Jonge jezuïeten aan het woord
Jonge jezuïeten aan het woord
Als iemand me drie jaar voor mijn intrede in 2004 voorspeld zou hebben dat ik ooit nog eens jezuïet zou willen worden, dan had ik hem hoogstwaarschijnlijk vierkant uitgelachen. De mij tot dan toe bekende jezuïeten waren ooit wel eens belangrijk geweest tijdens de Contrareformatie en al minstens 4 eeuwen dood. Anderen hadden, zoals P. Geerebaert sj, invloedrijke grammaticaboeken geschreven voor klassieke talen. Tot voor 2001 had ik dus nog nooit enig contact gehad met de Sociëteit van Jezus, zoals die vandaag leeft en werkt.
Dat veranderde toen ik die zomer deelnam aan de pelgrimstocht van Loyola naar Javier, jaarlijks georganiseerd door de Vlaamse jezuïeten. Ik wist op voorhand dat het niet bij een vrijblijvende, sportieve wandeling zou blijven, want er zou gedeeld worden over leven en geloof. De tocht kwam op het juiste moment: ik was op zoek naar een manier om God terug een plaats te geven in mijn leven, terwijl ik Hem enkele jaren tevoren nog, behoorlijk bewust, en zelfs fervent, had afgewezen. De inleidingen tijdens de tocht lieten me kennismaken met de figuur van Ignatius, en met hem een andere, voor mij totaal nieuwe, manier om God te leren ervaren: een Persoon en een diepe, rijke Aanwezigheid in Jezus. De Bijbel ging voor mij in die tijd helemaal open.
“Walter, je doet ermee wat je wil, maar ik denk dat je een goed jezuïet zou zijn”. Aanvankelijk stuitte die opmerking van een van de begeleiders bij me op een gezonde dosis wantrouwen. Maar ik had dit kleine zetje nodig om me op weg te zetten voor een rusteloze zoektocht van anderhalf jaar naar wat misschien wel een roeping kon zijn. De argumenten contra waren zo overtuigend: “Je bent te oud…niet slim genoeg…wat denk je dat het religieuze leven nog gaat betekenen over twintig jaar…ben je niet op de vlucht voor het “ware” leven…je hebt nu een prachtige job als leerkracht, waarom zou je dat allemaal opgeven…de prijs is te hoog.” Ik moest dat punt van innerlijke vrijheid nog bereiken, om verantwoordelijkheid op te nemen voor wat ik écht wilde, en dus God met mij.
Ik heb gekozen. Waarom dan deze weg? Er is de breedte van het engagement -sociaal, intellectueel apostolaat, de jeugd, dialoog tussen religies en confessies-, excellente vorming, de internationale dimensie van de Sociëteit van Jezus… Maar zelfs die aantrekkelijke overwegingen vallen in het niet, als je ze tegenover een verlangen naar God plaatst, en dat je het gevoel hebt met dit leven misschien iets van die God te kunnen vinden. Je gooit je in zijn handen, en laat je voeren: Hij weet wel waar het heen gaat.
Mijn roepingsverhaal is een soort tweetrapsraket. Het begon op de priesteropleiding van het bisdom Utrecht, het Ariënskonvikt in de binnenstad van Utrecht. Daar was ik vol enthousiasme naar toe gegaan om theologie studeren en samen met andere priesterstudenten een spiritueel leven te leiden. Ik was een oprechte jongeman, die op zaterdagmorgen ook zonder rectoraal toezicht z’n brevier bad, met psalmen die ik nog van buiten ken: ‘Hoe heerlijk is het de Heer te prijzen, uw Naam, Allerhoogste te loven’.
Op de priesteropleiding maakte ik kennis met de pater jezuïet die voor onze ziel zorgde, Jan van de Poll. (Hier begint de tweede trap van de raket, maar dat wist ik toen nog niet.) Deze pater leerde me om op een nieuwe manier te geloven. Als tiener was ik al een soort amateurtheoloog, en correspondeerde ik met mijn pastoor (de huidige bisschop Jan Hendriks). Ik dacht hardop na en stelde allerlei vragen, hij antwoordde. Op de universiteit werd denken over God mijn dagelijkse werk, maar ik wilde ook groeien in geloof, in omgang met God. Daarvoor is de kennismaking met ignatiaanse spiritualiteit doorslaggevend geweest.
Door Jan van de Poll leerde ik kijken naar mijn gewone leven met de ogen van verwondering, om er te zien hoe het goede er een plaats heeft en hoe God er aanwezig is. En om vervolgens de rijkdom die me geschonken wordt niet alleen op te merken maar ook te genieten en te smaken. Zo leerde ik: je hoeft niet alles begrepen te hebben; je hoeft je niet uit te putten in heldhaftige naastenliefde; of ook: je hoeft niet altijd zekerheid te zoeken in de kerkelijke leer en leven. Geleidelijk merkte ik: God is veel dichterbij, en God is veel weldadiger.
Ik merkte nu ook dat er een alternatief was voor de gepreekte retraites die we als seminaristen volgden, en waar ik weinig smaak in vond. God-dank kon ik ook op retraite bij de jezuïeten. Daar in plaats van inleidingen alleen maar de opdracht om zelf in gesprek te gaan met God en teksten uit de Schrift te beschouwen. En zo ontstond een hele trits aan goede ervaringen: studie met gemotiveerde jezuïeten in Parijs (ik was toen nog nietsvermoedend seminarist); masterscriptie over de jezuïet en grote theoloog Karl Rahner; schoolstage bij een jezuïet in Delft, Dries van den Akker; steeds meer begrip van de geweldige diepzinnigheid van onderscheiding der geesten; enzovoorts.
Toen ik me tegen het einde van mijn studie in 2004 aanmeldde bij de jezuïeten volgde een afwijzing die in feite een bevestiging was. Er werd me gezegd dat het wellicht beter was als ik eerst gewijd zou worden: dan zou ik na al het denken ook wat doen, en zo praktische ervaring opdoen; en dan zou de bisschop de beschikking krijgen over een jonge priester. Later kon ik dan wel terugkomen, desgewenst. Dat vond ik zodanig wijs dat ik meteen ingestemd heb met het voorstel. Want wat een prachtig vrije, wijze reactie! Deze onderscheidende manier van naar dingen kijken is me blijven boeien en daarom ben ik na vier gelukkige jaren in de parochie alsnog jezuïet geworden. En dat hoop ik nog lang te blijven.
Stel je eens voor dat je bovenaan de Grand Canyon in Arizona staat en vanuit een eersteklas uitzichtpunt uitkijkt over dat verbluffende wereldwonder van de natuur. Dat geeft een klein beetje weer hoe ik met mijn roeping in aanraking kwam en er tegenaan kijk. Mijn hele leven lang was God voor mij een vanzelfsprekende Persoon en Kracht op de achtergrond, terwijl ik mijn eigen leven leefde. Weliswaar ging ik me meer en meer oriënteren op Hem als een soort baken, maar ik liep nog altijd op de vlakke ondergrond, waar ik alles min of meer kon overzien tot aan de horizon. Geleidelijk kwam ik in het struikgewas terecht, en plotseling opende zich de aarde vlak voor me en zag ik van het ene op het andere moment die gigantisch grote en indrukwekkende kloof in het landschap. Mijn eerste reactie was er één van schrik over de duizelingwekkende afgrond en enorme diepte. Pas even later, na eens diep ademgehaald te hebben, kon ik gaan genieten van het panorama dat zich voor en onder mij ontvouwde.
Van mijn ouders heb ik het idee meegekregen om me in te zetten voor iets meer dan alleen mezelf, aandacht te hebben voor anderen, en het diepe besef dat alles een gave is. Toen ik op mezelf ging wonen als student, ben ik me dan ook gaan inzetten voor allerlei organisaties. Nog belangrijker was echter dat ik me meer in mijn geloof ging verdiepen: wat houdt het christendom in, en wat is het dat ik geloof? De bijdrage van verschillende jonge enthousiaste christenen, protestantse en katholieke, was daarbij onmisbaar, want Christus volgen doe je niet op je eentje. De Wereldjongerendagen lieten me de rijkdom van de Wereldkerk zien, en hoeveel ik nog te leren had om tot de lengte, breedte, hoogte en diepte (Ef. 3) van ‘katholieke’ volheid te komen. Nog meer bevlogen en met een sterker kompas ging ik aan de slag.
Ondertussen naderde het einde van mijn studie, en ik twijfelde of ik zou gaan werken voor een organisatie die met minderbedeelden werkt, een wetenschappelijke loopbaan zou vervolgen of priester zou worden. Toen ik dan ook een jezuïet tegenkwam, realiseerde ik dat ik misschien niet hoefde te kiezen! De spiritualiteit van de jezuïeten sprak me erg aan, met name het bidden met de Bijbel en het feit dat gevoelens ook meetellen. In het noviciaat kwam daar nog een hoop bij: verbeelding, God op het spoor komen in mijn dagelijks leven, en het leven van Jezus en de Heilige Familie. De overgang naar een Engelse cultuur was lastiger dan ik dacht. De hoogtepunten van mijn noviciaat waren de pelgrimstocht, waarin ik de bevrijding ervoer van het praktisch vertrouwen op Gods Voorzienigheid, en mijn stage bij de Arkgemeenschap, waar ik nog meer dan vroeger God in kwetsbare mensen leerde herkennen, en hoeveel ze mij leerden. Nu, aan het einde van het noviciaat, heb ik niet de illusie dat ik alles weet of kan, maar in grote nederigheid en in vertrouwen op God wil ik me graag aan God toewijden in dat speciale Gezelschap van Jezus!