" Jarenlang heb ik geweigerd mijn levensverhaal te vertellen aan mijn vrienden die erom smeekten. Al die drukte rond mijn persoon : ik hield er niet van, ik had wel meer belangrijke dingen te doen. Maar na jaren aandringen heb ik het dan toch gedaan. Om van hun 'gezaag' af te zijn ? Niet alleen. Met de jaren kreeg ik steeds meer de indruk dat ze mij als een 'heilige' gingen beschouwen, iemand die als voorbeeld wordt voorgesteld voor van alles en nog wat. Maar zo zag ik het helemaal niet.
" Jarenlang heb ik geweigerd mijn levensverhaal te vertellen aan mijn vrienden die erom smeekten. Al die drukte rond mijn persoon : ik hield er niet van, ik had wel meer belangrijke dingen te doen. Maar na jaren aandringen heb ik het dan toch gedaan. Om van hun 'gezaag' af te zijn ? Niet alleen. Met de jaren kreeg ik steeds meer de indruk dat ze mij als een 'heilige' gingen beschouwen, iemand die als voorbeeld wordt voorgesteld voor van alles en nog wat. Maar zo zag ik het helemaal niet.
Mijn leven is een lange zoektocht geweest. Het is niet toevallig dat ik mij in de figuur van de pelgrim heb herkend. Al moet ik toegeven dat ik pas laat pelgrim ben geworden, ik was toen dertig. Het kwam ook geheel onverwacht. Hoe mijn toekomst er zou uitzien, lag min of meer vast : een militaire en diplomatieke carrière aan het hof van de koning van Spanje. Tot ik bij één van mijn militaire krachtmetingen aan de benen getroffen werd door een kanonskogel van de Franse troepen die de hoofdstad van Navarra, Pamplona, trachtten in te nemen. Ik kon maar moeilijk aanvaarden dat ik mank zou blijven lopen en dat er een bot even boven de knie mijn been blijvend zou ontsieren. Dat was in mijn milieu en met mijn ambities ondenkbaar. Maar ik gaf mijn mooie dromen niet op.
Op een dag bracht men mij de twee boeken die het huis van Loyola rijk was : een Leven van Christus en een verzameling van heiligenlevens. Ik verslond ze. Ja, ik had niets anders te doen en andere boeken waren er niet ! Er ontstond een heel nieuwe onrust in mij. Ik begon te beseffen dat mijn toekomst misschien niet zó vast stond als ik dacht. Wat mijn familie en mijn opvoeding aan het hof hadden voorgeprogrammeerd, was misschien toch niet de weg die ik moest gaan. Een nieuwe weg begon zich voor mij af te tekenen. De weg van Jezus en van die heiligen sprak me meer en meer aan. Innerlijk werd ik heen en weer getrokken, tot ik merkte dat ik meer rust vond bij de gedachten die die twee boeken me brachten dan bij gedachten rond mijn carrière of bij mijn amoureuse fantasieën. Ik besloot dan ook van weg te veranderen. Het was de eerste wissel in mijn leven, niet de laatste ! Want als je denkt dat die beslissing, die me toch wel wat gekost heeft, toegang verschaftte tot een rustig leventje, vergeet het maar. Nu begon de zoektocht pas echt.
Wat moest ik doen met mijn leven ? Die vraag heeft me jaren achtervolgd. Eerst dacht ik : Jeruzalem, de stad waar Jezus voor ons gestorven en verrezen is, dààr moet ik zijn. Ik ging dus op stap. Ik werd pelgrim en al pelgrimmerend zou ik leven zoals die heiligen in dat boek deden : heel arm en streng, hoe meer, hoe beter ! Maar ik werd er ziek van. En ik begon te twijfelen – dat was in Manresa. Was ik wel op de goede weg ? De vreugde van de nieuwe pelgrim maakte al vlug plaats voor steeds meer donkere gedachten. Wàt ik ook probeerde – ik ging zelfs in hongerstaking – het hielp niet. Steeds meer zakte ik weg in mijn negatieve gevoelens ten dode. En ook nu, zoals toen ik Loyola, overkwam mij iets, gebeurde er iets aan mij, iets nieuws : ik deed de ervaring op dat ik mezelf niet uit het moeras kon optrekken, hoeveel wilskracht ik ook mocht opbrengen. Neen, ik werd eruit gehaald. Ik werd bevrijd van mijn zelfbetrokkenheid en van mijn zelfredzaamheid, zo maar. Ik begreep dat God groter was. Híj liet mij niet in de steek.
Vanaf dat ogenblik werd ik ook vrij voor anderen : meer en meer mensen kwamen met me praten, ze vonden dat ik hen vooruit hielp in hùn zoektocht naar geluk. Wat ik geleerd had, kon blijkbaar ook anderen helpen. En ik ging dit optekenen. Dat zijn mijn Geestelijke Oefeningen geworden.
Toen ik dan eindelijk, over land en zee, het doel had bereikt – Jeruzalem – werd mij door die zachtmoedige 'mindere Broeders' geweigerd er te blijven. En ik die zo overtuigd was dat ik daar móest zijn ! Het was toch Gods wil ? Ik moest dus opnieuw beginnen. Maar wat ? Terug naar Spanje, als pelgrim in onveilige schepen over onstuimige zeeën en door belegerde steden en staten. De angsten, die ik toen heb doorstaan, kan je lezen in mijn levensverhaal, dat ze nu graag uitgeven onder de titel 'Het verhaal van de pelgrim' – wat ik geen slechte titel vind – of kortweg 'Autobiografie' – wat het eigenlijk niet is…
Aan allerlei reacties van mensen voelde ik wel aan dat mijn manier van omgaan met wat er zich diep in mij afspeelde, voor velen toch een beetje verdacht leek en zelfs gevaarlijk, vermits ik ook de pretentie had anderen met diezelfde methode te helpen. Ik besloot toen te gaan studeren : om voor mezelf de weg die God met me ging inzichtelijk te onderbouwen, en om voor anderen die weg begrijpelijk en aanvaardbaar te maken. Eerst latijn in Barcelona. Maar ik kon er mijn hoofd niet bij houden, ik was veel meer met mensen dan met grammatica bezig. Toch liet men mij na twee jaar toe filosofie te gaan studeren in de toen nieuwe, humanistische universiteit van Alcalá. Maar ook daar kon ik het niet laten 'mensen met vragen en problemen' te helpen en juist dàt wekte argwaan bij de inquisitie. Tot driemaal toe hebben ze me verhoord, ook werd ik een tijdlang in de gevangenis vastgehouden. Zolang ik niet méér gestudeerd had, mocht ik met anderen niet spreken over de dingen waar ik de hele dag over sprak; die dingen die vanuit dat Leven van Christus mezelf zo hadden aangesproken. Dat deed voor mij de deur dicht. Ik verhuisde naar Salamanca. Daar kreeg ik zelfs de kans niet om te studeren, want enkele hooggeleerde en al te ijverige en achterdochtige Predikheren zorgden ervoor dat ik ook daar in de gevangenis belandde. Ik kreeg hetzelfde refrein te horen : 'Eerst méér studeren', terwijl ze nooit één negatief oordeel konden uitbrengen over wat ik aan mensen vertelde of over de wijze waarop ik hen leerde omgaan met wat er diep in hen omging. Dan maar weer opnieuw beginnen. In Parijs zette ik me eindelijk aan de studie, wat niet zo vanzelfsprekend is als je zevenendertig bent…
Ondertussen was er toch al een en ander duidelijk : ik blééf gegrepen door die God van Jezus, een God van verrassingen, maar vooral een God van mededogen en grenzeloze liefde, terwijl ik ook die andere rode draad in mijn leven steeds helderder zag : mensen helpen in hun zoektocht naar zin en samenhang in hun leven. Ik ging nu sterk verlangen naar enkele 'medestanders'. In Spanje cirkelden reeds enkele studenten rondom mij. Ja, rondom mij – veel te veel. Het hield geen stand. In Parijs ontstond een hechte vriendengroep, niet langer rond mijn persoon, maar rond Diegene die mijn leven een andere richting had gegeven en dit nu ook ging doen bij die zes vrienden. 'Mijn' droom werd 'onze' droom : naar Jeruzalem gaan om er mensen te helpen in hun zoektocht naar een meer authentiek leven. En mocht het ook nu niet lukken daar te blijven ? Wat dan ?
Dan, zo beslisten we gezamenlijk, zouden we ons aan de paus aanbieden opdat híj ons zou zenden daar waar de menselijke nood het grootst is. Als ik nu terugblik op die beslissing schrik ik nog altijd. Aan de paus ? Wat een idee ! Ja, zeker in die zestiende eeuw. Over de laatste pausen die wij gekend hadden, schreef je maar liever niet naar huis. Het was een geweldige daad van geloof, die wij toen gesteld hebben. Ongelooflijk. Ook díe werd ons gegeven. Het tilde ons op boven alle kleinmenselijke berekeningen.
En toen de paus inging op onze vraag, kwamen we opnieuw voor een heel nieuwe situatie te staan. De paus zou ons groepje – we waren toen met tien – verspreiden over verschillende steden en zelfs continenten, daar waar de nood groot was. Was dit het einde van onze vriendengroep ? Neen, dit kon niet, vonden we. Maar wat zou dan de band zijn tussen die groep vrienden verspreid over de hele toen bekende wereld ? Zou er niet iemand van ons moeten zijn die als taak krijgt de band in de groep levend te houden, iemand aan wie ieder van de groep gehoorzaamheid belooft ? Weken lang hebben we met die vraag geworsteld, maar uiteindelijk vonden we toch dat het beter was dat we ons zouden toevertrouwen aan één van ons die de onderlinge verbondenheid als taak kreeg. Plots realiseerden we ons dat we binnen de Kerk een nieuwe religieuze groep waren geworden en we vroegen aan de paus onze groep te erkennen, wat hij deed, ook al trachtten enkele curiekardinalen nog stokken in de wielen te steken…
Was dit het einde van mijn pelgrimstocht ? Geografisch wel, ik verliet bijna nooit meer de stad Rome, maar de innerlijke zoektocht – die van de groep nu – was lang niet ten einde. Natuurlijk volgde ik het wel en wee van de steeds talrijker wordende groep van 'gezellen van Jezus' over de wereld verspreid – want iedereen vond dat ík dat moest doen – maar het bleef een zoeken naar wat we op al die plaatsen moesten doen. We hadden geen vooropgezet plan, geen slim bedachte strategie – wat ze daar later ook over geschreven hebben. Telkens opnieuw lieten we ons bevragen door de concrete situaties. We hadden wel één belangrijk criterium gaandeweg ontdekt : mensen helpen zin en samenhang te vinden in hun leven, doe je door hen die God van Jezus te laten ontdekken. Het was de weg die ik gegaan was, het was de weg die wij samen gegaan waren."
IGNATIUS