Een kanonskogel slaat een wond in het lichaam van de trotse ridder Ignatius. Bert Daelemans sj laat zien hoe kunst ons kan helpen om de bekering die daarop volgde te verstaan, naar kwetsbaarheid, vrijheid en beschikbaarheid.
Een kanonskogel slaat een wond in het lichaam van de trotse ridder Ignatius. Bert Daelemans sj laat zien hoe kunst ons kan helpen om de bekering die daarop volgde te verstaan, naar kwetsbaarheid, vrijheid en beschikbaarheid.
Dat Iñigo van Loyola in 1521 gewond raakte en dat zijn langzame herstel een bekeringsproces met zich meebracht, dient zich te weerspiegelen in de manier waarop het kleine Gezelschap van Jezus en haar leden en medewerkers hun eigen kwetsbaarheid beleven. De vraag is of we bij deze herdenking enkel aandacht hebben voor zijn geestelijke bekering, los van de kwetsbaarheid, of dat we de goddelijke kracht ontdekken zoals die belichaamd wordt in het kwetsbare.
Lid zijn van een Lichaam moedigt ons aan ons te plaatsen onder het vaandel van de kwetsbare God, van de Heer die “een mooie nederige plaats” [G.O. 144] heeft gekozen om de zijnen te roepen, van de glorierijke Christus die, zoals in de gevierde Portiek van de Glorie in Compostella, ongegeneerd zijn wonden (d.w.z. zijn kwetsbaarheid) toont als tekenen van zijn overwinning en als de weg van verlossing. Allicht is kwetsbaarheid gewoon een andere naam voor “glorie”, zoals we bidden in het derde eucharistische gebed: “Moge God ons broze lichaam veranderen in een glorierijk lichaam als het uwe”. Misschien is enkel God werkelijk kwetsbaar, en is kwetsbaarheid een goddelijke kunst dat enkel heiligen ongekunsteld en ongedwongen weten te beoefenen.
Uit onze kwetsuren komt vaak het slechtste en het beste in ons naar boven: ofwel een kwetsend woord, dat niets anders is dan onhandig in lawaaierig geweld verpakte zwakheid, ofwel een moedig kwetsbaar woord dat, zonder pijn te doen of lawaai te maken, een brug is naar een wonde, diep verborgen in een ander mens. Daar, in de diepte, ontmoeten wij elkaar.
Kwetsbaarheid is dus niet hetzelfde als zwakheid: het is aanvaarde zwakheid, moedig gericht naar een ander. Van zwakheid (onze menselijke conditie) naar kwetsbaarheid (het vermogen om gekwetst te worden) bestaat er een weg die Ignatius is gegaan: uit het ziekbed in Loyola stapte een kwetsbare pelgrim, die voor ons de weg van de kwetsbaarheid ging, in de voetsporen van een kwetsbare, pelgrimerende God.
Michael J. Buckley sj sprak enkele beroemd geworden woorden van bemoediging aan de jezuïeten die zich voorbereidden op het priesterschap: “Ben je kwetsbaar genoeg om priester te zijn?” Arm genoeg, ontwapend en beproefd genoeg? Kwetsbaarheid is niet louter menselijke broosheid, en ook niet hetzelfde als zondigheid: “Wat versta ik onder zwakheid? Geen zonde, maar net het tegenovergestelde: zwakte is de ervaring van een bijzondere kwetsbaarheid tegenover het lijden, van een diep gevoel van onvermogen. […] Deze ervaring maakt deel uit van de wezenlijke structuur van het priesterschap. De kracht van ons priesterschap ligt juist in de zwakte die het lijkt te bedreigen. Openstaan en gevoelig zijn voor ontmoediging en lijden maken deel uit van het mysterie van het priesterschap zelf. Zwakheid verbindt ons met anderen in de diepte. Het is ook de context waar de Heer verschijnt. De Eucharistie kan enkel in ons leven doordringen wanneer het wordt gebroken en uitgedeeld.”
Een kunstwerk dat naar mijn mening deze ignatiaanse of pelgrimerende kwetsbaarheid uitdrukt, verkiest niet de lichamelijke wonde van Pamplona (zoals het beeldhouwwerk voor de ingang van de burcht in Loyola) maar heeft het over kwetsbaarheid op een dieper en kwetsbaarder niveau. Het betreft het bekende bronzen beeld van de Canadese beeldhouwer William McElcheran (1927-1999), Ignatius de pelgrim (1964).
Hij zet een stap vooruit: altijd met één voet voor, altijd op weg, zowel uiterlijk als innerlijk. Hij omschrijft zichzelf als pelgrim: de weg opent zich slechts stap voor stap. Hij is niet alleen, al lijkt het zo: teder buigt hij zijn gelaat om anderen te ontmoeten, om “zielen te helpen”, contemplatief in de actie, rustend in de beweging. Om zich tegen het weer te beschermen heeft hij slechts een mantel; kwetsbaar zet hij een stap in het onbekende: “Hij volgde de Geest, zonder hem vooruit te steken […], wijselijk onwetend, zijn hart eenvoudig op Christus gericht”.
Altijd voorovergebogen, niet onverstoorbaar rechtop, maar nederig gebogen, tot ontmoeting bereid, aandachtig de oren gespitst. Altijd beschikbaar en luisterend, zijn hoofd onbedekt: “Velen hebben geleund op uw gebogenheid”, zoals dichter Greg Kennedy sj het zo mooi uitdrukt in een sonnet-gebed. Altijd in beweging, steeds aandachtig voor bewegingen, altijd onderscheidend: “Velen verankeren hun rust in uw beweging”. Als deze voorovergebogenheid de bronzen uitdrukking zou zijn van kwetsbaarheid, dan kunnen wij zeggen: “Velen zijn u gevolgd op uw weg van kwetsbaarheid”. Velen hebben steun gevonden in deze hellende weg, die soepeler is dan starre onverzettelijkheid en weerbaarder dan slappe toegeeflijkheid, stevig “gegrondvest op eenzelfde pelgrimerende God”.
Aan de basis van deze voorovergebogenheid ligt de wonde van Ignatius: niet alleen die van Pamplona, maar die meer innerlijke en blijvende, ongeneeslijke wonde die hem altijd voorovergebogen hield en altijd op weg. De grote existentiële wonde die hij na zijn lichamelijke genezing onder ogen moet zien, is die van zijn narcistische eigenwil: hij wil naar Jeruzalem, maar op de manier dat hij zélf wil, door versterving en ascese, zozeer dat het enige dat hij bereikt in zijn ijver om de heiligen na te volgen een uitgeput lichaam is.
Ignatius denkt aanvankelijk dat hij met zijn ijzeren wil alles kan bereiken, maar de wonden die hij oploopt doen zijn trots geleidelijk verdwijnen. Zijn scrupules, die hij niet kan overwinnen, leren hem een nieuwe weg: die van de kwetsbaarheid. Hij sluit zich niet op in zijn gekwetstheid, waar God hem precies tegemoet komt, en die weet hij om te vormen tot kwetsbaarheid, vrijheid en beschikbaarheid voor de (vaak gekwetste) ander. Zijn gekwetstheid leerde hem te aanvaarden onvolmaakt te zijn, een heilige met barsten en broosheid.
Het sonnet van Kennedy vermeldt hoe velen geboeid zijn door zijn “gestage val voorwaarts” naar een zekere en veranderlijke bestemming: “Jeruzalem dat zich altijd terugtrekt”. Inderdaad: het doel gedraagt zich als horizon, steeds verder. Ignatius leerde dat Jeruzalem niet lag waar hij wilde dat het was, maar in magis. Kwetsbaar zijn wil zeggen dat niet alle dingen helder zijn, dat je jouw “Jeruzalem” niet met je meedraagt als een onaantastbare en onwankelbare schat, maar dat je je zwaartepunt steeds buiten jezelf legt.
Een niet onbelangrijk detail van het beeld is de brief die één is geworden met zijn lichaam, een teken van zijn intieme en broederlijke verbondenheid, ondanks de afstand, met metgezellen onderweg, verspreid over de ontelbare grenzen van de wereld: zijn pelgrimerende kwetsbaarheid is zowel apostolisch als broederlijk.
Bekijk alle nieuwsberichten