de eerste plaats medemensen, Gods kinderen, die aandacht en respect verdienen. Velen van hen zien we nooit in de kerk. We maken geen onderscheid tussen autochtoon of allochtoon, tussen christen of moslim of ongelovige. Hen aanvaarden zoals ze zijn, met hun beperktheden, hun fouten, er zijn voor hen: is dat niet een vorm van het evangelie metterdaad te brengen? Voor die mensen wil ik een vriendelijk gezicht van de Kerk zijn, die aandacht heeft voor de kleinen en de zwakken, niet uit goesting, maar omdat Gods Kerk er aandacht voor moet hebben.
Ik vind het ook belangrijk dat dit initiatief eigenlijk een “burger”-initiatief is. Het wordt gedragen door de plaatselijke dekenij, wat in Gent ongeveer hetzelfde is als een buurtcomité. Door eraan mee te werken, probeer ik vorm te geven aan wat zo dikwijls gezegd wordt in onze documenten over samenwerking met anderen. Wat hier gebeurt is evangelie in de praktijk en het lijkt me zinvol om dit door mijn aanwezigheid en inzet te bevestigen. Enerzijds zijn we aangesloten bij het KRAS, wat soms wordt omgezet als “Kristenen aan de Rand van de Samenleving”. Om de zes weken komen we bijeen voor vorming en bespreking. Maar omdat we niet behoren tot de kerkelijke zuil, vinden we ook gehoor bij het stadsbestuur en andere officiële diensten. Het is een unieke kans om de stem van de armen daar te laten klinken. Zo wordt het voedsel van de Voedselbank naar hier gebracht door de brandweer van de stad Gent. Voor die mensen is het dikwijls een ontdekking dat er vlak naast hun deur (de brandweerkazerne bevindt zich juist achter de kerk) mensen zijn die het moeilijk hebben om rond te komen.
Jarenlang gaf ik les op het Sint-Barbaracollege. Het publiek daar is wel heel verschillend van wie hier om voedsel komt vragen. Toch was er ook vroeger reeds aandacht voor mensen in nood. Met pater Bob Ghysel ging ik indertijd mee naar mensen om kolen en voedsel te brengen. Op mijn manier mag ik die traditie verder zetten, samen met anderen. Het college draagt trouwens zijn steentje bij: tijdens de advent houdt men er sinds enkele jaren een voedselinzameling voor onze wijk. Van het retoricabal mochten we een deel van de opbrengst ontvangen. Onze voedselbedeling is een gelegenheid om hen bewust te maken van de armoede naast hun deur. Een jaar geleden is zo een hele familie uit Sint-Martens-Latem hier komen meewerken tijdens de kerstvakantie.. Regelmatig ontvangen we leerlingen van scholen.
Hudy komt al meer dan vier jaar meer dan wekelijks aan de deur. Hij is een Roma-zigeuner. Samen met zijn zieke vrouw zorgt hij voor twee kleinkinderen. Dit jaar is zijn broer overgekomen vanuit Slowakije. Er zijn nu zeven kinderen in het huis waar zij wonen: een afgedankt café. Heel wat Roma’s leven in Gent en de nood onder hen is groot. Sommigen wonen op straat. Huize Triest, gemeenschapshuis Tabor, dat in onze buurt gelegen is, probeert hen te helpen. Velen van deze mensen zijn katholiek. In hun thuislanden worden zij niet geteld en op grove wijze gediscrimineerd, ook in de nieuwe Europese staten. Een tijdje geleden vroeg de paus speciale aandacht voor hen. Met onze bescheiden hulp, rechtstreeks of via Huize Triest, willen wij daar een antwoord op geven.
Het heeft geen zin te spreken over succes. Het aantal bedeelden stijgt. Hoe meer mensen op de voedselbedeling beroep doen, hoe erger de nood is, spijtig genoeg. Succes gaat niet over aantallen. Maar als Pascal zijn verdriet kan vertellen over zijn zoon, als Jan naar de mis komt om enkel en alleen naar de preek te luisteren en dan weer weg is, als Yvonneke met haar knalgele jas en zonnebril vooraan in de kerk komt zitten bij een begrafenis, als Leonia mee uitgenodigd is voor de maaltijd van Broederlijk Delen, hoewel zij niet kan betalen, als er zoveel vriendschap en respect is, dan geloof ik dat het zin heeft en Jezus hier zichtbaar in mensen aanwezig is.
Bekijk alle portretten