Professor Rob Faesen sj over het charisma van de Sociëteit van Jezus en de actualiteit ervan vandaag. Voor welk doel is de jezuïetenorde gesticht?
Professor Rob Faesen sj over het charisma van de Sociëteit van Jezus en de actualiteit ervan vandaag. Voor welk doel is de jezuïetenorde gesticht?
De benedictijnen hebben de Regel van de heilige Benedictus als richtsnoer voor hun leven, maar er bestaat geen “Regel van Ignatius”. Toch is er iets dat een gelijkaardige functie vervult voor de jezuïetenorde. Dat is de tekst die Ignatius, samen met de kleine groep rondom hem, aan de paus heeft voorgelegd, en die de paus vervolgens in 1540 goedgekeurd heeft – wat het feitelijke begin van de Orde betekende. In die tekst staat dat de Orde gesticht is voor één doel, namelijk “voor de vooruitgang van de zielen in christelijk leven en leer, voor de bevordering van het geloof door het dienstwerk van het woord en werken van naastenliefde, in het bijzonder de opvoeding van kinderen en hen die ongeletterd zijn in het christelijk geloof.” Iemand die toetreedt, zo zegt de tekst, moet steeds God voor ogen houden, en vervolgens ook het genoemde doel van de Orde.
Hiermee is eigenlijk al heel veel gezegd over het charisma van de Sociëteit van Jezus, en de actualiteit ervan vandaag. Laten we een paar elementen van naderbij bekijken. Vooreerst de uitdrukking “de vooruitgang van de zielen in christelijk leven en leer.” Dat klinkt natuurlijk zestiende-eeuws, maar wanneer we “vooruitgang van de zielen”verstaan als “spirituele groei van de mens” klinkt het al anders.
De eerste bedoeling van de jezuïetenorde is niet de economische vooruitgang, de politieke emancipatie of de medische zorg van de mensen, maar hun geestelijke, spirituele dimensie – dat wil zeggen: hun relatie tot God. Het spreekt vanzelf dat er geen relatie tot God bestaat zonder economie, politiek, psychologie of lichamelijk leven. Maar het geloof en de relatie tot God kunnen daar nooit toe herleid worden. En de eerste bedoeling van Ignatius en zijn groep was om mensen te helpen om te groeien in die relatie tot God, hen de rijkdom van het christelijke geloof te helpen ontdekken en de diepte van een authentiek christelijk leven.
Dit geeft eigenlijk de kern aan van wat godgewijd leven voor een jezuïet betekent: de diepste band van mensen met God ondersteunen, dienen, en helpen groeien. Precies op die manier – zo suggereert Ignatius – geeft een jezuïet vorm aan zijn eigen verbondenheid met God.
Hoe moet dit dan gebeuren? “Door het dienstwerk van het woord en de werken van naastenliefde” Dat impliceert natuurlijk een bijzonder brede waaier aan activiteiten. In feite heeft de Orde geen enkel specifiek apostolaat. Alles is mogelijk, als het maar een of andere vorm is van dienst aan Gods woord of van naastenliefde, met het oog op de geestelijke groei van de naaste in de relatie tot God, en het christelijke geloof en leven.
Het is bovendien de bedoeling dit te doen voor “kinderen en hen die ongeletterd zijn in het christelijk geloof.” Al snel is dit in de Orde heel letterlijk begrepen, en zo zijn de bekende colleges ontstaan voor middelbaar en hoger onderwijs, waarvoor de Jezuïeten in de loop van de geschiedenis vooral bekend zijn geworden.
Maar eigenlijk had de eerste groep – in de lijn van wat Paulus met deze uitdrukking bedoelt – al diegenen in gedachten voor wie het christelijk geloof en het christelijk leven relatief onbekend zijn. Dat kunnen best volwassenen zijn, zelfs mensen met een hoge wetenschappelijke vorming of een belangrijke sociale functie. Hoe vaak zien we niet, ook vandaag, dat mensen die als volwassenen perfect functioneren in onze samenleving, met nobele en authentieke intenties, op het vlak van christelijk geloof en leven als het ware ongeletterde kinderen zijn.
Dat is vandaag zo, en het was ten tijde van Ignatius eveneens het geval. Er was een schrijnende onwetendheid over christelijk geloof en christelijk leven, en de groeiende theologische en kerkelijke polarisering van toen – het was de tijd van de opkomende Reformatie, met alle politieke verwevenheid daarbij – maakten die onwetendheid alleen maar erger. Het is echt niet moeilijk om te zien dat dit, weliswaar in veranderde omstandigheden, in feite nog net zo is vandaag.
En het is treffend dat deze stichtingstekst uitdrukkelijk zegt dat ieder die toetreedt, God voor ogen moet houden. Het is de bedoeling dat alles wat jezuïeten doen, steeds in een diepe en persoonlijke verbondenheid met God gebeurt. Inderdaad, niemand kan het geloof en het christelijke leven bevorderen, tenzij hij dat doet vanuit God en voor God.
Het is evident niet de bedoeling alleen maar het ledenaantal van de Kerk als een “christelijke club” te doen toenemen. Voor grotere aantallen zouden verbeterde marketingtechnieken kunnen volstaan; ook in de zestiende eeuw was men zich daarvan bewust. Maar de zorg die Ignatius en zijn groep hadden is gelukkig van een totaal andere aard. Het gaat veel meer om de grondslagen van de Kerk: de diepte en de wonderlijke schoonheid van wat het christelijke geloof en het christelijke leven voor een mens kunnen betekenen. Dat kan een mens nooit aan een ander op eigen kracht doorgeven. Alleen God kan dat schenken. Daarom: God voor ogen houden – als oorsprong en einddoel.
Zijn de jezuïeten in de loop van de geschiedenis trouw gebleven aan deze doelstelling? Er zijn jammer genoeg heel veel – veel te veel – momenten geweest dat de Orde beschamend te kort geschoten is. Maar op hun mooiste momenten zijn ze inderdaad hieraan trouw gebleven. Men zou trouwens met recht en reden kunnen zeggen dat iedere geëngageerde christen deze doelstellingen kan overnemen, ook vandaag, om de eenvoudige reden dat er niets ‘exclusief’ aan is. Naar mijn gevoel is dat precies wat Ignatius bedoelde.
Hoe gebeurt dit vandaag in Vlaanderen en Nederland? Ook al is hun aantal klein aan het worden, toch hebben jezuïeten er een brede waaier aan activiteiten waarvan het geven van de ignatiaanse Geestelijke Oefeningen vaak als het hart gezien wordt van datgene wat er gebeurt. De meeste medebroeders voelen zich daar heel sterk mee verbonden, ook al betekent dat niet noodzakelijk dat ze zelf de Oefeningen geven.
Er zijn medebroeders die in de pastoraal werkzaam zijn – in een parochie bijvoorbeeld – en anderen die universitair actief zijn en in het wetenschappelijke onderzoek. Sommigen geven vorming op het vlak van spiritualiteit, en begeleiden mensen in hun spirituele zoektocht – soms heel klassiek, soms in nieuwe vormen – en anderen zijn betrokken in het werk voor de vluchtelingen (Jesuit Refugee Service) met concrete sociale en juridische hulp. Soms als gevangenisaalmoezenier, soms in het ziekenhuiswerk, soms in dienst van de ontwikkelingssamenwerking, soms in de wereld van kunst en cultuur: het is een bonte waaier.
Immers, elk probeert vanuit zijn eigen talenten en mogelijkheden zo goed mogelijk te doen wat Ignatius en zijn kleine groep voor ogen had in 1540. In die variëteit van activiteiten, opinies en engagementen toch bij elkaar deze ene geestelijke roeping ontwaren, is kenmerkend voor het godgewijde leven van de Sociëteit van Jezus vandaag.
Rob Faesen sj
Met dank aan “Pastoralia”