Nico Kluiters sj: martelaar voor geloof, gerechtigheid en vrede

do 20 jan 2022 Gerechtigheid / Jezuïeten / Kerk / Wereldwijd /
Nico Kluiters: Een martelaar voor geloof, gerechtigheid en vrede

Illustratie door Tynke van Schaik.

Wie was pater Nico Kluiters? Dit uitvoerige portret neemt je mee naar het hart van zijn missie in Libanon, waar hij tien jaar lang zijn krachten gaf en uiteindelijk zijn bloed vergoot.

Wie was pater Nico Kluiters? Dit uitvoerige portret neemt je mee naar het hart van zijn missie in Libanon, waar hij tien jaar lang zijn krachten gaf en uiteindelijk zijn bloed vergoot.

Nico Kluiters werd op 14 maart 1985 op wrede wijze gedood, maar zijn nagedachtenis is nog steeds springlevend en een zegen voor het volk in het noorden van de Bekavallei (in het oosten van Libanon), waar hij zijn pastorale dienst verrichtte en zich inzette voor sociale en economische verbetering. Daarbij heeft hij 10 jaar lang al zijn krachten gegeven en heeft tenslotte ook zijn bloed vergoten. 

In een tijd waarin het volk van het Midden-Oosten nog steeds vreselijk wordt getroffen door conflicten en christenen worden gedreven om hun land te verlaten, is het terecht dat de Sociëteit van Jezus de zaak van de zaligverklaring van pater Nico Kluiters bevordert “op grond van het martelaarschap”[1].

Roeping tot religieus leven

Pater Nico werd in 1940 in Delft geboren in een familie met een sterke katholieke traditie: ze hadden een degelijk bedrijf, een melkhandel. Hij had een jeugdige belangstelling voor kunst. Hij begon met schilderen en in het bijzonder met tekenen, volgde daarbij een aantal jaren een opleiding en begon zelfs les te geven op scholen. 

Maar hij voelde een roeping tot het religieuze leven, gevoed door enkele boeiende ervaringen, zoals bezoeken aan Taizé, de betrokkenheid bij de Kleine Broeders van Charles de Foucault, de voddenrapers van de Abbé Pierre, een benedictijnenklooster, enz. Dit bracht hem ertoe een verzoek in te dienen om toegelaten te worden tot het noviciaat van de Sociëteit van Jezus, waar hij intrad in 1965. Zijn artistieke roeping werd niet verstikt, maar werd onderdeel van een grotere roeping. Zoals hij later zou zeggen, zinspelend op Petrus die een “mensenvisser” was geworden: hij had zich geroepen gevoeld om “mensenschilder” te worden.

Missionaris worden

In de postkoloniale tijd, eind jaren vijftig, werden de Nederlandse jezuïeten die zich voor de missies hadden aangeboden, niet meer toegelaten in Indonesië. Daarom zond de Algemene Overste hen naar het Midden-Oosten, om zich te voegen bij de destijds overwegend Franse jezuïeten in de regio.[2] 

Het verlangen naar de missie was voor Nico vanaf het begin zo duidelijk, dat hij na iets meer dan een jaar noviciaat werd gestuurd naar Bikfaya in Libanon. Daar rondde hij zijn tweede noviciaatsjaar af en maakte een begin aan het studeren van de Arabische taal.

Naast zijn artistieke neiging was Nico iemand met aandacht voor de problemen en de realiteit van het leven en in het bijzonder voor het leven van eenvoudige mensen die in armoede leven. In Beiroet ging hij tussen 1968 en 1970 met grote inzet naar de Libanese School voor Maatschappelijk Onderwijs, en studeerde er af als maatschappelijk werker.

In Libanon werd dit beroep destijds beschouwd als een activiteit die meer geschikt was voor vrouwen dan voor mannen, maar Nico begreep heel goed hoe nuttig het zou zijn bij het uitvoeren van zijn toekomstige dienstbetoon. Hij was geen intellectueel, maar hij volgde ijverig de studies die nodig waren voor de priesteropleiding: filosofie in Frankrijk en theologie in het Oosterse Seminarie van Beiroet. Op die manier maakte hij zich vertrouwd met de wereld van de Libanese geestelijkheid van de verschillende Oosterse Riten, waarmee hij in de toekomst zou samenwerken.

In de Bekavallei

Een jaar na zijn priesterwijding in Amsterdam (1973) werd Nico door zijn oversten toegewezen aan de jezuïetengemeenschap van Taanayel, waar men een pastorale werkgroep aan het oprichten was, bestaande uit priesters, religieuzen en leken. Deze werkgroep werd aangestuurd door enkele jonge jezuïeten, met als doel pastoraal werk te verrichten, en ten dienste te zijn van het volk van de Bekavallei.[3]

In de voorgaande decennia was de traditionele zorg van de jezuïeten in Libanon vooral educatief –denk aan het beroemde College van Jamhour en de Universiteit Saint Joseph. Hun werk beperkte zich tot de regio van Beiroet. Taanayel, een ruim huis met een boerderij in het hart van de Bekavallei – die zich in zijn lengte van 160 km uitstrekt tussen de gebergten van de Libanon en de Anti-Libanon op 900 meter boven de zeespiegel – was een geschikte locatie voor ontmoetingen, retraites en gastvrijheid. Een goed uitgangspunt voor de coördinatie van allerlei werk in een uitgestrekte regio, waar christenen weliswaar in de minderheid zijn maar leven in gemeenschappen bestaande uit verschillende dorpen, zij het nogal geïsoleerd van elkaar. 

Voor pater Nico, die verantwoordelijk was voor het werk in het noordelijke deel van de regio, zou Taanayel de religieuze gemeenschap blijven waar hij – op enkele periodes van afwezigheid na – regelmatig één dag per week zou terugkeren en waar hij na zijn dood werd begraven.

Bevordering van sociale gerechtigheid

Toen pater Nico in 1976 werd geïnterviewd, rond de tijd dat hij de laatste fase van zijn jezuïetenvorming in België had voltooid (het zogenaamde “Derde Jaar” van de vorming), wees hij nadrukkelijk op de diepgaande overeenstemming tussen van de ene kant de apostolische zending van zijn gemeenschap, en anderzijds de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie en de onlangs afgesloten 32e Algemene Congregatie van de jezuïeten: “Wij hechten veel belang aan de bevordering van de sociale rechtvaardigheid in het hart van de dienst aan het geloof… Ons jonge team werd aangemoedigd om vooral pastorale activiteiten te ontwikkelen onder de meest ongeschoolden, door de geestelijken en religieuzen te helpen, en door de zorg voor verlaten parochies en het religieus onderwijs. Deze oriëntatie is kenmerkend voor onze benadering om gerechtigheid te bevorderen”[4].

In het begin van zijn missie (1974-75) verplaatste Nico zich vaak per auto tussen de dorpen van zijn pastoraal gebied, waarbij hij zich in het bijzonder wijdde aan de catechese en de vorming van catechisten. Er was een jonge catechist, Ghassibé Keyrouz, die hem met bijzondere toewijding volgde en duidelijk tekenen vertoonde van een priesterroeping. Tussen hen ontstond een diepe vriendschap. 

Toen in april 1975 de burgeroorlog uitbrak, werd de politieke situatie gespannen. Er waren veelvoudige botsingen. In de straten kwamen ontvoeringen en moorden veelvuldig voor. Uit voorzichtigheid werd Nico eind 1975 naar het buitenland gestuurd voor zijn “Derde Jaar”. Voordat hij vertrok nam hij Ghassibé mee naar het jezuïetencollege in Jamhour zodat hij daar op een veiliger plek aan zijn studie kon beginnen.

Vergeef het hen

Vlak voor Kerstmis keerde Ghassibé, ondanks het risico, terug naar zijn dorp Nabha om het feest samen met zijn moeder te vieren. Hij werd onderweg gedood, niet ver van zijn dorp. In zijn kamer in Jamhour had hij een verontrustend testament achtergelaten: “Toen ik dit testament begon te schrijven, was het mogelijk dat een ander deze plaats zal innemen… Iedereen is in gevaar… Ik zie mezelf aangevallen en gedood worden op de weg naar mijn dorp. Mocht deze situatie zich voordoen, dan laat ik een woord na voor mijn familie, voor de mensen van mijn dorp en mijn land. Tot mijn moeder en mijn zussen zeg ik met het volste vertrouwen: “Wees niet verdrietig, of huil of klaag tenminste niet overdreven; deze afwezigheid, hoe lang die ook duurt, is kort. Het is zeker dat we ons in de eeuwige woonplaats van de hemel zullen terugvinden… Ik heb iets van u te vragen: vergeef met heel uw hart degenen die mij hebben gedood. Vraag samen met mij dat mijn bloed, zelfs als dat van een zondaar is, mag dienen als losgeld voor de zonde van Libanon; dat het, vermengd met dat van alle slachtoffers die gevallen zijn, van welke partij en religieuze belijdenis dan ook, wordt aangeboden als de prijs van de vrede, liefde en harmonie die uit dit land en ook uit de hele wereld verdwenen zijn… Beschouw mijn begrafenis als de dag van mijn wijding, niet vertroebeld door verdriet.” Ik vraag iedereen om vergeving, want ik voel me zondig naar iedereen toe. Moed… ik ben een zondaar, in de woonplaats van Christus de Verlosser.”[5]

Nico Kluiters sj: martelaar voor geloof, gerechtigheid en vrede 1

Nico Kluiters met catechist Ghassibé Keyrouz.

Nico kreeg het nieuws van de dood van Ghassibé toen hij al in Europa was, maar de herinnering aan hem en zijn martelaarschap vergezelde hem voor de rest van zijn leven. Hij zou de laatste wil van zijn jonge vriend met zich meedragen totdat hij 10 jaar later hetzelfde lot zou ondergaan, op zeer korte afstand van de plaats waar Ghassibé werd gedood.

De bouwplaats van Barqa

In 1976, toen het Syrische leger de Bekavallei bezette, werd de situatie relatief rustiger en hervatte Nico zijn werk. Zijn werkterrein was groot, maar vond zijn centrale referentie in het Maronitische dorp Barqa (ongeveer 1700 inwoners) op de hellingen van de berg Libanon; daar werd hij officieel pastoor in 1981. Vanuit een grote discretie en intelligentie stond hij toch dicht bij de mensen, hun manier van leven, hun problemen. “Eigenlijk werd ik pastor van de herders. Ik leerde wat het betekent om pastor te zijn. Ik heb herders hun kuddes zien verlaten om tientallen dagenlang op zoek te gaan naar de verloren schapen, en hoe ze samen met hun beesten sliepen, doordrenkt van hun stank. In mijn auto nam ik ze mee en dan moest ik de ramen openen, zelfs midden in de winter! Ze zijn onafscheidelijk van hun kudde, zeven dagen per week, jaar na jaar… Voor mij was het alsof ik in de manier waarop mijn parochianen leven, het leven van de Heer onder ogen kreeg”[6].

Maar het is lang niet zo moeilijk, zich aan te passen aan de hardheid van het leven van de armen, dan geconfronteerd te worden met de diepte van de verdeeldheid in en tussen de grote gezinnen, de verschillende clans die het kleine dorp uitmaken, de moeite die het kost om tot verzoening te komen en zo een religieuze en menselijke gemeenschap op te bouwen die in staat is om samen vorm te geven aan haar toekomst. Met grote intensiteit voelde Nico de kracht van het kwaad waartegen hij voortdurend moest vechten. Maar hij werd niet ontmoedigd en in 1980 vond er een officiële verzoening plaats tussen twee tegenstanders, met zijn rituelen en verplichtingen, die bijdroeg aan de verandering van de situatie.

Catechese én sociale promotie

In Nico’ werk gingen het pastorale en religieuze aspect van de catechese, in de viering van de sacramenten en de geestelijke vorming, hand in hand met het werken aan de economische en sociale promotie, zodat zijn parochianen betrokken waren bij de opbouw van de toekomst van hun gemeenschap op haar grondgebied, en zo konden weerstaan aan de sterke verleiding om te emigreren, gezien het ontbreken van toekomstperspectieven.

Geleidelijk werd Barqa zo een “grote bouwplaats”. De initiatieven werden steeds talrijker. Nico kreeg hulp van buitenlandse instellingen, maar in wezen werden de initiatieven gerealiseerd en ondersteund door de actieve deelname en economische bijdrage van de mensen zelf. 

Voorbeelden hiervan zijn: de aanleg van een weg om de landbouwgrond op de berg boven het dorp te bereiken; de aanleg van reservoirs en kanalen om het land te irrigeren en daar fruitbomen te kweken als alternatief voor de winstgevende teelt van hasjiesj; de bouw van een nieuwe kerk in de nieuwgewonnen landbouwgrond en een schuilplaats voor de herders in de zomer; een nieuwe school in het centrum van het dorp: ontmoetingsplek en brandpunt van het verenigingsleven voor een gemeenschap die tot dan toe verdeeld was; een naai-atelier om werk te geven aan vrouwen; een parochiehuis met een grote ruimte voor vergaderingen, activiteiten en feesten.

De kwetsbaarheid van zijn aanwezigheid

Nico zag hoe noodzakelijk het was continuïteit te brengen in alles wat met zoveel moeite was begonnen. Vele malen stelde hij zichzelf de vraag, wat het nut was van zijn inspanningen, telkens als hij geconfronteerd werd met krachten die zich verzetten tegen zijn missie en die probeerden verdeeldheid te zaaien en te ontmoedigen. 

Hij begreep de kwetsbaarheid van zijn aanwezigheid en werkte daarom hard om een kleine gemeenschap van religieuzen in Barqa te laten komen wonen. Zoals zo vaak het geval is, zouden de zusters de stabiliteit en de continuïteit van de aanwezigheid van de Kerk in het dagelijks leven van de mensen vertegenwoordigen, met hun aandacht voor de gezinnen, de vrouwen en kinderen, de zieken en de bejaarden. Uiteindelijk reageerden de Zusters van de Congregatie van de Heilige Harten positief op zijn verzoek. Dus werd er voor hen samen een klooster gebouwd, de apotheek en vele andere activiteiten werden door de zusters ondersteund. Nico was hier erg blij mee en had het gevoel dat hij zijn missie enigszins had volbracht.

Een wonder

Terugkijkend op zijn ervaring in Barqa in 1984 had hij het herhaaldelijk over een wonder. “Wonderbaarlijk genoeg heeft de Kerk de kans gezien om in een tijd waarin de economische situatie in onze regio zo slecht is, een band van onderlinge solidariteit op te bouwen in het dorp, van waaruit het dorp veel werk heeft verricht voor zichzelf. Bovendien heeft dit de moed versterkt om verder te bouwen aan de toekomst”. 

“Het ‘wonder’ van mijn roeping in de Bekavallei is dat ik een transformatie heb kunnen meemaken: de dorpelingen die tegen elkaar vochten zijn veranderd in mensen die samen aan hun toekomst bouwen. Maar de mens is zo kwetsbaar. Hoe vaak wil de Heer niet dat we het hem vragen: ‘Laat ons niet in de verleiding komen’, zodat de genade ons kan bevrijden van een nieuw kwaad? Is Christus, die voor Petrus heeft gebeden (Lucas 22,32) om hem te behoeden voor het kwaad, niet ook degene die ons kan behoeden in deze wereld, waar geweld en machtsdrift zo’n grote rol spelen? Alleen door dit geloof kan ik met heel mijn hart werken aan een betere wereld. Slechts één heeft ons gered van het kwaad. Vastgespijkerd aan een kruis, richt zijn blik zich ook op mij en hij vraagt me: ‘Durf je te geloven dat ik ben gekomen om Liefde in deze wereld te brengen? En dan vraagt hij me opnieuw: ‘Durf je me te volgen voor het heil van de mensheid en van ieder mens?’ Verlegen hef ik mijn ogen naar hem op, want wat kan ik anders antwoorden dan dat ik mijn best zal doen?”[7].

De kruisweg in Barqa

Een van Nico’s meest karakteristieke pastorale initiatieven waren de kruiswegstaties die sinds 1980 elke Goede Vrijdag in Barqa plaatsvonden. Een echte “heilige voorstelling” gekostumeerd, met Jezus die een groot kruis droeg, en om hem heen alle andere personages, gespeeld door plaatselijke “acteurs”. De kruisweg ging langs de centrale weg van de ene kant van het dorp naar de andere, waarbij letterlijk de hele bevolking werd betrokken door diepe spirituele emoties en waardoor ook de gelovigen uit de nabijgelegen dorpen aangetrokken werden. Hier kreeg de artistieke roeping van Nico opnieuw kans tot uitdrukking te komen, volledig geïntegreerd in de pastorale roeping: “Je zult een schilder van mensen zijn…”

Nico Kluiters sj: martelaar voor geloof, gerechtigheid en vrede

Martelaarschap als vervulling

Eind 1984, na de viering van de installatie van de zusters in oktober in de nieuwe communiteitszaal – waaraan twee bisschoppen uit de omgeving en ook de provinciaal van de jezuïeten deelnamen, en de hele streek in jubelstemming was – en na de viering van Kerstmis, verliet Nico Barqa voor een tijd van bezinning en gebed.

Hij vond dat een belangrijke fase van zijn missie was volbracht en bood zich bereidwillig aan zijn superieuren aan, om naar Soedan te gaan, waar de provincie van zijn orde nieuwe werkgebieden opende. Enkele maanden bracht hij door in Rome, en nam daar deel aan een cursus Ignatiaanse Spiritualiteit en daar had hij ook een ontmoeting met de algemene overste van de jezuïeten, pater Peter-Hans Kolvenbach: die kende hem heel goed, want hij was zijn studieprefect geweest in Beiroet en vervolgens zijn Provinciaal Overste. Nico had vertrouwen in Kolvenbach en met hem bad hij ook in de kapel van La Storta, bij Rome, waar de heilige Ignatius duidelijker en intensiever zijn roeping voelde om de Heer Jezus te volgen bij het dragen van het kruis.

Tegen het einde van zijn verblijf in Rome besloten zijn superieuren hem terug te sturen naar Libanon en de Bekavallei, ondanks de toekomstige risico’s en vele onzekerheden. Nico verwelkomde de beslissing vanuit zijn gebruikelijke grote beschikbaarheid. Op 1 maart was hij terug in Taanayel, en de volgende dag in Barqa, feestelijk en triomfantelijk verwelkomd door het volk, dat niet op zijn terugkeer gerekend had. Daarna volgden nog enkele dagen van autoritten door de streek, zoals hij gewoon was, ook al was de situatie gespannener geworden na een omstreden overeenkomst, in Damascus gesloten tussen Christelijke, Druzische en Sjiitische milities. Op de avond van 13 maart was Nico in het dorp Hermel, bij de zusters Franciscanessen, en daar bracht hij de nacht door. De volgende ochtend vertrok hij naar Barqa, waar hij verwacht werd voor een ontmoeting met het hoofd van de Orde van Malta, die zijn verschillende activiteiten ondersteunde.

De dood van Nico Kluiters sj

Nico is daar nooit aangekomen. Op 1 april werd zijn lichaam, met tekenen van gruwelijke martelingen, gevonden op de bodem van een natuurlijke kloof van 97 meter diep, niet ver van Nabha, niet ver van de plaats waar ook Ghassibé was vermoord. Het was zeker, dat Nico het slachtoffer was van een hinderlaag langs een gevaarlijke weg, die hij zelf meestal afraadde, en die hij waarschijnlijk die ochtend had gekozen omdat hij te laat was voor zijn belangrijke afspraak in Barqa.

De begrafenis werd gevierd op 3 april in Taanayel, in de Kapel van de Consolata. Het was de woensdag van de Goede Week. De mannen van Barqa konden er niet bij zijn, want voor hen was de situatie te gespannen en riskant, maar de vrouwen waren wel aanwezig. De emoties waren heftig. De mis werd gevierd met witte gewaden als teken van de hoop op de opstanding. Zijn moeder, op de hoogte gebracht van de gewelddadige moord op haar zoon, schreef: “Toen ik accepteerde dat Nico in die streek ging werken, heb ik alles geaccepteerd”.

Daarheen gaan waar anderen aarzelen

Pater Kolvenbach, die zich zich ervan bewust was dat hij een beslissende rol had gespeeld bij de terugkeer van Nico naar Libanon, schreef aan zijn confraters: “We voelen ons opnieuw verenigd met elkaar en geïnspireerd door de martelaren van onze Sociëteit, die van vroeger en die van nu: broeders die in Afrika gevangen zitten of achter ijzeren of bamboe gordijnen; broeders in Latijns-Amerika, die uit liefde voor de armen, in naam van het Evangelie, lichamelijk en geestelijk worden gemarteld; broeders zoals Nico Kluiters, die om zijn geloof met wrede en onbegrijpelijke haat werd vermoord.

Net als zijn gemartelde broeders zocht hij het martelaarschap niet. Maar dit was de bekroning van een apostolische keuze, gemaakt in totale trouw aan de traditie van de Sociëteit: daarheen te gaan waar anderen aarzelen om te werken en waar het werk bijzonder moeilijk is. De parochie aan Nico toevertrouwd had lang zonder pastoor gezeten, omdat de streek niet veilig was en de situatie van de christenen vanuit verschillende oogpunten kritiek was. Toen hij zich vrijelijk voor deze taak aanbood, wist hij dat die perioden van eenzaamheid, onbegrip en verlatenheid mee zou brengen. Het martelaarschap kwam bij hem niet als een verrassing, maar als de vrucht van een lang rijpingsproces, in en met de gekruisigde en verrezen Heer.”[8]

Relatie met de moslimwereld

We hebben het niet gehad over de relatie van pater Nico met de omringende moslimwereld, want in feite waren zijn inspanningen in de eerste plaats gericht op de opbouw van de aan hem toevertrouwde christelijke gemeenschap en op de ondersteuning ervan in haar kwetsbare toestand. Maar zijn liefde was gericht op iedereen, zonder grenzen en discriminatie.

Dat blijkt uit een prachtig gebed dat hij eigenhandig in het Arabisch[9] heeft geschreven en dat in Barqa gevonden werd na zijn dood onder zijn weinige andere dingen, en daarmee sluiten we dit profiel af:

God, Heilige Vader, ik bied u mijn leven aan voor de redding van mijn moslimbroeders en voor de redding van de mensen van de hele wereld. Ontvang mijn offer met het offer van het lichaam en bloed van Jezus voor de heerlijkheid van uw naam. Ik bied het U aan voor mijn broeders, de armen en alle onderdrukten, opdat zij in de gerechtigheid en de liefde van Christus de weg naar de ware bevrijding ontdekken. Ik bied het u aan voor alle gelovigen, zodat de eenheid van geloof onder hen moge worden hersteld. Ik bied het u aan opdat alle mensen elkaar zullen respecteren en opdat zij onder ogen zien, dat er altijd en overal verschillen zullen zijn in karakter en generaties, en dat zij zo elke voorkeur overstijgen voor de ene klasse boven de andere, voor het ene volk boven het andere, of voor het ene ras boven het andere. Moge de eenheid tussen hen worden gesmeed in de liefde van onze geliefde broeder, Jezus, onze leraar.

Tekst door Federico Lombardi sj
Illustratie door Tynke van Schaik

Luister hier naar de podcast die Rick Timmermans samen met jezuïet Piet van Breemen over Nico Kluiters maakte.

Infomomenten Geestelijke Oefeningen 2020-2021 3

________________________________________

Dit artikel verscheen in La Civiltà Cattolica, En. Ed. Vol. 4, no. 11 art. 4, 1120: 10.32009/22072446.1120.4

1. Voor een volledige biografie, zie C. Dagher, Passion pour une terre délaissée. Nico Kluiters, jésuite au Liban, Brussel, Lessius, 2013. (Verschijnt in 2022 in een Nederlandse vertaling.)

2. In 1958 maakte Peter-Hans Kolvenbach, de latere Generale Overste van de Sociëteit van Jezus, deel uit van de eerste groep van vijf; hij was toen nog geen priester. Onder de vele anderen die volgden, herinneren we ons, in 1964, pater Frans van der Lugt, gedood in Homs, Syrië, in 2014, aan wie in dit tijdschrift een schets werd gewijd: cf. J. Stuyt, “Frans van der Lugt, bruggenbouwer en martelaar”, laciviltacattolica.com/frans-van-der-lugt-bruggenbouwer en -martelaar/.

3. H. Putman, “Con la croce e l’aratro. Il lavoro pastorale a Tanaïl (Libano)”, in Gesuiti. Annuario della Compagnia di Gesù 1978-79, 100-107. Een interessant detail: in de kapel van het huis Taanayel is een kopie bewaard gebleven van de “Consolata” Madonna uit Turijn, een voorwerp van grote devotie in de regio. In de 19e eeuw door een jezuïet, een missiebroeder, naar Algerije gebracht, kwam het via verschillende wisselvalligheden uiteindelijk terecht in Taanayel, Libanon. Deze Madonna was zeer geliefd bij pater Kluiters.

4. N. Kluiters, “Testimonianza”, in Gesuiti. Annuario della Compagnia di Gesù 1976-77, 116-118.

5. H. Putman, “Con la croce e l’aratro…”, op. cit., 107. Een meer volledige Franse versie van dit testament is te vinden in C. Dagher, Passion pour une terre délaissée…, op. cit., 66-68.

6. N. Kluiters, “Testimonianza”, op. cit.

7. Id., “Fede e giustizia in un mondo di potere e di violenza”, in Cardoner, n. 8, 1984. Het oorspronkelijke artikel is in het Nederlands, gepubliceerd in dat jezuïetentijdschrift voor spiritualiteit.

8. P. H. Kolvenbach, “L’Amore di fronte all’odio”, in De Heraut, oktober 1988. Origineel in het Nederlands voor de speciale uitgave van dat Nederlandse tijdschrift voor spiritualiteit, opgedragen aan pater Kluiters.

9. C. Dagher, Passion pour une terre délaissée…, op. cit., 191f.

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel