Wie zijn "de broeders"?
Wie zijn “de broeders”?
Zelfs onder hen die de Sociëteit van Jezus wat beter kennen is het niet algemeen bekend dat er ook Jezuïeten zijn die niet tot priester gewijd zijn. Wanneer je kijkt naar het percentage van broeders in de Jezuïetenorde is dat ook niet zo verbazend: het gaat om minder dan 10% wereldwijd.
Toch heeft Ignatius bijna vanaf de stichting van de orde ook niet gewijde mede-broeders toegestaan. De officiële titel van de broeder is coadjutor en deze “graad” is één van de vier graden binnen de orde. Belangrijk is dat Ignatius deze niet bedoelde om een hiërarchie in status aan te geven, maar dacht aan de verdeling van het werk dat gedaan moest worden om de missie van zijn Jezuïeten vooruit te helpen. Coadjutor betekent letterlijk vertaald uit het Latijn dan ook: mede-helper. In de praktijk zijn de broeders echter in de loop van de eeuwen vaak als weinig meer dan huisknechten gezien – denk hierbij aan TV-series als “Downstairs, Upstairs” of “Downton Abbey”. Tegenwoordig worden zij echter goed opgeleid en ingezet in een breed spectrum van posities; ook op plaatsen met verantwoordelijkheid voor het bestuur binnen de orde.
Desondanks neemt het percentage broeders binnen de Jezuïetenorde snel af, vooral in Europa en Noord-Amerika, waar het zelfs onder de 5% ligt. Ter vergelijking: in de 19e eeuw lag het rond een kwart. Als oorzaken kunnen worden genoemd: vroeger voldeden veel meer kandidaten niet aan de minimum opleidingseis voor de vorming tot priester en sinds Vaticanum II zijn er meer mogelijkheden voor niet-gewijde niet-religieuzen om actief te zijn in de Kerk.
Vroeger werden kandidaten dus vaak broeder vanwege omstandigheden, ook bijvoorbeeld omdat een slecht gehoor priesterwijding in de weg stond. Opvallend is echter dat het voor de broeders van tegenwoordig vrijwel altijd een bewuste keus is. Waarom kiest een kandidaat-jezuïet er voor om zich niet tot priester te laten wijden? Anders gesteld: Wat is de onvervangbare bijdrage van de broeder-Jezuïet? Bij wijze van eerste stap: de broeder heeft geen sacramentele bevoegdheden – zou hier zijn onvervangbare bijdrage achter kunnen steken?
Opvallend in deze kwestie is dat de Sociëteit zichzelf omschrijft als een “priesterlijke orde”. Belangrijk is dat dit betrekking heeft op de orde als collectief en niet op een afzonderlijke Jezuïet. Dit priesterlijke moet gekoppeld worden aan het apostolische karakter van de orde, d.w.z. te willen doen wat de apostelen deden: Jezus bij de mensen brengen en de mensen bij Jezus – Een typisch jezuïtische invulling van de term priesterlijk?
Maar verklaren dat broeders een volledig aandeel hebben in de apostolische missie van de Sociëteit, dat zij delen in het priesterschap van de orde, dat priesters en niet- priesters complementair zijn, volstaat niet als antwoord op onze vraag. Opnieuw anders geformuleerd: Wat is de typische bijdrage van de broeder, iets wat een priester niet kan doen?
Bij de beantwoording hierop komen de volgende twee punten vaak terug. Ten eerste; de broeder jezuïet verankert de Sociëteit van Jezus in de traditie van de religieuze ordes, die begonnen als groeperingen van niet-gewijden. In de Sociëteit van Jezus worden de broeders gezien als volwaardige leden van hun leefgemeenschap. Hier herinneren zij hun huisgenoten aan hun religieus zijn op zich en dragen zij bij aan de identiteit van de orde als gemeenschap van religieuzen. “In zekere zin belichaamt de broeder-religieus het leven als religieus in zijn essentie”.
Een tweede aspect; de broeder jezuïet vervult een waardevolle brugfunctie in de Kerk, omdat hij zowel lid is van een religieuze orde als leek. Juist omdat hij er voor kiest niet gewijd te worden staat hij op één lijn met niet-gewijden. Zoals al gezegd, ook in de missie van de orde worden de broeders beschouwd als volwaardige partners en delen zij in het priesterlijk werk van alle Jezuïeten, dat apostolisch is, sterk naar buiten gericht. Op deze manier zeggen de broeders ook iets over het specifiek Jezuïtische karakter van de gewijde leden van de orde.
In een notendop: het bijzondere en aantrekkelijke van de roeping van de broeder-Jezuïet is dat je zowel als apostel (zie definitie hierboven) en als lid van een religieuze orde kunt leven, zonder de voordelen (en lasten) van de positie van een geestelijke.
In het licht van het voorgaande is de uitspraak van pater Pedro Arrupe wanneer hij zegt dat het eventueel verdwijnen van de broeders in de Sociëteit van Jezus een groot verlies zou betekenen en zelfs de identiteit van de orde zou aantasten, beter te begrijpen. Zijn opvolger, pater Peter-Hans Kolvenbach, zei over de broeders nadrukkelijk dat hier sprake was van: “een volwaardige roeping en een volwaardige missie”. Dit sluit aan bij de ervaring van broeders die gelukkig zijn in hun roeping en die niets anders zouden willen.
Een anekdote – ter afsluiting, ter overweging: Men vroeg de bekende Amerikaanse Jezuïet John Courtney Murray eens wat hij nu vond van het geringe percentage broeders onder de jongere leden van de Sociëteit van Jezus. ”Ze zijn er wel,” antwoordde Courtney Murray, “maar, we wijden ze tot priester.”