Homilie van Mark Rotsaert sj op het feest van de heilige Ignatius
Homilie van Mark Rotsaert sj op het feest van de heilige Ignatius
De Constituties van de Sociëteit van Jezus – de leefregel van de jezuïeten – bestaan uit 827 paragraafjes met richtlijnen, regels, voorschriften allerhande die een jezuïet moeten helpen samen te leven en te werken als lid van de orde. Het kan veel lijken, maar ze zijn niet allen even belangrijk. Bovendien voegt Ignatius er regelmatig aan toe dat dit alles moet worden aangepast aan personen, tijd en plaats. Dus, geen concrete richtlijnen die voor iedereen, altijd en overal letterlijk zouden moeten worden toegepast. Ook de Geestelijke Oefeningen staan vol richtlijnen allerhande in verband met het gebed, maar ook daar geldt: alles moet worden aangepast aan degene die de oefeningen doet. In de Constituties en in zijn Brieven geeft Ignatius wel een gulden regel: je moet je vooral laten leiden door de ‘discreta caritas’, de liefde die weet te onderscheiden wat goed is. In een instructie aan de jezuïeten die naar Ethiopië worden gezonden, bepaalt Ignatius heel precies hoe ze te werk moeten gaan om dat land terug in verbondenheid met de kerk van Rome te brengen. Ze moeten eerst zich tot de koning wenden en hem tot vriend proberen te maken, ze moeten welbepaalde geschenken voor hem meenemen, wie vervolgens aanspreken en met welke geschenken, hoe ze scholen kunnen beginnen, hoe ze bepaalde misbruiken bij de bevolking kunnen helpen uitroeien, hoe ze liturgie moeten vieren, hoe ze zich moeten kleden, enz., tien bladzijden lang. Maar de laatste paragraaf luidt: “Dit alles geef ik u mee als advies, maar als u, ter plaatse, denkt dat het anders moet, doe het dan anders, en laat u leiden door de ‘discreta caritas’ en de zalving van de Geest. Zo zal Ignatius in de Constituties ook niets opleggen aan de gevormde jezuïet wat zijn gebed betreft – hoeveel hij moet bidden, hoe en wat bidden, enz. Hij veronderstelt dat de jezuïet geleerd heeft zich te laten leiden door de liefde die weet te onderscheiden wat goed is.
Wat de vorming van de jonge jezuïet betreft, legt Ignatius het accent op de ascetische en spirituele vorming. Hij voegt zich hier in in de traditie van de kerk. Vanaf het begin van het religieuze leven met de woestijnvaders tot en met de Regel van Benedictus en de Constituties van de franciscanen en die van de dominicanen was de gehoorzaamheid vooral een ascetische deugd, die je alleen kon verwerven door veel zelfverloochening. Polanco, de secretaris van Ignatius, had die geschiedenis bestudeerd om Ignatius te helpen bij het opstellen van de Constituties. De vele citaten uit die beginperiode van het religieuze leven, die terug te vinden zijn in de Constituties en in de Brieven van Ignatius, zijn dus het werk van Polanco. Die ascetische opvatting over de gehoorzaamheid is dus niet iets typisch ignatiaans, het is de traditie binnen het religieuze leven. Maar Ignatius verlangde dat de jonge jezuïeten daarin werden getraind, zodat ze later vrij zouden zijn om gezonden te worden waar de nood het grootst was. Die ascetische vorming moest het fundament worden van een meer apostolische gehoorzaamheid.
Maar hij heeft moeten constateren dat dat fundament niet altijd goed gelegd was, en daarom schreef hij nog verschillende brieven over de gehoorzaamheid, waarin hij telkens uitvoerig verwijst naar dat fundament. Zo is er de beroemde ‘brief over de gehoorzaamheid’ gericht tot de jezuïeten in Portugal. De Portugese provincie was in een diepe crisis: de nieuwe provinciaal, pater Miron, was erin geslaagd om de hele provincie te verdelen onder voor- en tegenstanders van zijn voorganger, pater Rodriguez, één van de eerste gezellen van Ignatius. Ignatius wilde de eenheid herstellen langs de gehoorzaamheid – een gehoorzaamheid die gelijkvormigheid eiste van het verstand en de wil met die van de overste, in dit geval Ignatius. “Jezuïeten moeten uitmunten in gehoorzaamheid” zo schrijft hij. Die brieft staat vol citaten uit het begin van het religieuze leven. Bovendien weten we dat die brief niet door Ignatius zelf is geschreven, maar door Polanco, zijn secretaris – in opdracht van Ignatius, dat wel. De interpretatie van die brief door de eeuwen heen heeft ertoe bijgedragen een nogal eenzijdig beeld van Ignatius op te hangen. Maar er is nog een andere tekst die een karikatuur van Ignatius heeft helpen maken. In het zesde deel van de Constituties lezen we: “Je moet je door de overste laten leiden als een dood lichaam (een lijk, een ‘kadaver’) of als een stok in de hand van een oude man.” Zo’n beeld paste goed bij het beeld van Ignatius de militair – die hij nooit is geweest – en bij het beeld van de Sociëteit als het leger van de paus – wat ze nooit is geweest. Die beelden als ‘lijk’ of ‘stok’ komen niet van Ignatius, Polanco heeft ze gevonden in de geschiedenis van het religieuze leven. Zo heeft hij het beeld van ‘gehoorzamen als een lijk’ kunnen vinden in de levensbeschrijving van Franciscus van Assisi door Tomaso de Celano. Maar het beeld werd al in de zesde eeuw gebruikt door woestijnvaders. De opvatting van Ignatius over gehoorzaamheid is veel genuanceerder en rijker.
Uit een instructie over de verhouding ‘overste-medebroeder’ blijkt duidelijk dat Ignatius een actieve gehoorzaamheid op het oog heeft. De jezuïet wordt verondersteld met initiatieven en voorstellen af te komen. Gehoorzaamheid veronderstelt dialoog en wederzijds vertrouwen. Wist Ignatius of voelde hij aan, dat een medebroeder innerlijk vrij was, dag gaf hij hem ‘carte blanche’ – hij kon dan zeer ruim zijn. Maar wist hij dat de medebroeder zijn eigen wil wilde doorzetten of uit was op eigen eer en niet op de grotere eer van God, dan kon hij ook streng zijn. In verschillende brieven komt Ignatius terug op een belangrijk aspect van de gehoorzaamheid, namelijk de ‘representatio’. Ben je ervan overtuigd dat de beslissing die de overste genomen heeft, niet de goede is, dan ‘moet’ je terug in gesprek met hem gaan. En zo nodig herhaal dit je tot twee, driemaal toe. Uiteindelijk – maar niet eerder – heeft de overste het laatste woord. De provinciaal van Sicilië, pater Domenech, schrijft een boze brief naar Ignatius waarin hij zich beklaagt over de kwaliteit van de jezuïeten die naar Sicilië worden gezonden – of beter: het gebrek aan kwaliteit. Hij krijgt een boos antwoord van Ignatius, die schrijft: door je ongenoegen overal te verspreiden, plaats je je buiten de gehoorzaamheid. Trouwens, in verschillende steden van Italië is de situatie beduidend slechter dan in Sicilië. Dus, klaag maar niet. Maar toch, blijf me je reacties sturen over de jezuïeten die ik zend, maar dan liefst op een andere toon, meer bescheiden.
Maar wellicht is het meest oorspronkelijke in Ignatius’ visie: de gehoorzaamheid als band die de groep bijeenhoudt. Zo hadden Ignatius en de eerste gezellen beslist na een maandenlange gezamenlijke onderscheiding in 1539. Dit vinden we terug in het achtste deel van de Constituties. Daar creëert Ignatius bovendien een nieuwe functie, die van ‘collateralis’ – iemand die een ander terzijde staat. Bij voorbeeld, wanneer iemand met weinig ervaring als overste wordt benoemd, kan men hem een ‘collateralis’ toevoegen, die hem geen gehoorzaamheid verschuldigd is. De ‘collateralis’ moet zorg dragen voor de eenheid van de medebroeders onderling en met de overste¸ hij moet als een ‘vredesengel’ een broederlijke sfeer in stand zien te houden. De overste, van zijn kant, moet de ‘collateralis’ een bijzondere waardering en liefde toedragen en vertrouwelijk met hem omgaan. Met andere woorden, om iemand in zijn functie te helpen, geef hem een vriend! Gehoorzaamheid als vriendschap. Tot die finesse was Ignatius gekomen.
Mark Rotsaert sj
Homilie op het feest van Sint-Ignatius
31 juli 2012, Heverlee
Bekijk alle nieuwsberichten