Hoe ignatiaans gebed de klaspraktijk kan verrijken
Hoe ignatiaans gebed de klaspraktijk kan verrijken
In de vorige bijdrage bespraken we als eerste gebedsvorm het gewetensonderzoek. In deze bijdrage concentreren we ons op twee toelichtingen die Ignatius geeft in verband met het gebed en stellen we ons de gebruikelijke vraag of deze toelichtingen ook voor het onderwijs van nut kunnen zijn.
Vlak voor het elk begin van een uur gebed vraagt Ignatius om in de juiste houding naar het gebed toe te gaan. Hij formuleert dit aldus :
‘Een stap of twee voor de plaats waar ik de beschouwing of de overweging zal doen, blijf ik staan gedurende de tijd van een Onze Vader. De geest omhoog gericht zal ik overdenken hoe God onze Heer naar mij kijkt, enz… En dan maak ik een gebaar van eerbied of nederigheid.’ (G.O. 75)
We beseffen dat de vergelijking tussen gebed en onderwijs niet hoogdravend mag worden: tot God bidden is immers van een andere orde dan het lesgeven aan leerlingen. Toch schuilt er ook in dit korte citaat iets nuttigs voor zowel de lesgever als voor de leerling.
Vooreerst is er die korte vorm van concentratie. Ignatius wil het routineuze van het gebed vermijden: elk gebed heeft een waarde op zich, telkens opnieuw. Zo ook de les die men krijgt of geeft. Een leerkracht kent die korte vorm van concentratie goed. Hij concentreert zich haast onbewust op de klas die hij straks te woord zal staan. Die concentratie neemt niet meer tijd in beslag dan de tijd die nodig is om door de gang naar de volgende klas te stappen of de tijd dat men wacht tot de vorige leerkracht het lokaal verlaat. Soms is men tijdens die korte tijdsspanne gewoon begaan met de vraag of men wel al het nodige lesmateriaal bij zich heeft. Dan weer recapituleert men voor zichzelf nog eens de essentie of het geplande verloop van de komende les.
Uiteraard bedoelt Ignatius met zijn toelichting iets belangrijkers dan deze bijna mechanische concentratie. Hij vraagt de blik ‘omhoog te richten en een gebaar van nederigheid of eerbied te maken’. Hij wil dat de retraitant met de juiste innerlijke ingesteldheid het gebed aanvat.
Die innerlijke ingesteldheid is ook voor de leerkracht zinvol. Het plaatst hem in de juiste verhouding die de essentie van het lesgeven raakt. De leerkracht is er immers niet voor zichzelf. Hij staat in een verhouding van dienstvaardigheid. Bovendien helpt dit inkeermoment om zich te hoeden voor zelfvoldaanheid of te grote zelfverzekerdheid. De les zal een gezamenlijke zoektocht worden en geen protserige monoloog. Het korte inkeermoment helpt tenslotte om aan de derde wezenlijke Persoon in het lesgeven ruimte te laten.
Eigenlijk hoeft deze toelichting van Ignatius ons niet te verwonderen. Het volstaat te denken aan een musicus die zich concentreert en tot inkeer komt alvorens met de interpretatie van de partituur te beginnen of aan de intense concentratie van de sportman voor hij gaat springen of spurten. Zelfs bij de ervaren topsporter kan een gebrekkige inkeer tot een ‘valse start’ leiden.
We kennen allemaal het belang van een kort moment van inkeer bij het begin van een handeling die onze scherpe aandacht vraagt. Zo is het nog op vele scholen gebruikelijk om rechtop te staan bij de start van de les en even stil te zijn. De waarde hiervan kan moeilijk overschat worden. Het is een uiting van wederzijds respect én een uiting van de waarde die men van de les verhoopt. Het tilt de les op een hoger niveau (‘omhoog gericht’). Even zinvol en gebruikelijk is het om bij het begin van de dag een inkeermoment in te lassen voor de hele klas: we lezen een tekst, een gebed, we zingen een lied, maken een kruisteken, beluisteren een gedicht en we staan even stil bij onszelf. Het hele perspectief van het lesgeven wordt erdoor bepaald.
Net als bij het gewetensonderzoek vereist deze korte verstilling geen zware inspanning. De rite van de korte inkeer – die zowel voor de leerkracht als voor de leerling geldt – dient net om de routine te vermijden. De kern ervan is het wederzijds respect.
Een derde en laatste inkeermoment – naast het ‘gewetensonderzoek’ en de ‘voorbereiding’ – noemt Ignatius de terugblik. Hij formuleert deze terugblik als volgt:
‘Na de oefening zal ik gedurende een kwartier, zittend of wandelend, nagaan hoe het mij in de beschouwing of overweging is vergaan. Ging het slecht, dan zal ik de oorzaak zoeken en berouw verwekken, met het verlangen mij in het vervolg te beteren. Ging het goed, dan zal ik God onze Heer danken, en in het vervolg zal ik op dezelfde manier te werk gaan.’ (G.O. 77)
De terugblik is het pendant van de voorbereiding. Wie zich de artikelen over de ‘onderscheiding der geesten’ nog herinnert, zal opmerken dat deze terugblik voor Ignatius het uitgangspunt is van die onderscheiding. Het is een peilen van de gevoelens van troost en troosteloosheid of van net de afwezigheid van deze duidelijke gevoelens. Ignatius zal deze terugblik als een wegwijzer hanteren voor verder handelen en verder gebed. Ze is de kern van wat bij Ignatius kritisch denken heet. Terugblik en kritisch denken horen samen, maar beiden zijn ze dus in de eerste plaats een vorm van zelfonderscheiding of zelfkritiek. De vaak ter sprake gebrachte ‘jezuïtische’ waarde van het ‘kritisch denken’ – bedoeld wordt dan doorgaans een kritisch wantrouwen ten opzichte van anderen! – komt in de Geestelijke Oefeningen niet voor.
In het onderwijs lijkt zo een kwartier terugblik echter erg lang. Vaak ontbreekt het ons aan tijd of zin om zo lang stil te blijven staan bij een voorbije les. Een overdosis terugblik lijkt bovendien de levendigheid te smoren. Nochtans kennen we allen die gevoelskern die ons na elke les begeleidt: tevredenheid of opgewektheid dan wel misnoegdheid of onvoldaanheid. Ignatius stelt voor om niet geheel achteloos met deze veelheid van soms tegenstrijdige gevoelens om te gaan. Het zijn immers niet alleen gevoelssamenvattingen van voorbije lessen maar vooral ook indicaties voor de toekomst. Bij misnoegdheid vraagt hij ons te onderzoeken waar wat fout liep en er de lessen uit te trekken; bij tevredenheid vraagt hij volharding, diepere dankbaarheid en nederigheid. Die houding lijkt voor Ignatius de veiligste gids bij onze dagdagelijkse activiteit te zijn.
Guy Dalcq
Lees verder over ignatiaanse pedagogiek: