Waarom de Bollandisten zijn gestopt bij Sint-Maarten

do 11 nov 2021 Jezuïeten / Kerk / Wetenschap /
Waarom de ‘Acta Sanctorum’ stoppen bij Sint-Maarten

Sint-Maarten door Egbert Modderman.

De ‘Acta Sanctorum’ van de Bollandisten (jezuïeten die heiligenlevens wetenschappelijk bestuderen) stoppen met de heiligen van 10 november. Hoe komt dat?

De ‘Acta Sanctorum’ van de Bollandisten (jezuïeten die heiligenlevens wetenschappelijk bestuderen) stoppen met de heiligen van 10 november. Hoe komt dat?

De katholieke wereld moest het kaf van het koren scheiden

De Bollandusstraat die uitloopt op de Antwerpse Britselei, herinnert aan een glorierijke geschiedenis die weinigen kennen: die van de Bollandisten. In de zestiende eeuw hadden de protestanten scherpe kritiek geuit op de katholieke wildgroei aan heiligen- en reliekenvereringen. Een aantal protestantse geleerden had zich zelfs verenigd in een collectief – de zogenaamde Maagdenburger Centuriatoren – om de geschiedenis van geloof en Kerk te zuiveren van allerlei verzinselen.

Héribert Rosweyde

In Rome begon Cesare Baronio – een lid van de apostolische gemeenschap van de oratorianen die de Heilige Philippus Neri net gesticht had – aan de indrukwekkende Annales Ecclesiastici. Deze jaarboeken verschenen tussen 1588 en 1607. Baronio betoonde er vooral belangstelling in voor kerkelijke architectuur, maar ook vele andere historische vraagstukken werden er op basis van gedegen bronnenonderzoek behandeld. Intussen was Caesar Baronius ook prefect van de Vaticaanse Bibliotheek en kardinaal geworden.

Baronius’ werk inspireerde Héribert Rosweyde, een Utrechtse jezuïet

Baronius’ werk inspireerde Héribert Rosweyde, een Utrechtse jezuïet die tijdens zijn studies in Dowaai (Douai) – toen nog in het graafschap Vlaanderen – al voortdurend met het onderzoek van heiligenlevens in de weer was. Na zijn priesterwijding in 1599 werd Rosweyde naar het Antwerpse jezuïetencollege gestuurd, toen nog in het laatgotische Huys van Aecken in de Korte Nieuwstraat. Hij publiceerde in 1607 bij Plantijn een boekje waarin hij zijn project uit de doeken deed.

Jean Bolland

Rosweyde had het plan opgevat om van alle heiligen die hij op vijftig pagina’s opsomde en waarover hij manuscripten had ontdekt, de glorierijke daden (‘fasti’) te beschrijven. In een veertien pagina tellende inleiding legde hij uit dat hij de heiligen zou behandelen volgens hun naamdag in het Martyrologium Romanum en hoe gedegen en kritisch het bronnenonderzoek moest zijn op basis waarvan hij zijn hagiografisch werk zou doen. Hij voorzag daarvoor achttien boekdelen nodig te hebben.

De jezuïeten vroegen Bolland het werk van Rosweyde voort te zetten

Rosweyde verzamelde verwoed afschriften en manuscripten, maar toen hij in 1629 op zestigjarige leeftijd overleed, was nog niets van zijn levenswerk gepubliceerd. In Antwerpen waren ze echter onder de indruk gekomen van een andere jezuïet, Jean Bolland. Die had naar aanleiding van de heiligverklaring van Ignatius van Loyola in 1622 een toneelspel over het leven van de stichter in het college laten opvoeren. Bollandus was afkomstig uit het Land van Herve en was verbonden aan de jezuïetencolleges van Roermond en ’s Hertogenbosch.

‘Acta Sanctorum’

En zo lag het grootse plan van Heribertus Rosweyde aan de basis van wat nu nog altijd de Société des Bollandistes heet. Jean Bolland kreeg de steun van Godfried Henskens uit het Nederlands-Limburgse Venray, die na zijn studies theologie en priesterwijding in Leuven in 1634 naar Antwerpen werd gedetacheerd. Godefridus Henschenius was zo mogelijk nog erudieter dan Ioannes Bollandus; Bolland stelde zelfs ooit de publicatie van een deel van de Acta Sanctorum uit om er een van Henschenius’ eerste grote studies – over Sint-Amand – in te kunnen opnemen.

Martinus van Tours

Blijft de vraag waarom de Acta Sanctorum in 1925 stopten, met de heiligen van 10 november. Het antwoord is eenvoudig: op 11 november stond de heilige Martinus van Tours op het menu, en dat bleek een te taaie brok. De opzet van de Bollandisten was altijd hetzelfde gebleven: beschrijven wat er van een heiligenleven wetenschappelijk vaststaat, alsook waarop deze hagiografische traditie zich geïnspireerd heeft en welke latere tradities erdoor geïnspireerd werden. En dat laatste is voor Sint-Maarten onbegonnen werk.

De thema’s uit de ‘Vita Martini’ vind je in de hele hagiografische traditie terug

Waarop de vijfde-eeuwse christelijke auteur Sulpicius Severus zich inspireerde toen hij de eerste versie van het leven van bisschop Martinus van Tours te boek stelde, is niet zo moeilijk. Het canvas is dat van de grote biografieën van Gaius Suetonius Tranquillus. Maar in hoeveel hagiografische geschriften van daarna zijn geen reminiscenties terug te vinden naar de Vita Martini? Zonder overdrijven kan men stellen dat één op de drie auteurs van heiligenlevens inspiratie geput hebben uit Sulpicius Severus’ Vita Martini.

‘Analecta’ en ‘Subsidia’

En dus hebben de Bollandisten – die eind achttiende-eeuw van Antwerpen over Tongerlo naar Brussel uitweken – hun opzet verlaten om de heiligen in de volgorde van het Martyrologium Romanum te behandelen en zetten zij alternatieve publicaties op: het tijdschrift Analecta bollandiana en de monografieënreeks Subsidia hagiographica. Het genootschap werkt altijd voort, nu onder leiding van de Brusselse jezuïet Robert Godding. En stel dat de knoop van de Vita Martini ooit wordt ontward, dan wacht een nieuwe uitdaging. Misschien zijn de uitwaaiers van de Sint-Niklaastraditie immers nog complexer dan die van de Sint-Maartenstraditie.

Door Benoit Lannoo, via Kerknet.be

Infomomenten Geestelijke Oefeningen 2020-2021 3
Bekijk alle nieuwsberichten

Deel