Gelofte van armoede: jezuïeten aan het woord

 

Lees verder

 

“Niet het hebben (wat zit er in mijn kast) of het ik (mijn prestaties) bepalen mijn leven, maar mijn toebehoren aan God, bewust ook van te leven in de voorlopigheid. Armoede leidt tot “humilitas”: bescheidenheid tegenover elkaar en deemoed tegenover God.”

“Mijn armoede geeft mij ruimte. Het opent mijn ogen voor mijn afhankelijkheid en tegelijkertijd voor een rijkdom in en rondom mij die verrassend voldoet.”

“Mijn kapitaal aan mogelijkheden en vermogens ter beschikking van de gemeenschap te stellen.”

“Als ik mezelf vergelijk met degenen met wie ik gestudeerd heb voor mijn intrede in de orde: ik heb al jaren veruit het laagste salaris en het meest onbezorgde bestaan. De orde zorgt goed voor mijn verzekeringen en mijn oude dag: ik heb alles wat ik nodig heb. Ik verdiende in een vluchtelingenkamp in Azië honderd dollar per maand en hield er royaal aan over, het overschot draag je als jezuïet af aan de orde. Arm hebben we het nooit. We kunnen goed leven, zonder luxe, en we geven ook veel weg.”

“Arm leven, als het inperken van mijn spontaan verlangen om het voor mezelf zo goed en zo gemakkelijk mogelijk te hebben, en om aanzien te genieten; is ingaan op die diepere stem in mij die me uitnodigt om mijn medemenselijkheid te beleven met zovelen die het helemaal niet gemakkelijk hebben, mensen die geen naam hebben, en aldus deel te hebben aan Jezus’ levensweg.”

“Als missionaris was de armoede het moeilijkst te beleven te midden van mensen voor wie ik moeilijk als ‘n ‘arme’ kon doorgaan. Armoede zag ik als me bereikbaar maken: zelfvoldaan of rijk aan middelen zou ik mensen eerder afstoten en mezelf isoleren.”

“Ik leid geen arm bestaan. Maar de gelofte van armoede heeft me wel bevrijd van de drang naar het hebben van een privé-vermogen die bij mij heel reëel was. In die zin is de gelofte van armoede voor mij een geschenk dat mij opent en steeds weer herinnert aan datgene waar ik echt verlang voor te kiezen.”

“De gelofte van armoede is de gemakkelijkste van drie, omdat ik in een superrijke westerse samenleving leef. Ik kom nooit iets tekort en heb alles. Toch is het geen leugen omdat ik mij niet bind aan wat ik heb. Zo blijf ik vrij, en kan ik uitkijken naar wat ik nog niet ten volle heb: ik hoop dat ik ooit voluit zal geloven en beminnen. De gelofte van armoede is daarom mijn gelofte van de hoop.”

“De gelofte van armoede helpt me om tot een concrete evangelische soberheid te komen in het leven. En het gaat voor mij in de eerste plaats dan niet om het in vraag stellen of het verwerpen van bepaalde verworvenheden uit het gewone dagelijkse leven. Wel wil ik telkens opnieuw mijn persoonlijke verhouding (laten) bevragen naar zaken toe als: eten, kleding, woonst, reizen, geld, wagen, computer, internet, enz…”