Een jezuïet-theoloog die niet zozeer zijn inbreng had in de ontwikkelingen binnen de katholieke 20-eeuwse theologie die tot het Tweede Vaticaans Concilie leidden, maar die zelf daardoor werd beïnvloed en er een vervolg aan gaf, was Jacques Dupuis.
Een jezuïet-theoloog die niet zozeer zijn inbreng had in de ontwikkelingen binnen de katholieke 20-eeuwse theologie die tot het Tweede Vaticaans Concilie leidden, maar die zelf daardoor werd beïnvloed en er een vervolg aan gaf, was Jacques Dupuis.
Deze Belgische jezuïet, ingetreden in 1941, vond in 1948 gehoor voor zijn verlangen naar India te worden uitgezonden als missionaris. Daar aangekomen gaf hij eerst enige jaren les op een college in Calcutta. Dat was voor hem het begin van een ontdekking die zijn verder leven zou bepalen: het hindoeïsme dat hij door zijn leerlingen leerde kennen, riep bij hem de vraag op wat de veelheid van godsdiensten betekende voor de uniciteit van Gods zelfopenbaring in Jezus Christus.
Na zijn priesterwijding voltooide hij zijn theologiestudie met een doctoraat aan de Gregoriana en keerde toen terug naar India om daar theologie te doceren. Hij werd ook theologisch adviseur van de bisschoppen-conferentie van India. Zijn publicaties uit die tijd waren vooral artikelen over interreligieuze thema’s in het theologisch tijdschrift Vidyajyoti, waarvan hij van 1977 tot 1984 de hoofdredacteur was.
In 1984 kreeg hij een benoeming aan de Gregoriana, waar zijn colleges duidelijk getekend waren door zijn Indiaas verleden en zijn interesse voor de interreligieuze dialoog. Hij maakte ook een tiental jaren deel uit van de Pauselijke Raad voor die dialoog. Dit alles vond zijn uitdrukking in de boeken die hij in die jaren publiceerde: Jesus-Christ à la rencontre des religions (1989) en Towards a Christian Theology of Religious Pluralism (1997). In dat laatste werk was zijn belangrijkste stelling, dat de verlossing door Christus in alle religies werkzaam is. Blijkens de reacties was deze poging om theologie te bedrijven in een context van inculturatie een antwoord op een zeer actuele theologische vraag. Het bezorgde hem echter ook de kritiek van de Congregatie voor de Geloofsleer.
Volgens deze Congregatie was de theologie van Dupuis niet in overeenstemming met die van het Tweede Vaticaans Concilie. Hij kreeg een officiële kennisgeving (notificatie), waarin gezegd werd, dat het overeenkomstig de leer van de Kerk is om te zeggen dat wat er aan goedheid en waarheid te vinden is in de andere godsdiensten een zekere participatie is aan de waarheden die vervat zijn in de openbaring van of door Jezus Christus. Maar dat het een dwaling is om te beweren dat zulke elementen niet uiteindelijk zijn af te leiden van de bemiddeling door Jezus Christus. Dit officiële kerkelijke standpunt werd nog eens bevestigd en vastgelegd in de verklaring Dominus Jesus (2000).
Het onderzoek dat volgde werd in 2001 afgesloten met de conclusie, dat het werk van Dupuis weliswaar enkele dubbelzinnigheden bevatte, maar dat er geen sprake was van een leerstellige of theologische dwaling. Hij kon weer vrij publiceren, maar had tot aan zijn dood zelf het gevoel onder voortdurend toezicht van de Congregatie te blijven. Het deed hem goed dat hij tijdens al deze moeilijkheden kon blijven rekenen op de steun en waardering van de Generaal van de Sociëteit en van de bisschoppen van India.
Zie vooral: