Broeder in de Sociëteit van Jezus

 

Lees verder
Broeder in de Sociëteit van Jezus 1

 

Een getuigenis van broeder Wiggert Molenaar sj

“Broeder Jezuïet!? Ik wist niet dat ze daar nog in deden!” was de reactie van een kennis toen zij mij vroeg hoe het er voorstond met mijn opleiding. Nu is er een verschil tussen de opleiding als Jezuïet en die van priester. Voor beide is er een min of meer vaststaand traject, waarbij dat van de Jezuïet minstens tien jaar duurt en dat van de priester minstens zes jaar. Deze kennis kende ik echter goed genoeg om te weten dat ze me eigenlijk wilde vragen: “Wanneer word je tot priester gewijd?” en ik gaf haar dus als antwoord dat ik broeder ben en niet tot priester gewijd zal worden. Haar verbaasde reactie gaf ik u al.

Reden tot verbazing bij kennismaking met een Jezuïet van de jongere garde die geen priester is, kan zijn dat broeders ver in de minderheid zijn in de Orde. Wereldwijd is nog geen 10% broeder, waarbij dit percentage in de “Westerse” landen nog beduidend lager ligt. De Sociëteit van Jezus (S.J.) staat ook te boek als een “priesterlijke orde”. Toen Ignatius van Loyola de Orde in de zestiende eeuw oprichtte, meende hij dat hij en zijn metgezellen hun doel – mensen helpen op hun weg naar God – het best konden realiseren als priester.

Aan de andere kant zijn er bijna altijd Jezuïeten geweest die hun deelname aan de missie van de Orde vormgaven als broeder. In het algemeen kun je zeggen dat deze Jezuïeten hun gewijde medebroeders ondersteunden, bijvoorbeeld als kleermaker, kok, drukker. Alphonsus Rodriguez sj schitterde zó als portier (en vertrouwenspersoon) dat hij patroonheilige van de broeders is geworden. Een andere beroemde broeder is Andrea Pozzo sj; zijn architecturale nalatenschap verbaast nog altijd.

Soms wordt broeders gevraagd: “Waarom ben je maar broeder?”. Ik stel dan meestal als tegenvraag: “Waarom bent u getrouwd en heeft u kinderen?”. Kort gezegd, het is een kwestie van roeping, waarbij de tijd dat de roeping van religieus als verhevener werd beschouwd dan die van niet-religieus en die van tot priester gewijde hoger dan die van niet-gewijde gelukkig achter ons ligt.

Toen ik in 2003 intrad, wilde ik in de eerste plaats Jezuïet worden; gezien mijn opleidingsniveau nam men aan dat ik ook tot priester gewijd zou worden. Mijn novicemeester en ik spraken dikwijls over de mogelijkheid om broeder te worden, maar na mijn noviciaat (2 jaar) ben ik toch begonnen met de priesteropleiding. Tijdens de studie werd het steeds duidelijker dat het priesterschap not for me was; de studies heb ik wel afgemaakt en ik heb daar uiteindelijk geen spijt van.

Toen ik de mogelijkheid om broeder te worden tijdens mijn studie in Parijs besprak met de overste (“provinciaal”) van de Franse Jezuïeten was zijn onmiddellijke reactie: “Maar broeders worden ook goed opgeleid! (en denk dus maar niet dat je nu kunt stoppen met studeren!)”. Niet alleen de vorming van de broeders, maar ook hun positie in het algemeen issterk verbeterd. De 31e Algemene Congregatie (1965-1966) markeert deze verandering.

Van pater Pedro Arrupe, algemeen overste (“generaal”) van 1965 tot 1983, is bekend dat de broeders hem nauw aan het hart lagen. Zo zei hij nadrukkelijk dat alle Jezuïeten één roeping hebben en dat alle diensten en taken die door hen verricht worden dezelfde evangelische waarde hebben. “In de Sociëteit van Jezus zijn er slechts diensten of, beter nog, slechts dienaren die werken voor het Koninkrijk van God.” Tegenwoordig werken broeders als econoom van een Jezuïetenprovincie, universitair docent, regionaal verantwoordelijke voor de Jesuit Refugee Service … .

Ik verbaas me over de innerlijke zekerheid – om in spirituele termen te spreken: over de vrede – die ik voel nu ik sinds de afgelopen zomer officieel broeder Jezuïet ben.  Ik woon in ons huis in Delft waar ik verantwoordelijk ben voor de praktische gang van zaken, deelneem aan verschillende activiteiten op het gebied van de Ignatiaanse spiritualiteit en, ten derde, nog een aantal dingen doe die mijn bezigheden nog eens extra afwisselend maken. Deze combinatie van praktische zaken en meer spirituele aangelegenheden werkt erg goed voor mij.

Van oudsher wordt wel gezegd dat paters Jezuïeten activiteiten hadden die op de wereld gericht waren en de broeders meer naar binnen, dat wil zeggen op de leefgemeenschappen van de Jezuïeten. Deze tweedeling gaat wat mij betreft dus niet op: ik heb bezigheden in onze communiteit, maar ook elders en hetzelfde geldt voor mijn huisgenoten, die allen priesters zijn. Ik denk dat we zo een mooi voorbeeld zijn van hoe Jezuïeten elkaar aanvullen in de missie van de Orde, dus precies zoals pater Arrupe het verwoordde en zoals Ignatius het in de context van zijn tijd bedoelde.

Wiggert Molenaar sj