Al bijna 100 jaar onderzoek naar mystiek uit de Lage Landen

Al bijna 100 jaar onderzoek naar mystiek uit de Lage Landen

Studenten leren met een ganzenveer te schrijven.

In 2025 zal het Ruusbroecgenootschap honderd jaar bestaan. Het werd gesticht in 1925 door een brede groep van prominente geleerden uit Vlaanderen en Nederland. In de loop van deze honderd jaar hebben verschillende jezuïeten hier indrukwekkend wetenschappelijk werk verricht.

In 2025 zal het Ruusbroecgenootschap honderd jaar bestaan. Het werd gesticht in 1925 door een brede groep van prominente geleerden uit Vlaanderen en Nederland. In de loop van deze honderd jaar hebben verschillende jezuïeten hier indrukwekkend wetenschappelijk werk verricht.

Door Rob Faesen sj

Al snel na de oprichting van het Ruusbroecgenootschap was het een beperkt team dat het feitelijke wetenschappelijke werk verzorgde. Een van hen is onlangs heilig verklaard, namelijk de Nederlandse karmeliet Titus Brandsma. De jezuïeten Desideer Stracke, Leonce Reypens, Jozef Van Mierlo en Jan-Baptist Poukens namen het meeste werk op zich, en al spoedig groeide het genootschap uit tot een internationaal gekend onderzoekscentrum, met de beste wetenschappelijke standaard. Sinds 1973 is het geïntegreerd in de universiteit te Antwerpen (toen: UFSIA). In oktober 2023 ging ikzelf met emeritaat, en daarmee zwaaide de laatste jezuïet af. Maar het werk van het Ruusbroecgenootschap is niet geëindigd – verre van.

Niet alleen onderzoek naar Jan van Ruusbroec

Om te beginnen is het nuttig om te verduidelijken dat het bij ons niet uitsluitend om de studie van de Brabantse mysticus Jan van Ruusbroec (1293-1381) gaat. Ruusbroec is weliswaar de “patroonheilige” van het genootschap, maar het onderzoek is veel breder. Alles wat de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit betreft, met name in de Lage Landen – of daarmee verbonden – valt binnen het onderzoeksdomein. Een van de recente realisaties is de editie van een beroemde ‘klassieker’ uit de literatuur- geschiedenis van de Europese spiritualiteit, namelijk de Evangelische peerle uit 1535-1537, door Guido De Baere sj.

De groep van onderzoekers zijn intussen ook internationaler dan voordien. Zo is de huidige directeur, prof. John Arblaster, een Brit – ook al spreekt hij vlekkeloos Nederlands. De meeste leden hebben veel internationale contacten, en maken deel uit van brede netwerken. Het Ruusbroecgenootschap is immers in het buitenland gekend en gewaardeerd omwille van de competenties die in de loop van de jaren zijn opgebouwd. Cambridge University Press heeft bijvoorbeeld onlangs de publicatie toegezegd van de Engels- en Nederlandstalige editie van Den tempel onser sielen uit 1543, verzorgd door prof. Rik Van Nieuwenhove (Durham University) en mijzelf.

Onderzoek naar 250 gestigmatiseerden

Het onderzoek gaat ook soms onverwachte wegen op. Prof. Tine van Osselaer, die sinds 2015 aan het Ruusbroecgenootschap verbonden is, heeft een grootschalig onderzoek verricht, samen met een team jonge doctorandi, naar de meer dan 250 gestigmatiseerden uit de negentiende en twintigste eeuw in West-Europa, mensen dus die de wondetekens van Christus op hun eigen lichaam droegen. Het was een project dat gefinancierd was door de European Research Council. Alleen de allerbeste projecten krijgen zulke financiering.

Ook het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek, dat heel hoge kwaliteitseisen stelt, ondersteunt onze onderzoeksprojecten. Er loopt bijvoorbeeld een onderzoek naar de band van de Franse filosofe Simone Weil met de dertiende-eeuwse mystica Marguerite Porete uit Valenciennes. Een ander voorbeeld: een onderzoek naar de veertiende-eeuwse Umbrische mystica Angela van Foligno die in de zeventiende eeuw door de geleerde Amsterdamse jezuïet Maximilianus San- daeus zo hoog gewaardeerd werd dat hij haar magistra theologorum noemde, “lerares der theologen”.

Tijdschrift van Ruusbroecgenootschap

Tegelijk gaat de publicatie van wetenschappelijke bijdragen in het tijdschrift Ons Geestelijk Erf gestaag verder. Ook dit bestaat bijna honderd jaar. Het is intussen veel internationaler geworden. Maar de oorspronkelijke focus is bewaard gebleven, namelijk de wetenschappelijke geschiedenis van de spiritualiteit van de Nederlanden en de relaties met de omliggende landen.

Een sterkte van het Ruusbroecgenootschap is dat het – juist omwille van de eigen competenties – vaak gevraagd wordt door niet-specialisten. Ook al is het een onderzoeksinstituut, en geen onderwijsinstelling, toch worden de leden regelmatig gevraagd door collega’s aan de universiteit om aan jonge studenten les te geven. Zo zijn er vaak werkcolleges of summerschools, waarbij de studenten bijvoorbeeld vertrouwd gemaakt worden met oude drukken of manuscripten.

Ook voor het brede publiek

Aangezien de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap ook een indrukwekkende verzameling van Jesuitica heeft (dat wil zeggen: boeken over of door jezuïeten), zijn er recent ook internationale summerschools georganiseerd over de geschiedenis van de Sociëteit van Jezus; in 2021 over “art and architecture”; in 2022 over “sanctity, hagiography, iconography” – bij dit laatste was er trouwens een aangename samenwerking met de Bollandisten. En er zijn talloze gelegenheden waarbij de leden van het Ruusbroecgenootschap deelnemen aan initiatieven voor breed publiek. De zomercursus mystieke literatuur in de Oude Abdij van Drongen (inmiddels aan zijn 27e editie toe!) is een goed voorbeeld daarvan.

Het Ruusbroecgenootschap vandaag is een boeiende mix van continuïteit én vernieuwing. De inspi ratie van de initiatiefnemers honderd jaar geleden blijft de toon en de richting aangeven. En tegelijk is er door de opgebouwde competentie heel veel vernieuwing mogelijk.

Infomomenten Geestelijke Oefeningen 2020-2021 3

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel