Jood en jezuïet
Jood en jezuïet
Hoe kan de vriendschap van een Joodse adolescent met een negentigjarige Russische orthodoxe zuster – die bovendien een prinses is -, de jongeman er toe leiden dat hij katholiek wordt? En later jezuïet-priester? Dit laatste lijkt wellicht niet het voor de hand liggende resultaat, maar die vriendschap vertelt wel het ware verhaal van wat achter de roeping van David Mark Neuhaus sj te vinden is.
In dit interview vertelt David Neuhaus sj hoe hij geboren is in een joods gezin dat aan de gesel van de nazi’s in hun Duits geboorteland kon ontkomen. De familie emigreerde naar Zuid-Afrika en bleef daar verder leven, maar als adolescent trok David naar Jeruzalem. Daar ontmoette hij een orthodoxe zuster. Als die over haar geloof sprak, dan straalde ze de vreugde van Christus uit. Het was doorheen zijn gesprekken met deze religieuze dat hij zijn roeping ontdekte, niet alleen om christen te worden, maar om Christus te dienen als zijn woordvoerder op aarde.
David Neuhaus sj doceert bijbelwetenschappen aan het seminarie van het Latijnse Patriarchaat en aan de universiteit van Bethlehem. Zijn doctoraat politieke wetenschappen behaalde hij aan de Hebreeuwse universiteit in Jeruzalem. Hij bezit ook een diploma theologie van het Centre Sèvres in Parijs en een diploma bijbelwetenschappen van het Pauselijk Bijbelinstituut te Rome.
Ik werd geboren in een niet bijzonder sterk praktiserend joods gezin dat in Zuid-Afrika bescherming tegen de Nazi gesel had gevonden. Mijn vader bezocht geregeld de synagoge, maar thuis kenden we geen regelmatige religieuze praktijk. Ik liep school in een van de buitengewoon goede lokale scholen en daar baden we iedere morgen, bestudeerden we de Bijbel, kregen godsdienstonderricht en leerden Hebreeuws.
Mijn interesse voor deze drie vakken was niet bijzonder groot. Ik dacht dat godsdienst iets was voor oude mensen die bang waren voor de dood. Bovendien zag ik het christendom toen veeleer als een beweging die aan de oorsprong lag van het lijden van mijn eigen familie en van het joodse volk, speciaal dan in Europa, dan als iets geestelijks.
Toen ik in Israël aankwam was ik 15 jaar en behept met een hartstochtelijke interesse voor geschiedenis. Ik ging op zoek naar een Russische prinses waarvan ik wist dat zij naar Jeruzalem was overgekomen. Ik was een joodse adolescent, telg van het Russische rijk. Zo ontmoette ik zuster Barbara. Zij was bijna negentig jaren oud en meer dan vijftig jaar Russische orthodoxe zuster.
Wij brachten uren samen door, sprekend over de laatste dagen van het Russische rijk, de revolutie en haar nasleep. In de loop van onze gesprekken merkte ik dat deze toch wel bejaarde en tengere vrouw vreugde uitstraalde. Ik vond dit erg vreemd, daar zij zo goed als volledig bedlegerig was, als het ware opgesloten in een kleine kamer in een klooster. En het enige vooruitzicht dat haar geboden werd was de dood.
Zekere dag verstoutte ik mij haar te vragen: Waarom bent u zo blij? Zij wist dat ik een jood was en aarzelde eerst om iets te zeggen. Maar dan, als zij begon te spreken over de grote liefde in haar leven, toen rolden de woorden uit haar mond en straalde zij nog meer dan eerst. Zij vertelde mij over Jezus Christus, over Gods liefde die in hem haar uitdrukking vond, over haar vreugdevolle leven samen met hem in het klooster.
Ik stond verstomd. Vandaag weet ik dat ik in haar stralende vreugde voor het eerst het gelaat van Jezus zag. Onze gesprekken zetten zich nog een hele tijd voort. Zodra ik een paar maanden later mijn ouders zag, zei ik hen dat ik christen wilde worden. Zij stonden versteld. Ik beloofde hen dat ik tien jaar zou wachten, maar dat, als mijn idee onveranderd bleef, zij die beslissing moesten aanvaarden. Zij waren het hiermee eens, in de hoop dat ik na tien jaar wel tot bezinning zou zijn gekomen.
Toen ik Christus in zuster Barbara mocht ontmoeten, voelde ik mij bijna onmiddellijk tot het religieuze leven geroepen. De roeping tot het priesterschap kwam, zodra ik betekenis van Christus’ tegenwoordigheid in het sacrament van de eucharistie begon te begrijpen. Ik verlangde in Jezus’ tegenwoordigheid te blijven en zocht naar elke gelegenheid om hem te leren kennen. En tegelijkertijd verlangde ik hem naar anderen te brengen. Ik voelde dat de wereld een grote nood aan vreugde kende en dat Christus de sleutel tot de ware vreugde was.
De invloedrijkste ervaringen, waarin ik hem deze eerste jaren leerde kennen, mocht ik opdoen wanneer ik als jonge kerel in de Russische orthodoxe kerk de goddelijke liturgie meemaakte. Het lezen van de Bijbel kwam iets later. Dit is tot op vandaag mijn passie gebleven. Het duurde nog een tijd eer ik met de katholieke kerk in contact kwam.
Wat mij in die richting dreef was de universaliteit van de katholieke kerk en haar liefde en zorg voor de wereld. Wat mij troost bezorgde was het zoeken van de katholieke kerk naar een weg tot verzoening met het Joodse volk, en hoe zij trachtte recht te zetten al wat zo diep zondig was in de wijze waarop katholieken over joden en jodendom waren onderwezen.
Wat mij inspireerde was de profetische leer van de katholieke kerk over rechtvaardigheid en vrede en haar engagement tegenover de verdrukten en kansarmen. De telkens weerkerende vraag van mijn familie en vrienden was: Hoe kunt u zich bij de gemeenschap aansluiten die ons eeuwenlang heeft vervolgd?
Ik vond hulp en steun in de figuur van zijn heiligheid paus Johannes XIII, van kardinaal Augustin Bea, en van die andere reuzen van het Tweede Vaticaans Concilie en in de herformulering van de kerkelijke leer over de joden. Al vroeg begreep ik dat, als ik, een jood, tot de kerk zou toetreden, ik mij dienstbaar moest maken. Ik kon niet gaan leven als een gewoon christen. Lang voor mijn doopsel had ik begrepen dat deze dienst in sterke mate te maken had met het tegenwoordig brengen van Christus in de wereld door de viering van de sacramenten en het verkondigen van het Woord.
Ignatius van Loyola was niet het vertrekpunt. Hij kwam eerst later, gedurende de dertigdaagse retraite in mijn eerste jaar noviciaat. Het begon zo: ik voelde mij geboeid door de eerste twee jezuïeten die ik in Jeruzalem ontmoette: Pater Peter, een Amerikaan die hierheen was gekomen om als professor filosofie en theologie op de katholieke universiteit van Bethlehem (waar ik nu lees geef) te werken met de Palestijnen, en Pater José, een Nicaraguaan die hierheen was gekomen om te werken in de Israëlische Hebreeuwstalige gemeenschap en zich ten dienste te stellen van de kleine Hebreeuwstalige katholieke kerk (waarvan ik nu patriarchaal vicaris ben).
De toewijding van deze twee mannen die alles hadden verlaten om Christus te dienen, raakte mij diep. Ik kwam onder de indruk van de stevige spiritualiteit en het Intellectuele formaat van deze twee mannen. Ik kwam onder de indruk van hun vermogen om de complexe realiteit onder ogen te zien en ze niet tot slogans te herleiden. Maar vooral kwam ik onder de indruk van hun wederzijdse vriendschap in de Heer. De een was werkzaam in diepe solidariteit met de Palestijnen, de ander in diepe solidariteit met de Israëlische Joden, en toch waren zij in staat om, over de afgrond van geweld en haat heen, vrienden te zijn, samen te bidden, samen te praten en samen te lachen.
Dit opende allerlei mogelijkheden die onze realiteit geheel leek af te sluiten, en bood hoop en levensadem aan, waar die er helemaal niet meer leken te zijn. Pater José bereidde mij voor op mijn doop en hij doopte mij ook. Pater Peter regelde mijn intrede in de sociëteit van Jezus en assisteerde mij bij mijn priesterwijding.
Te leven waar Jezus leefde, rond te lopen waar Jezus liep, te leven tussen zijn volk naar het vlees is een ongelooflijk voorrecht. Als katholieken geloven we dat het ogenblik van Jezus’ verrijzenis het aanschijn van de aarde in een “heilig land” veranderde, en alle volkeren die in Christus geloven in een “heilig volk”. Maar dit bijzonder stukje land draagt onloochenbaar de sporen van Jezus’ aardse leven en de sporen van de patriarchen, de priesters, de koningen, de wijzen en de profeten. Zij gingen hem vooraf, bereidden zijn weg.
Wie hier ten volle zijn volgeling wil zijn, wordt bij iedere stap herinnerd aan de concrete daden van liefde die Jezus hier stelde. Het land waarin wij leven is een “evangelie”. Het verkondigt immers het goede nieuws van de overwinning op de dood in Christus en alles wat tot die overwinning leidde. Het echte centrum hier voor mij is de Kerk van de Verrijzenis (velen noemen ze de Kerk van het Heilige Graf). Ik tracht daar geregeld te gaan bidden, en zo mijn roeping voortdurend nieuw leven te schenken. Zo wil ik ook als bemiddelaar optreden opdat wij trouw mogen blijven aan Christus’ liefde voor de wereld.
Buiten het vieren van de sacramenten en het verkondigen van het Woord, heb ik in dit land het wel bijzondere voorrecht dat ik in het lokale diocesane seminarie professor Heilige Schrift mag zijn. Een bijzondere zending bij het onderwijzen van de Heilige Schrift hier is toch wel onze jonge seminaristen, Jordaniërs en Palestijnen, gevoelig te maken voor het geschenk dat zij de Schriften kunnen lezen in het land waarin ze werden geschreven, en de sacramenten kunnen vieren in het land waarin ze werden ingesteld. Zich hiervan bewust te zijn, dit wil ik hen toch overbrengen.
Dan bedien ik nog, hier in dit land, de kleine Hebreeuws sprekende Kerk. Bidden in het Hebreeuws, het Oude Testament bestuderen in zijn eigen taal, deel uitmaken van het joodse Israëlisch volk, dit alles doet mij voortdurend denken aan Gods’ trouw voor ons doorheen de eeuwen, in het bijzonder vanaf het ogenblik dat Hij Abraham zei: “Wees een zegen” (Genesis 12,2).
Zonder twijfel keek ik met ingehouden adem uit naar het voorgaan in mijn eerste eucharistieviering, de bedienaar zijn van Jezus’ waarachtige tegenwoordigheid in een wereld die hem zo erg nodig heeft. En toch, ik was verrast door het genadevolle karakter van het biechthoren.
De dienst van het biechthoren blijft voor mij een van de belangrijkste opdrachten van het priesterschap, omdat we in dit het sacrament van verzoening op een heel levensechte en rechtstreekse wijze contact hebben met de figuur van Jezus die vergeving predikte, daarvoor leefde en stierf. Ik keek uit naar de menselijke ommekeer die plaatsvindt rond de eucharistietafel, en ik was niet ontgoocheld. Maar de kracht van de vergeving van zonden was voor mij adembenemend. Voortdurend word ik eraan herinnerd hoe onwaardig ik ben priester te zijn omwille van mijn menselijke zwakheid en tegelijkertijd sta ik voortdurend verbaasd over het liefdeswerk dat God tot stand brengt doorheen degenen die hij als zijn priesters heeft uitgekozen.
Korte tijd voor het bezoek van de Heilige Vader in mei 2009 was ik benoemd tot Latijnse patriarchaal vicaris voor de Hebreeuwstalige katholieken. Als lid van de lokale vergadering van bisschoppen, was ik bij degenen die de Heilige Vader op iedere stap van zijn bezoek mochten vergezellen. Tengevolge van het conflict tussen de twee volkeren die hier wonen, de Israëlische Joden en de Palestijnse Arabieren, is het Heilig Land bezoeken zoveel als doorheen een mijnenveld lopen. Maar heel indrukkend was de liefde, de zorg en het diepe meeleven die de Heilige Vader voor beide volken uitstraalde, en ook de moed waarmee hij duidelijk een boodschap van hoop op verzoening, rechtvaardigheid en vrede uitsprak. De hoogtepunten waren zonder twijfel de vier eucharistievieringen (Amman, Jeruzalem, Bethlehem, Nazareth). Bij ieder van deze vieringen straalde de Heilige Vader de vreugde uit die mij vroeger tot de Kerk had aangetrokken. Wij hebben een ontzettende nood aan vreugde, want onze politieke situatie is een oorzaak van voortdurende angst.
De voorbije tien jaar ben ik professor Heilige Schrift geweest in ons diocesaan seminarie. Ik heb dus de gelegenheid om dikwijls, in het lang en in het breed, te praten met degenen die tot het priesterschap werden geroepen. Ik zeg hen: we hebben heilige priesters nodig die als een spiegel zijn van Gods leven midden onder ons, die ons bijstaan als dienaars van Gods tegenwoordigheid in de sacramenten en die Gods woord met overtuiging verkondigen.
We hebben priesters nodig die vervuld zijn van geloof, die hoop uitstralen, die de mensen van onze tijd liefhebben en die in vreugde leven… ja, vreugde is ons tastbare getuigenis van de overwinning over vrees, zonde en dood. Christus heeft die immers voor ons reeds overwonnen door zijn verrijzenis. En hiervan moeten we getuigen in een wereld die van deze overwinning weinig laat blijken.
Bekijk alle portretten