Wijlen Kardinaal Carlo Maria Martini sj was aartsbisschop emeritus van Milaan. Hij was een vermaard exegeet en spirituele meester met een grote pastorale bekommernis en ervaring. In onderstaande tekst geeft hij enkele waardevolle biechttips.
Wijlen Kardinaal Carlo Maria Martini sj was aartsbisschop emeritus van Milaan. Hij was een vermaard exegeet en spirituele meester met een grote pastorale bekommernis en ervaring. In onderstaande tekst geeft hij enkele waardevolle biechttips.
Inleiding
Op dit ogenblik verkeert het sacrament van de biecht in de Kerk in crisis. We zijn ons hier allemaal van bewust. Men zegt dat de biechtstoelen leeg zijn, maar dat zijn ze aan de beide kanten: aan de ene kant ontbreken de biechtelingen, aan de andere kant de priesters. Er was een tijd dat de priester urenlang wachtte in de biechtstoel; toen kwam de tijd dat hij zich niet schuldig kon voelen wanneer er niemand biechtte; tegenwoordig praat men veel over de biecht maar niemand komt opdagen. Je kunt dus spreken van een geleidelijke verwijdering en de gelovigen zijn hier niet altijd de oorzaak van. Het gebeurt dat priesters laten doorschemeren dat het beter is minder vaak te biechten.
Dit alles is misschien wel nuttig, want het is een gezonde crisis die voortkomt uit de weigering mee te gaan in een te groot formalisme in de manier waarop het sacrament van de verzoening wordt ontvangen en gegeven. Een manier die uiteindelijk zowel de priester als de biechteling verafschuwt – hoewel sommigen de gewoonte van de regelmatig terugkerende biecht heldhaftig volhouden. Zo is de stand van zaken en de Kerk zoekt naar nieuwe wegen om de biecht vorm te geven. We zitten in een fase van uitzuivering. Pogingen om een puur formele praktijk achter ons te laten vind ik prijzenswaardig.
Maar aan de andere kant is er ook het risico dat we een essentieel punt van de pedagogie van de Kerk verliezen, een essentieel onderdeel van ons leven als gedoopte. Dit leven is er een van zondaars die, afhankelijk van Gods genade, een weg gaan in de richting van de definitieve wederopstanding. Daarom kun je zeggen dat het mysterie van de boetedoening werkt in ons. Beweren er geen behoefte aan te hebben betekent in feite je buiten de realiteit plaatsen. Als de pogingen om puur formalisme achter ons te laten zouden leiden tot een einde van de praktijk van de biecht, dan zou dat een slechte ontwikkeling zijn: we zouden dan niet meer in waarheid leven, niet voor God en ook niet voor onze medemensen.
Van de biecht naar het verzoeningsgesprek
Ik wil hier geen pastoraal theologisch onderzoek doen, alleen maar enige suggesties geven aan hen die misschien op een gegeven moment steeds minder frequent zijn gaan biechten zonder na te gaan waarom. Een puur formele praktijk zullen zij niet opnieuw oppakken omdat dit hen tegen de borst stuit. Ik zou graag het volgende willen voorstellen uitsluitend omdat het mij persoonlijk geholpen heeft. Iedereen kan op zijn of haar beurt delen wat hij of zij als positief ervaren heeft. Ik vroeg me af – toen ik eens een ongemakkelijk gevoel overhield aan een snel afgeraffelde biecht – of de Heer me niet uitnodigde om wat ruimer de tijd te nemen en me wat meer rust te gunnen tijdens de biecht.
Dit kan paradoxaal lijken, maar het gebeurt dat schijnbare tegenstrijdigheden ons helpen uit bepaalde impasses te komen. Zo ben ik, met de hulp van iemand anders, van de biecht overgegaan op wat ik een verzoeningsgesprek noem. Trouwens, een dergelijk verzoeningsgesprek doet eigenlijk niets anders dan de aanwijzingen uitwerken die in de laatste versie van het boeteritueel gegeven zijn. Dit ritueel is ontwikkeld door de Heilige Stoel en door de bisschoppenconferenties toegepast en laat de mogelijkheid om gebeden en schriftlezing in te lassen in ruime mate toe.
Volgens mij gaat het allereerst om een dialoog met een broeder die de Kerk vertegenwoordigt, dus een priester, en in wie ik de directe afgevaardigde van God zie. De dialoog vindt plaats door samen te bidden en al doende leg ik hem voor wat ik voel op dit moment; ik presenteer mezelf zoals ik ben voor de Kerk en voor God.
Je plaatsen voor Gods barmhartigheid
Naar mijn mening omvat deze dialoog in essentie twee onderdelen: het eerste noem ik confessio laudis, dat wil zeggen belijdenis in de oorspronkelijke term van het woord. Ook hier kan men uitgaan van een paradox: als het elke keer zo moeilijk is om mijn zonden uit te spreken, waarom dan niet beginnen met mijn goede daden? De heilige Ignatius zelf doet deze suggestie in zijn Geestelijke Oefeningen (GO 43) wanneer hij als eerste punt de dankzegging neemt: Heer, ik wil U in de eerste plaats bedanken omdat U mij geholpen hebt, dat en dat is gebeurd, die en die persoon en ik zijn nader tot elkaar gekomen, ik voel me rustiger, ik ben een moeilijk moment te boven gekomen, ik bid de laatste tijd beter. Ik kan God danken om wat ik ben, voor zijn gaven enzovoorts in de vorm van een gesprek of een lofprijzing. Ik kan erkennen, voor God, wat me nu vreugde geeft, waar ik nu tevreden over ben, ook al is die tevredenheid pas achteraf gekomen. Het is belangrijk dat deze dingen naar boven komen terwijl je voor God komt: dankbaarheid voor Zijn goedheid voor ons, voor Zijn macht, voor Zijn erbarmen.
Dan gaan we over naar het tweede deel, een confessio vitae – ik omschrijf deze als volgt: veel meer dan een zoeken naar een opsomming van zonden, is het God zeggen wat me nu slecht op mijn gemak stelt en waar ik liever vanaf zou willen zijn. Vaak betreft het hier bepaalde houdingen, manieren van zijn en niet zo zeer wat je formeel zonden zou kunnen noemen. In de aard van de zaak gaat het echter om de twaalf houdingen die Marcus (7,21) opnoemt: trots, jaloezie, begeerte … die in deze gemoedstoestanden de kop op steken.
Ik zou ook tegen God kunnen zeggen: Het spijt me dat ik niet oprecht kan praten met die en die persoon, mijn verhouding met die en die groep is niet eerlijk, ik weet niet waar ik moet beginnen. Ik vind het jammer dat ik er niet in slaag te bidden, ik voel me ongemakkelijk omdat ik zo onder invloed van bepaalde zinnelijke gevoelens leef, van die verlangens die ik liever niet zou hebben, van bepaalde fantasmes die me in verwarring brengen. Misschien kan ik geen bijzondere zonden noemen, maar stel ik me op voor God en vraag Hem mij te genezen.
Het gaat er dus niet om drie of vier zonden op tafel te leggen zodat die kunnen worden weggepoetst, maar om een soort onderdompeling in de Heilige Geest zoals die plaatsvond bij de doop: Heer, maak me rein, geef me duidelijkheid, zorg dat ik helder zie. Ik vraag niet alleen in deze confessio dat die of die zonde geannuleerd wordt, maar dat Hij mijn hart verandert zodat daar minder zwaarte, minder droefheid, minder scepticisme, minder trots is. Misschien weet ik niet eens waar te beginnen, maar leg ik dat alles voor aan de Gekruisigde en Verrezene.
Een gebed dat vreugde en vrede geeft
Uit het voorgaande kan dan een gebed voortkomen dat je kunt bidden met de priester: je kunt met hem een psalm opzeggen, een lofzang uit de Bijbel, een dank- of een smeekgebed of een gebed dat spontaan opwelt. Hierop kan dan de absolutie volgen als uiting van de kracht van God waar ik juist om vraag omdat ik niet in staat ben om mij in mijn eentje te verbeteren. Ik plaats me opnieuw onder het Kruis, onder deze kracht die mij gedoopt heeft en waarvan ik hoop dat ze mij opnieuw te hulp komt.
Dat is dus wat ik versta onder verzoeningsgesprek. Het is dus geen psychologisch gesprek of een soort therapie. Het is niet nodig dat mijn biechtvader mij de geheime bronnen van mijn fouten en gebreken blootlegt. Dat kan ik ook doen met een specialist van het menselijke hart. Maar zelfs wanneer een biechtvader iemand is die niet veel weet van het menselijk hart, kan hij altijd voor mij, over mij en met mij bidden. Het gaat er om zich te scharen onder de kracht van de Kerk en dus de waarde van het sacrament terug te vinden. Ik biecht niet om interessante dingen te voelen, of om te zien wat voor raad ik zal krijgen, maar omdat ik mij moet schikken in de kracht van God. Dat is mij genoeg en geeft me vreugde en vrede.
Dit is dus de suggestie, met vele mogelijke variaties, dat ik jullie wil doen. Het is duidelijk dat de biecht op deze manier lang kan duren, maar je doet het vaker en liever dan voorheen en het is duidelijker wat ze betekent op je weg naar God. De Heer stelt waarschijnlijk aan ieder van ons andere vormen voor die ook weer makkelijk doorgegeven kunnen worden, zodat anderen daar weer hun profijt uit kunnen trekken.
Uit : «Et Moi, Je Suis avec Vous» p. 76-79. (Vie chrétienne 1996)
Bekijk alle nieuwsberichten