In memoriam Mgr Lukas De Hovre sj

Zaterdag 13 juni 2009 had in de Sint-Michiel- en Sint-Goedelekathedraal te Brussel de plechtige uitvaartplechtigheid plaats van onze medebroeder Lukas De Hovre. Het komt niet vaak voor dat een jezuïet zo’n begrafenis krijgt : in een ruimgevulde kathedraal, met een kardinaal als voorganger, omringd door een kring collega’s-bisschoppen. Hoewel hij zich gedurende twintig jaar met hart en ziel gegeven heeft aan zijn hoge functie van hulpbisschop, altijd is pater, monseigneur De Hovre een van ons gebleven. Zijn laatste levensjaren bracht hij door in ons huis te Heverlee, als lid van de communiteit. Hij ligt begraven te midden van zijn medebroeders, in het jezuïetenperk op het kerkhof ‘De Jacht’ in Heverlee.

Lees verder

Zaterdag 13 juni 2009 had in de Sint-Michiel- en Sint-Goedelekathedraal te Brussel de plechtige uitvaartplechtigheid plaats van onze medebroeder Lukas De Hovre. Het komt niet vaak voor dat een jezuïet zo’n begrafenis krijgt : in een ruimgevulde kathedraal, met een kardinaal als voorganger, omringd door een kring collega’s-bisschoppen. Hoewel hij zich gedurende twintig jaar met hart en ziel gegeven heeft aan zijn hoge functie van hulpbisschop, altijd is pater, monseigneur De Hovre een van ons gebleven. Zijn laatste levensjaren bracht hij door in ons huis te Heverlee, als lid van de communiteit. Hij ligt begraven te midden van zijn medebroeders, in het jezuïetenperk op het kerkhof ‘De Jacht’ in Heverlee.

Een zeldzaam rijk leven. Rijk gevuld met gebeurtenissen, opeenvolgende functies en verwezenlijkingen. Rijk vooral aan menselijke kwaliteit, geestelijke densiteit, uitstralende bezieling. Bisschop Luk heeft het de kroniekschrijvers en zijn biografen bijzonder gemakkelijk gemaakt. Toen hij tachtig werd in 2006 schreef hij eigenhandig het boekje Terugblik op twintig jaar pastoraat in Brussel 1982-2002.  Daarin neemt hij een lange aanloop : een levensschets vanaf zijn prilste kindertijd, met “episodes die mijn leven op ingrijpende wijze inhoud en vorm hebben gegeven”. Een goudmijn van betrouwbare gegevens. Ons rest alleen maar hier en daar wat aan te vullen met andermans getuigenissen en, nog meer, te schiften in de overvloed.

Jeugd

Geboren 27 februari 1926 te Nederbrakel  in het golvende Zuid-Oost-Vlaanderen. Het gezin telt vier kinderen, waarvan Luk de benjamin is. Godelieve, de oudste, is nog in leven, alsmede zijn broer Frans, diocesaan priester. Vaders beroep : organist in de dekenale parochiekerk, een tijdlang directeur van een plaatselijke bank, later muziekleraar aan een secundaire school. In de huiskring wordt dan ook duchtig gemusiceerd en gezongen. Thuis heerst er een gezellige nestwarmte en een diepgelovige sfeer, met evenwel, al kun je het gezin niet bepaald welgesteld noemen, een gulhartige aandacht voor de noodlijdenden.

Ver hoef je ze niet te zoeken, die noodlijdenden. In de streek wordt er veel armoede geleden. Al vroeg wordt kleine Luk ermee geconfronteerd. Op school kennen de meeste makkertjes hun vader nauwelijks. Dagelijks pendelen de mannen naar de mijnen van de Borinage voor een karig loon en keren pas laat huiswaarts om te slapen.

De Broeders van Liefde runnen de lagere school. Ze dragen hun leerlingen een warm hart toe. Een anekdote uit die jaren is hem bijgebleven en acht hij het navertellen waard. Zes, zeven jaar moet hij toen geweest zijn. Een broeder troont hem mee naar hun kloosterhuiskapel. Boven het altaar prijkt in gouden letters ‘Deus caritas est’. Wat betekent dat ? De broeder vertaalt woord voor woord, hij mag het zinnetje samenstellen : ‘God is liefde’. “Onthoud dat voor je leven, jongen : alleen God is liefde”. Kort daarna hoort hij in de woonkamer zijn moeder een vrouw uit de buurt prijzen om haar grenzeloze toewijding : “Die vrouw is heel en al liefde”. Kleine wijsneus : “Dat mogen wij niet zeggen, moeder, alleen God is liefde”. En zij, heel wijs : “Zo is dat, ventje. Maar er zijn van die mensen, zó goed, zó liefdevol, dat ze ons direct aan God doen denken”. Subliem ! “Achteraf mag ik wel zeggen, aldus onze bisschop, dat was voor mij een openbaring, wat het is, christen te zijn, en wie onze God is. Het resumé van mijn hele opvoeding. Moeder en de broeders blijf ik er dankbaar voor. Wij zullen inderdaad pas gelukkig zijn wanneer wij trachten van verre te gelijken op God”.

Op het Sint-Catharinacollege van Geraardsbergen volgt Luk de Latijns-Griekse humaniora, van 1939 tot 1945, terwijl de oorlog volop woedt. Twee jaar bezetten de Duitsers de schoolgebouwen, de lessen gaan door in een voormalig fabriekje. Begonnen als intern, wordt hij extern vanaf mei 1940. Op een gammele fiets dagelijks elf kilometer over nijdige heuvelruggen en met een nooit gevulde maag. De laatste twee humaniorajaren moet hij geregeld thuis blijven wegens fysieke vermoeidheid, Niettemin een heerlijke tijd. De meeste klasleraren zijn  priesters, idealistische jongemannen, die altijd beschikbaar, als een vaderfiguur, de klasgemeenschap bijeenhouden. De beperkte bewegingsvrijheid compenseert het college met toneel spelen, musiceren, korte excursies in de streek, KSA-jeugdbeweging. Behalve de voedselschaarste en het gevecht om te overleven dreigt er af en toe reëel levensgevaar, vanuit overtrekkende jachtvliegtuigen en met toch één hevig bombardement. Onder de bevolking wekt dat een enorme levensmoed en solidariteit. Voor een opgroeiende puber een les voor het leven : nood brengt mensen samen.

Jezuïet

Zijn intrede in de Sociëteit is een weloverwogen beslissing. Slechts enkele jezuïeten kent hij van nabij. Die komen de collegeretraites geven, een paar markante figuren hebben voeling met de KSA-leiding. Enkele schoolmakkers zijn die weg opgegaan. Hij laat zich degelijk documenteren, leest erover, pleegt overleg met vertrouwenspersonen, bidt ervoor. Vooral het samen gaan in de Ignatiaanse spiritualiteit van bezinning en actie trekt hem aan. Hij treedt te Drongen in op 7 september 1945, kort na Hiroshima en het einde van de oorlog. Tijdens het noviciaat boeien hem de ‘experimenten’, zo bijvoorbeeld dat als fabrieksarbeider. De verdere opleiding kent een normaal verloop. Na de eerste geloften in 1947, twee jaar klassieke filologie, en tegelijk zijn militaire dienstplicht in de CIBI-Antwerpen. In Leuven filosofie 1949-51 en theologie 1955-59, met priesterwijding door hulpbisschop Paul Schoenmaeckers 10 augustus 1958.

Voor meer dan één medebroeder is de stage tussen filosofie en theologie indicatief, soms beslissend voor zijn later apostolaat. Luk verblijft 1951-55 op ons college te Brussel. Sint-Jan Berchmans staat in de hoofdstad bekend als een bolwerk van de Vlaamse zaak. Een dynamische ploeg stelt er haar eer in, om binnen de scholensector het Nederlandstalige cultuurleven vitaal te houden. Dat doet ze door allerlei neven- en naschoolse activiteiten en, als het even kan, prestigieuze vieringen. Luks faam als muziekkenner is hem voorafgegaan. Al bij de eerste kennismaking krijgt de beginnende surveillant van de externen te horen dat men op hem rekent om de muzieklessen te animeren en bovendien het collegekoor te leiden. Een schot in de roos. Sint-Jan beleeft de bescheiden start van een almaar uitdijende onderneming met allure. Met medewerking van confraters en lekenleerkrachten is het ‘Brussels Knapenkoor’ uitgegroeid tot een befaamd jeugdensemble dat optreedt tot in de hoogste kringen en in het buitenland. “Ik heb met het koor echt in de muziek geleefd”, getuigt hij later.

Colleges

Als kersvers priester mag hij terug naar Brussel, tot zijn persoonlijke en eenieders voldoening, en kan hij de draad weer opnemen. Twee jaar is hij tuchtprefect en kan hij met nog meer gezag de koordirectie voortzetten. Hem wacht nog het laatste proefjaar in Wépion 1961-62, onder de instructoren Duthiou en Saatman. Na zijn terugkomst cumuleert hij de functies van huisminister en kerkprefect, met zorg voor de liturgische diensten. Een paar lessen esthetica kan hij er best nog bijnemen.

Wij zijn medio 1964. Een week vóór het einde van de zomervakantie krijgt hij het laconieke bericht dat hij de volgende week wordt verwacht in Turnhout en bijgevolg Brussel achter zich moet laten. Het is wel even bekomen : na de rijkshoofdstad lijkt dat verre provinciestadje, het mag dan de titel voeren ‘hoofdstad van de Kempen’, zowat het einde van de wereld. Akkoord, aan de verplaatsing zitten er een paar goede kanten. Hij ruilt de bezoedelde grootstadslucht met ‘de gezonde buitenlucht’, het drukke lawaaierige verkeer voor de stille rust die tot inkeer stemt. De nieuwe opdracht is verre van een sinecure : rector-directeur van een uitgestrekt gebouwencomplex, annex een beroemde, vroeger beruchte afdeling met ruim driehonderd internen, aan de rand van een middelgrote stad. Ietwat onzeker en het hoofd vol vraagtekens belandt hij er net op tijd om in de gauwte kennis te maken en met een nieuw schooljaar van wal te steken. Een nogal pijnlijke start. De eerste avond na zijn aankomst trekt Luk op verkenning uit in het halfduister. Een dichtstaande glazen deur merkt hij niet op. Een harde klap en een lelijke snijwonde op zijn voorhoofd. Zodat de nieuwe rector zijn verschijning mag doen met een stevige witte lap goed zichtbaar.

Wie hem in Turnhout heeft gekend is vol lof over zijn leiding, zowel van de communiteit als van de school. Hij is trouwens de laatste jezuïet die beide functies tegelijk uitoefent, na hem worden ze gesplitst en verdeeld over twee medebroeders. In de lijn van zijn voorgangers behartigt hij vele studierichtingen.  Naast de bestaande Latijn-Grieks, Latijn-Wetenschappen en Latijn-Wiskunde voert hij in 1970 de moderne humaniora in met een Wetenschappelijke B. In de stad bevindt zich de lagere school, afdeling BSD (basisschool De Nefstraat). In 1964 worden boven de gymzaal nieuwe klaslokalen opgetrokken. In hetzelfde jaar wordt de wijkschool op het Stokt zelfstandig met een eigen schoolhoofd, ze heet voortaan BSA (basisschool Astridlaan). Reeds in 1958  was dit schoolgedeelte ingetrokken in het gebouw van de toen opgeheven Apostolische School.

Speciale aandacht gaat uit naar het culturele leven : muziek en toneel, dat mochten wij verwachten, muziek en plastische kunst krijgen een volwaardige plaats in het lessenrooster. Maar evengoed naar spel en sport. Onder zijn impuls rijst er op de zandpleinen naast de gebouwen, er is plaats genoeg, een gloednieuwe ruime gymzaal, zodat zelfs ritmische oefeningen, keurturnen en danslessen mogelijk worden, met demonstraties voor de ouders. Hij let speciaal op de verfraaiing van de klaslokalen. Bekend is zijn manie om overal oranjekleurige gordijnen te hangen : zelfs bij druilerig weer brengen die binnen een indruk van zonlicht, en buiten vormen ze een harmonieuze aanblik tussen de rode bakstenen muren. In 1970 wordt door een officiële maatregel de vijfdaagse schoolweek ingevoerd, wel extra belangrijk voor een internaat. Zijn voorganger Henri Crombé had de Pinksterkerk als collegekerk gebouwd en in 1961 laten inwijden. In 1968 maakt Luk haar verheffing mee tot zelfstandige parochiekerk, bediend door onze paters. Spoedig bloeit het parochieleven open, met een eigen kerkkoor. Voor alle vieringen met een zekere omvang mag het college erover blijven beschikken. Men kan die nieuwe bestemming beschouwen als een compensatie tegenover het bisdom voor het sluiten in 1967 van de Sint-Jozefskerk in de stad, verbonden aan de residentie die eveneens wordt opgeheven. 

Aan plannen schort het de dynamische rector niet. Ook buiten de collegemuren reikt zijn belangstelling. Samen met enkele vooraanstaande leken sticht hij de volkshogeschool ‘Europese Faculteit voor Mens en Gemeenschap’, naar Deens model. De instelling is onder te brengen in een ruim herenhuis vlak vóór het college. De initiatiefnemers, ook hij, ondernemen een studie-inspectiereis naar Denemarken. Globetrotter toen al. Luk laat zich kennen en waarderen als een zorgzame ‘pater familias’ voor zijn medebroeders, van nature een bezieler en vaderlijke chef van het leraren- en opvoederskorps. Geeft krediet aan zijn mensen en kan genieten van hun originaliteit en hun vindingrijkheid. Spanningen voorkomt hij vaak met een ontwapenende humor. Kortom, rector De Hovre heeft in Turnhout diepe sporen achtergelaten.

Novicemeester

Zijn zevende jaar als rector is al een eind gevorderd, wanneer hij vrij onverwacht, in april 1971, wordt aangesteld tot novicemeester. Een delicate zending. Het noviciaat is enkele jaren alleen theoretisch blijven bestaan, zonder dat er nieuwe rekruten worden aangenomen. De Vlaamse provincie zal haar eerste vormingsperiode opnieuw opstarten. In september gaat het noviciaat in Kraainem open voor zeven kandidaten. Drie jaar later, in 1974, verhuist het naar Brussel-Oudergem. Niet alleen voor de orde, voor de hele Vlaamse kerk, zijn het, in de nasleep van mei 1968, jaren van beproeving. De novicemeester is actief betrokken bij het pastorale werk in de hele agglomeratie. Geregeld geeft hij een retraite, hoofdzakelijk voor priesters en religieuzen en is hij moderator van de diocesane priesterraad. Ook zoekt hij op het pastorale vlak geschikte ‘experimenten’ (proeven) voor zijn novicen. Zij mogen niet wereldvreemd in een besloten kring worden opgeleid.

Te Rome roept pater Arrupe voor december 1974 een Algemene Congregatie of Vergadering (AC) samen. De voorbereidende Provinciale Congregatie in april vaardigt, naast Louis Van Bladel, Luk De Hovre af als deelnemer te Rome. Die 32e AC is uiterst vruchtbaar en vernieuwend gebleken, het meest ingrijpend misschien wegens haar decreet 4 over ‘Onze zending vandaag : diaconie van het geloof en bevordering van de rechtvaardigheid’. Een sprekend detail : decreet 11 behandelt de broederlijke gemeenschap. Zijn paragraaf achttien somt op wat het communiteitsleven kan bevorderen. Onze afgevaardigde merkt langs zijn neus weg op, dat de zinsnede ‘… feest kan vieren’ door zijn toedoen in de tekst werd ingelast. Typeert hem !

Provinciaal

Niemand kijkt ervan op wanneer pater generaal, na raadpleging van de Vlaamse medebroeders, pater Lukas De Hovre in september 1975 benoemt tot provinciaaloverste van de BSE, toen nog PBS, de Noord-Belgische sj provincie. Op dat ogenblik telt deze nog 430 leden, met wie hij ambtshalve jaarlijks een persoonlijk gesprek heeft. Zo kort na de 32e AC 1974-75 is het zijn speciale opdracht ervoor te zorgen dat haar decreten ter plekke worden uitgevoerd. De prioriteiten van de apostolische werken vragen om een herziening, de colleges om een herstructurering, de tijdschriften om vernieuwing. Evenmin mag hij de sectoren retraite en bezinning alsook het eigenlijke sociaal apostolaat uit het oog verliezen. Bovendien  genieten de missies overzee zijn nooit aflatende aandacht. Hij heeft het geluk de ruim tweehonderd Vlaamse medebroeders aldaar te mogen ontmoeten : in Congo, de Filippijnen, India, Japan.

Ook buiten onze grenzen weet men hem te vinden en vallen bestuursfuncties hem ten deel : in 1976-81 voorzitter van het Comité van de Europese sj provinciaals, in 1978-81 voorzitter van de Vereniging der Hogere Oversten van België, in 1980-81 voorzitter van de Unie der Hogere Oversten van Europa. De man beschikt over een bovenmenselijke werkkracht en soepelheid. Bij dat alles blijft hij zichzelf : opgeruimd, meeslepend, lettend op eenieders eigenheid en draagkracht en, met alle respect voor traditionele waarden, open voor vernieuwende initiatieven.

Op het einde van Luks zesjarige ambtstermijn in 1981 doet pater Arrupe een opmerkelijke oproep. Hij vraagt vrijwilligers om naar de vluchtelingenkampen wereldwijd, zijn geesteskind en oogappel, te gaan helpen. Die wekroep is wel bijzonder : een ‘status’ (benoeming) in de orde wordt vrijwel nooit op basis van vrijwilligheid en persoonlijke voorkeur toegekend. Luk denkt bij zichzelf : Nu of nooit, ik laat die kans niet liggen om mijn sinds lang smeulende missieroeping op te volgen. Zijn nieuw werkterrein : Ethiopië. Eerst trekt hij, bij wijze van sabbatjaar, op verkenning naar een paar landen in Oostelijk Azië, Pakistan, India, Thailand. Hoe pakken de medebroeders ginder het werk onder de vluchtelingen aan ? Terug van deze exploratietocht begin 1982 maakt hij zich op om met frisse moed af te reizen naar Oost-Afrika. Hij zal nooit vertrekken.

 

Bisschop

Pas is hij terug in het land wanneer kardinaal Danneels hem dringend bij zich ontbiedt. Van deze krijgt hij te horen wat hem als onwezenlijk voorkomt : “Ik zou u moeten verzoeken om mijn hulpbisschop te worden”. Tijdens zijn verblijf in India heeft paus Johannes-Paulus hem benoemd op 17 februari 1982. In de rooms-katholieke kerk bestaat een eigenaardig gebruik, dat van ‘titelvoerend’ (titulair) bisschop, dat is : naast het reële ambt, bisschop van een vroeger, niet meer bestaand bisdom. Voor Luk De Hovre is dat : Dunshaughlin / Domnach Sechnaill, Ireland (Sancti Secundini in Dominica). Dat het een voormalig Iers diocees betreft, zal hem stellig genoegen hebben gedaan. Als muziekkenner houdt hij van de oude Keltische balladen, met harpbegeleiding. Zijn eigenlijke titel luidt : Hulpbisschop van Mechelen-Brussel voor het vicariaat Brussel, met speciale aandacht voor de Nederlandssprekenden.

Een bisschop heeft een schild en kiest een bisschopsleuze. Zelf licht de betrokkene deze toe : “Ik heb me altijd uitgedaagd gevoeld door de nood aan hoop in onze tijd, door het onbehagen, vaak met psychische problemen als gevolg, en de wanhoop van mensen. Mijn keuze viel daarom op een vers uit Paulus’ brief aan de Romeinen (15,13) : ‘Moge de God van de hoop u vervullen met vrede en vreugde die het geloven u geeft, opdat gij overvloeit van hoop in de kracht van de heilige Geest’. Een leuze moet kort zijn, daarom heb ik de kerngedachte bewaard Opdat gij overvloeit van hoop. Die hoop is gesymboliseerd op mijn schild in de gouden ster, tevens de ster van de komst van Jezus in het schild van onze aartsbisschop, naast het monogram van de Naam van Jezus. In die Naam zijn wij samen, die Naam is onze kracht. En midden in het schild staat de irisbloem, die weleer weelderig groeide aan de boorden van de Zenne. Die rivier stroomt nu verder onder deze stad van steen en beton. Maar de irisbloem die prijkt op zovele Brusselse schilderijen en wandtapijten is nu het symbool van vriendelijkheid en de gastvrijheid, waaraan wij in deze stad zoveel nood hebben. Die vriendelijke openheid bied ik u hier vandaag aan en ik wens ze u allen toe”. Een bisschop draagt ook een ring. Die van Luk heeft iets speciaals : daarin zijn de twee huwelijksringen van zijn overleden ouders (vader in 1969, moeder in 1973) versmolten. Hij toont hem aan de aanwezigen : “Dit teken van hun trouw is het teken van mijn trouw aan u”.

Op 22 maart volgt de bisschopswijding in de Brusselse kathedraal. Kardinaal Godfried Danneels gaat voor. De medeconsecratoren heten : mgr. Philip Ekka s.j., een boezemvriend, studeerde theologie in Leuven en ging Luk twee jaar voorop. Het toeval wil dat Philip eveneens van provinciaal (van Ranchi) tot bisschop werd aangesteld (van het nieuwe bisdom Ambikapur in India). Verder mgr. Paul Schoenmaeckers, hulpbisschop van Mechelen-Brussel, die hem in 1958 tot priester had gewijd ; mgr. Leo De Kesel, hulpbisschop van Gent, het bisdom waar de wijdeling vandaan komt ; en mgr. Jean-Baptiste Musty, hulpbisschop van Namen.

Zijn langdurig verblijf in de hoofdstad heeft hem wegwijs gemaakt in de complexiteit van de plaatselijke samenleving. In menig opzicht is Brussel uniek : een hoofdstad op de kruising van twee nationale culturen. Tevens een Europees en internationaal knooppunt met meer dan 30 % vreemdelingen, grotendeels migranten-gastarbeiders en hun nakomelingen. Aanzienlijke verschillen, geografisch, cultureel, economisch, politiek en godsdienstig, zitten met elkaar verweven. Haar diversiteit, meer dan dat ze een probleem is, maakt haar rijkdom uit, op voorwaarde dat men elkaar respecteert. In dat kluwen moet de kerk haar weg vinden en een eigen rol spelen. De nieuwe herder wil haar dichter bij de mensen brengen. Zeker in het begin besteedt hij geruime tijd aan nadere kennismaking met zijn priesters, pastoraal geëngageerde leken en het doorsnee voetvolk, om er achter te komen wat er leeft bij hen. Die bezorgdheid is al die jaren gebleven. Bij de opening van ieder jaar onderstreept hij : “Mijn deur staat altijd open voor u”, en inderdaad, nooit is hem een contact te veel of stelt hij een afspraak uit. Wel en wee van zijn medewerkers en hun gezin gaan hem ter harte : “Hoe gaat het met de kinderen ?” Niemand weet hoe vaak hij zijn priesters, vooral zieke, heeft opgezocht. Hij komt over als een innemend iemand, joviaal, soms zelfs uitbundig, trouw, vol attenties, totaal beschikbaar.

In zijn homilie op de uitvaart noemt Danneels zijn gewezen hulpbisschop in de eerste plaats van man van hoop, consequent met zijn bisschopsleuze. Geen vaag sentiment, die hoop, maar uiterst concreet. Hij is begaan met alle vormen van dienstbetoon, Brussel-Onthaal, Poverello. Dienstbaarheid aan de kleinen : de armen, de vereenzaamden, de seizoenkerkgangers, de vervreemde en vermoeide zoekers naar de verborgen bronnen van het leven. Hij zet zich in op diverse domeinen die de grenzen van de agglomeratie overstijgen : de oecumene, als voorzitter van de diocesane commissie ad hoc ; de betrekkingen met Joden en moslims. Andere terreinen waarop hij uitblinkt : de pastoraal rond de Europese instellingen, de religieuzen (1993-1995 is hij bisschoppelijk vicaris van de mannelijke religieuzen), de contemplatieve en charismatische gemeenschappen, het Vlaamse verenigingsleven, de Lourdesbedevaarten, de communicatiemedia, waarvoor hij de referent is namens de bisschoppenconferentie. ‘Radio Spes’, met uitzendstation onder de basiliek van Koekelberg, is zijn initiatief. Door haar actie ‘Golven van hoop’ bereikt ze allen, oud en jong, ook anderstaligen, die uitzien naar troost, aanmoediging, uitkomst uit hun noden. Ook stimuleert hij kerkmensen om in de media aanwezig te zijn.

Van bisschop De Hovre is zijn uitgesproken zin voor cultuur bekend : het gesproken woord, de poëzie, de plastische kunst, de muziek vóór alles uit. Hij zit de raad van bestuur voor van het gerenommeerde Lemmensinstituut te Leuven alsmede de beleidsraad departement muziek, podiumkunsten en onderwijs van de hogeschool voor Wetenschap en Kunst. Veel van deze kunstvormen vloeien samen in de eredienst, een ander stokpaardje van hem. Hoe graag en met hoeveel zwier leidt hij de luisterrijke liturgische plechtigheden in zijn geliefde kathedraal ! Zonder verpozen heeft de bezorgdheid om de Wereldkerk hem geïnspireerd. Zijn vertrouwdheid met andere landen en werelddelen alsmede zijn taalvaardigheid komen uitstekend van pas wanneer hij het Belgische episcopaat vertegenwoordigt in buitenlandse congressen of beleidsontmoetingen.

Één hoofdbekommernis bezielt hem : mensen samen brengen, ze hoop schenken, gemeenschap vormen in vreugde. Daaraan heeft hij het beste van zichzelf gegeven,  zoveel als er dagen in het jaar zijn en uren in een dag. Waar haalt hij de nodige kracht vandaan ? Hij weet het best : “De liefde van Christus drijft ons”. Voor zijn uitvaart had hij de evangelieperikoop gekozen Joh 7, 37-39 :  “Wie in Mij gelooft, hij hééft te drinken. Stromen van het levende water van de Geest zullen uit zijn binnenste vloeien”.

Op 20 maart 2002, gaat monseigneur De Hovre na twintig jaar bisschopsambt met emeritaat. Tijdens zijn functie heeft hij achtereenvolgens gewoond in de Vlasfabriekstraat, de Omwentelingstraat, en sinds 2000 in onze Gesù, Haachtsesteenweg. Daar kan hij blijven tot augustus 2004, wanneer de residentie wordt opgeheven. Hem worden een paar kamers aangeboden in het jezuïetenhuis van Heverlee. Sinds een paar maanden gaat zijn gezondheid gestadig achteruit. Anderhalve maand verblijft hij in de afdeling intensieve verzorging in het Heilig-Hartziekenhuis Leuven, daarna nog eens veertien dagen. Op 20 mei keert hij weer huiswaarts. Begin juni verslechtert zijn toestand ten gevolge van verschillende infecties. Hij overlijdt zachtjes in de morgen van 4 juni 2009.

Wij sluiten deze opmerkelijke levensschets af met de woorden waarmee kardinaal Danneels zijn uitvaarthomilie beëindigde. “Dan kwam voor jou, beste Luc, de tijd om binnen te gaan in je lijdensweek, de tijd om vastberaden de weg te gaan naar Jeruzalem, met jouw Jezus, welwetend waar Hij je naartoe zou leiden : je Pascha moest je nog doen. Behoorde jij immers ook niet tot het gezelschap van Jezus, de Sociëteit van Jezus ? Je wist dat je bij Hem moest blijven tot het einde toe (….) Dan bent je de stilte binnengegaan van de Olijfhof en de Goede Vrijdag. Je raakt in een coma, het voorspel van de doodsslaap, het uur van de verlatenheid. Maar wij weten dat de hoop in je hart is blijven waken. Nu was je zelf een van de kleinen en zwakken geworden. Je kon ze niet meer beminnen door ze te helpen. Maar je hielp ze krachtig door een van hen te worden. Dan had je nog de delicatesse om uitgerekend op mijn verjaardag naar de hemel te gaan, om te zien wellicht hoe het daar was. In afwachting dat ik en wij allemaal u op een dag achterna zullen komen. Rust daar nu, beste Luk, in het gezelschap van Jezus. Wij zijn God zeer dankbaar voor jou. Wij zijn een goede bisschop kwijt, wij hebben er een krachtige voorspreker bij”.