Over voetbal en opvoeding AMDG
Over voetbal en opvoeding AMDG
‘Ze waren allemaal gedrogeerd, gewoon gedrogeerd’. Zo reageerde Eugène Arnould (1921-2003), jezuïet en klastitularis van de eerste Latijnse d in het Sint-Jozefcollege te Turnhout, op het gewelddadige gedrag van Anderlechtspelers tijdens hun uitwedstrijd bij landskampioen in spe S.K. Beveren, ergens in het voorjaar van 1984. Het vierde lesuur op maandag, officieel godsdienst, diende doorgaans voor de nabespreking van de voorbije voetbalspeeldag. En zo fungeerde het vierde lesuur op woensdag (Latijn) dan weer als voorbereiding op de wedstrijd van de eigen klasploeg die namiddag. Met een gedetailleerde tactische uiteenzetting en duidelijke richtlijnen, tenslotte gingen we voor niet minder dan de eerste plaats. De klascompetitie was nochtans maar matig begonnen dat jaar. Arnould greep onmiddellijk in: spelers werden van linie verwisseld, er werd geschoven en getest tot er een evenwichtig elftal op de grasmat stond. ‘Geen half werk!’ En het lukte: alle wedstrijden die volgden werden gewonnen, soms zelfs met spectaculaire cijfers. Slechts één keer, eigenlijk slechts één speelhelft, waren we de mindere. Vooral de inzet van een tweede controlerende middenvelder bleek achteraf een strategische meesterzet. Was Eugène Arnould niet in hetzelfde jaar geboren als Raymond La Science?
Voor pater Arnould was sport meer dan een zaak van leven of dood. Het was een essentieel onderdeel van het pedagogische programma. Tijdens oudercontacten heeft hij het zo vaak herhaald: ‘de jongens leer ik pas echt kennen op het voetbalveld, daar kan niemand zich verstoppen’. Dat geestelijke, lichamelijke en sociale ontwikkeling drie verschillende facetten zijn van één opvoedingproject was reeds het uitgangspunt bij de oude Grieken. Beroemd werden de Akademia van Plato en het Lyceum van Aristoteles. Vanaf de Romeinse tijd verwaterde het ideaal van de Griekse gymnasia geleidelijk en hoewel er altijd wel een band bleef bestaan tussen intellectuele vorming en sportbeoefening waren het pas de Engelse kostscholen die dit oude verbond enkele eeuwen geleden een nieuwe invulling gaven. Sport werd zelfs zo belangrijk binnen het Britse onderwijs en binnen de Britse maatschappij in het algemeen dat de hertog van Wellington na de slag bij Waterloo kon claimen dat de overwinning eigenlijk behaald was op de sportvelden van Eton. Het was overigens eveneens in 1815 dat hetzelfde college het eerste voetbalreglement uit de geschiedenis ontwikkelde.
Het getuigt misschien van enige arrogantie, maar gelegen aan de rand van de stad in een uitgestrekt groendomein met talloze voetbalvelden, terreinen voor basket, volley, tennis en handbal, zelfs een heus stadion en een tijdlang ook een openluchtzwembad, kon en kan het Turnhoutse Sint-Jozefcollege makkelijk de status van continentaal Eton opeisen. Een doordacht systeem van allerhande sportcompetities en -trainingen behoort er sinds jaar en dag tot het curriculum. En ook van het lerarenkorps wordt daarbij een actieve inzet verwacht. Of het nu veldlopen, atletiek, voetbal of rugby betreft, elkeen speelt zijn rol: op het terrein als deelnemer of arbiter, aan de zijlijn als organisator of begeleider. Sport is opvoeding met andere middelen.
Eugène Arnould combineerde als klascoach meerdere doctrines. Zijn lijfspreuk haalde hij bij keizer Augustus: ‘Haast u langzaam’. Geen blinde passes dus, geen wild geloop. Van Tomislav Ivic vervolgens had hij onthouden dat het er niet zozeer op aankwam de zwakke punten te verbeteren als wel de sterke punten nog sterker te maken, uitgaan van de eigen kracht met andere woorden. Mentale training was daarbij onontbeerlijk. In die zin ontpopte hij zich als een voorloper van Georges Leekens maar dan zonder diens kapsones. Winnen door teambuilding moest nog geschreven worden. Tactisch inzicht deelde hij dan weer met zijn leeftijdgenoot Raymond Goethals, evenwel zonder de behoudsgezinde instelling van de Brusselse tovenaar over te nemen. Integendeel, Arnould pleitte steeds voor verzorgd en aanvallend spel. Zo sprak hij herhaaldelijk en vol bewondering over Pelé die hij op 28 mei 1960 met Santos Anderlecht had zien verpulveren. ‘Daar had ik best meer voor willen betalen!’ 0-6 werd het in het Astridpark, alleen het Beerschot van Rik Coppens kreeg het enkele dagen later nog zwaarder te verduren.
Het voetbal vormde als ploegsport natuurlijk het kroonstuk, maar ook individuele sporten lagen Arnould uitstekend. Hij was een geducht tennisser en een meer dan verdienstelijk pingpongspeler. Ook zat hij vaak op de fiets en op een keer moest hij zelfs, bij gebrek aan geld voor een treinticket, de afstand tussen Parijs en Brussel in zijn eentje afmalen. Tenslotte had hij die avond nog een belangrijke afspraak in onze hoofdstad. Het was, ironisch genoeg, een val met de fiets die op latere leeftijd een einde maakte aan zijn actieve carrière.
Bekend is Eugène Arnould nooit geworden, maar hij kan symbool staan voor de talloze leraren en opvoeders wereldwijd die via sport jonge mensen zin voor gemeenschapsvorming en maatschappelijke verantwoordelijkheid, zeg maar ‘sociaal kapitaal’, hebben bijgebracht. Een leven in dienst van sport, onderwijs en samenleving, Ad Majorem Dei Gloriam.
Slechts één keer was ik het met hem grondig oneens, toen hij zich kritisch uitliet over Preben Larsen, goudhaantje van Sporting Lokeren en de Deense elf, een aanvaller van wereldniveau, als hij zin had tenminste.
Stijn Geudens
Met dank aan Streven