Jezuïet Kim Tae-jin werkte anoniem in een fabriek in Camboja, naast de uitgebuite arbeiders. “Ik hoorde het gefluister van de Heilige Geest die mij uitnodigde om bij de fabrieksarbeiders te zijn, maar ik was bang.”
Jezuïet Kim Tae-jin werkte anoniem in een fabriek in Camboja, naast de uitgebuite arbeiders. “Ik hoorde het gefluister van de Heilige Geest die mij uitnodigde om bij de fabrieksarbeiders te zijn, maar ik was bang.”
Ik ontmoette SreyTot op een zaterdag in het begin van 2016. Ze was een arbeidster in een kledingfabriek in het industriecomplex TuolPongro. “In onze fabriek kunnen we niet naar het toilet wanneer we willen.” Ze voegde eraan toe: “We worden ontslagen als we niet overwerken.” Ik reageerde boos. “Wat? Dat kunnen ze niet maken. Het is een schending van de mensenrechten! Meld dit bij de vakbond.” Ze kneep haar ogen dicht, schudde haar hoofd en zei: “Pater, u heeft geen idee wat er zich in een fabriek afspeelt.”
Jarenlang bezocht ik elk weekend het industriecomplex van TuolPongro. Ik kwam steeds dichter bij de Cambodjaanse arbeiders staan, dacht ik. Maar SreyTot deed me beseffen dat ik in een veilige burcht had geleefd: de Kerk, een universiteit en de Sociëteit van Jezus. Aldus kon ik de arbeiders niet zien zoals ze waren.
In de tweede week van de Geestelijke Oefeningen, kijkt de Zoon neer op de wereld en staat erop om daar neer te dalen. Nu denk ik dat ik een glimp heb opgevangen van het waarom. De enige manier voor Jezus om de mens ten diepste te begrijpen, met hem mee te voelen en te redden was ongetwijfeld de incarnatie: werken en leven op dezelfde plaats en op dezelfde manier als de mens.
Ik hoorde het gefluister van de Heilige Geest die mij uitnodigde om bij de fabrieksarbeiders te zijn, maar ik was bang. Niet vanwege de barre arbeidsomstandigheden. Het arbeidersprotest in 2014 liep uit op een bloedbad nadat de regering militair geweld had gebruikt, met vijf doden en tientallen gewonden tot gevolg. Sindsdien houdt de regering arbeidersgroepen in de gaten, vooral de buitenlanders die arbeiders benaderen.
In oktober 2018 kreeg ik werk in een fabriek. Niemand behalve de fabrieksdirecteur wist dat ik een katholieke priester was. De eerste vier maanden werkte ik in een magazijn. Wanneer de containers van dertien meter hoog aankwamen, openden we de achterdeur, laadden we grote rollen stof uit en droegen we elke rol op onze schouder. Later werd ik aangesteld op een inpakafdeling waar ik de eindproducten in plastic zakken deed, daarna in dozen om ze tenslotte in een container te schuiven.
Naaimachinebedienden werden vaak gedwongen elf tot twaalf uur per dag te werken om de quota te halen. Als ze ziekteverlof wilden opnemen of hun kinderen naar het ziekenhuis wilden brengen, zetten ze hun baan op het spel. Gewoonlijk kreeg elke fabricagelijn twee toiletkaartjes. Om de werkstroom op gang te houden kunnen niet meer dan twee personen tegelijk naar het toilet. De dwingende houding van de lijnmanager maakte het moeilijk voor hen om een beroep te doen op hun wettelijke rechten op ziekteverlof of betaald vakantieverlof.
Arbeiders waren als fruitvliegjes gevangen in een spinnenweb. Arme gezinnen van het platteland sturen hun kinderen naar de stad om geld te verdienen. Deze liegen over hun leeftijd om in een fabriek te kunnen werken. Van de 250 dollar die ze verdienen met overwerken, sturen ze er 200 naar huis. Met dit geld kunnen hun ouders hun schulden afbetalen en de jongere kinderen voeden en een opleiding laten volgen.
Drie tot vier arbeiders delen een kamer van 30 dollar en ze eten elke dag drie maaltijden uit voedselkarren. Ze laten huis en gezin achter, missen kansen op onderwijs, leiden een leven gebonden aan een naaimachine, brengen hun jeugd door om oud te worden, terwijl ze hun leven en dat van hun gezin nauwelijks te verbeteren. Toen ik in de fabriek naar hen keek, realiseerde ik me wat essentieel voor hen was: kunnen lezen, hygiëne, gezondheid en een stabiel inkomen.
In januari 2020 ben ik gestopt met werken in de fabriek om een avondschool te openen, RUOM (Samen), die alfabetiseringslessen aanbiedt. De arbeiders komen om 6 uur ’s avonds na 10 uur werken; we eten, lachen samen en leren het Khmer alfabet.
Onlangs ben ik weer begonnen Oost-Aziatische filosofie te doceren aan de Koninklijke Universiteit van Phnom Penh. Mijn wens is dat de studenten-arbeiders elkaar blijven ontmoeten en hun activiteiten op eigen kracht voortzetten.
Net als bij Jezus’ menswording komt aan het einde de dood, het sterven aan het vroegere ik. Door de incarnatie als fabrieksarbeider werd mijn lichaam opnieuw geboren. Oorsuizingen en slapeloosheid die me jarenlang hadden gekweld, waren verdwenen om plaats te maken voor schouderpijn en jeukende huid, waarschijnlijk als gevolg van de zware rollen stof en de gifstoffen op de werkvloer.
Vroeger kon ik niet begrijpen waarom ze niet naar het toilet konden, waarom ze moesten overwerken, waarom ze zo vaak ziek werden, waarom ze bier dronken, waarom ze na het werk uit volle borst karaoke zongen, waarom ze zware make-up en onthullende kleren droegen, waarom ze niet konden lezen en schrijven, waarom ze geen geld konden sparen… Aan de andere kant van de muur hing een spinnenweb dat ik nu duidelijk zie. Het werd zichtbaar toen ik voet zette op dezelfde grond als zij, hen van aangezicht tot aangezicht kon zien en ook bij mij het zweet langs mijn rug liep.
Uit “Jesuits 2022 – The Society of Jesus in the world”
Bekijk alle nieuwsberichten