Wat doen jezuïeten? Waar denken ze over na? Hoe ziet hun leven eruit? In de serie 'Dagboek van een jezuïet' doen ze een boekje open. Jan Stuyt sj trapt af.
Wat doen jezuïeten? Waar denken ze over na? Hoe ziet hun leven eruit? In de serie ‘Dagboek van een jezuïet’ doen ze een boekje open. Jan Stuyt sj trapt af.
“De enige gebeden die God zeker niet verhoort zijn gebeden die draaien om de woorden ‘nog eens’.” Deze uitspraak wordt toegeschreven aan C.S. Lewis. Leef je leven vooral voorwaarts en kijk niet alsmaar in de achteruitkijkspiegel. Toen ik het las was ik het er meteen mee eens.
Ik heb ook niets met reünies van schoolklassen. Wie ik wil ontmoeten, zie ik toch wel. Ik vind het veel spannender om vooruit te kijken. Toen ik begon aan mijn opleiding bij de jezuïetenorde zei één van de paters “dans la Compagnie la vie est toujours devant”. Ik ben het nooit vergeten. Nu ik 65 ben en het veertig jaar geleden is dat ik mijn geloften aflegde, kan ik het alleen maar bevestigen. Het heeft er alles mee te maken dat je als jezuïet niet je eigen zending uitkiest maar je laat zenden. Zo werd ik gezonden naar Manila, Hong Kong, Zagreb en Antwerpen, en schrijf ik deze woorden in Rome. Het is nooit saai, soms moeilijk, altijd vervullend.
Voor de Jesuit Refugee Service ben ik enkele dagen in Rome. De organisatie wordt slanker gemaakt en ik denk mee over hoe dat het beste kan. Vanuit mijn logeerkamer zie ik de indrukwekkende koepel van de Sint Pieter, en daarvoor het torentje van de kerk van de Nederlanders in Rome, de kerk van de Friezen. Daaronder, in het witte vierkante gebouw, wordt het archief van de jezuïetenorde bewaard.
De Sint Pieter en de Kerk van de Nederlanders zijn monumenten, maar geen musea. In een archief of een museum bewaar je het verleden, en je kijkt er naar als buitenstaander. In een monument leeft ook het heden en mag je meedoen met iets wat actueel is.
Daarom is er in de Sint Pieter kunst is van eeuwen geleden, maar zijn er ook de moderne deuren van Giacomo Manzù. In de kerk van de Friezen (toren 12e eeuw) zingen we het Wilhelmus (16e eeuw) en paasliederen van hedendaagse schrijvers. Komende weken wordt er gevormd en doen kinderen er hun Eerste Communie. Een gezonde mengeling van verleden en heden die vertrouwen geeft voor de toekomst.
Ik ben blij dat ik lid ben van een wereldwijde kerk. Mijn ouders hebben mij lid gemaakt van de katholieke kerk toen ik één dag oud was. De voordelen zijn legio: wereldwijd herkenbare liturgie, de tucht van het leesrooster in de liturgie, in ieder land een aanknopingspunt voor kennismaking. En in mijn werk met vluchtelingen overal toegang tot lokale kennis en ervaring, gecombineerd met een internationale helicopterview. Dat er ook nadelen zijn hoeft u me niet te vertellen (opgelegde uniformiteit of Europese cultuur, trage beslissingen en nog wel meer), de voordelen wegen voor mij zwaarder. Het geeft toch RUIMTE.
In het internationale werk voor vluchtelingen van de Jesuit Refugee Service komt er nog een aspect bij, en dat heeft te maken met TIJD. Als we aankomen hoeven we nooit met niks te beginnen. Negen van de tien keer is er al een lokale afdeling van de katholieke caritas die zich inzet voor zwakken en kwetsbaren – zo was het toen ik begon in Zagreb en Sarajevo tijdens het conflict in Joegoslavië. En als we weggaan, gaan de projecten door, omdat we ze overdragen aan de lokale kerk: zo ging het in Cambodja en Maleisië
Als ik het zeggen mag, doet u mij dan maar de tijd en de ruimte van een wereldwijde verzameling van lokale kerken met een echte onderlinge band, liever dan een knusse nationale of lokale club.
Toen ik lid werd van Facebook vroeg ik mensen of ze met mij ‘bevriend’ wilden zijn. Eén schreef: “Ik wil graag met jou in contact blijven, maar niet via zo’n narcistisch medium als Facebook.”
Touché: het is inderdaad narcistisch. Je deelt goed nieuws en kijkt hoeveel reacties er op komen. Hoe vaak worden mijn berichten gedeeld en geliked? Op Facebook staat vooral goed nieuws. Slecht nieuws is schaars; ik zie het bij UNHCR en op bladzijdes over Birma.
In acht jaar Facebook heb ik twee keer gescoord. De eerste keer toen ik meldde dat ik kaartjes had voor Bruce Springsteen. Dat oogstte veel bijval – net als bij huisbezoek trouwens. Vorige week was het onverwacht weer raak. Ik plaatste een foto van mezelf in de Sint Pieter in Rome, en vermeldde dat ik precies 40 jaar daarvoor de eerste geloften als jezuïet had afgelegd in Amsterdam. Meer dan honderd mensen reageerden en de helft schreef iets persoonlijks. Het was een welkom warm bad. Wel een beetje narcistisch om opnieuw terug te lezen, al die aardige woorden – ik wentel me daar graag in. Het kwam van mensen dichtbij en heel ver weg, van collega’s van lang geleden en van oud-parochianen, allemaal via Facebook. Ik blijf nog even lid.
In NRC Handelsblad van 20 april 2018 schreef Ben Tiggelaar over de vraag “Hoe help je mensen hun gedrag te veranderen?” Hij noemt het de grootste uitdaging van onze tijd. Het antwoord vindt hij bij Kurt Lewin (1890-1947) en noemt het het beste idee ooit uit de psychologie.
Lewin gelooft dat het al dan niet vertonen van wenselijk gedrag in hoge mate wordt bepaald door twee soorten krachten: drijvende en remmende krachten. Wanneer je een verandering wilt, moet je werken met die krachten. De goede manier is door het verminderen van de remmende krachten, niet door het vergroten van de drijvende krachten. Volgens Lewin grijpen we te vaak naar het verkeerde instrument. We duwen. We vergroten de drijvende krachten, vaak door communicatie. De baas klimt op de zeepkist en legt nog eens uit wat er moet gebeuren en waarom. Volgens Lewin roept dat hooguit meer remmende krachten op. Niet handig. Volgens hem moeten we ons niet afvragen: hoe krijg ik ze zover? Maar: waarom doen ze het nu nog niet?
Toen ik het las moest ik meteen denken aan de eerste bladzijde van de Geestelijke Oefeningen van Ignatius van Loyola, een boekje dat mensenlevens radicaal veranderd heeft, ook het mijne. Pastoors en dominees staan op de preekstoel tevergeefs te duwen. Ignatius begint bij wat de mensen tegenhoudt. Hij noemt dat “ongeordende gehechtheid”. Hij helpt je om die op het spoor te komen. Wanneer je weet dat je ze hebt is het probleem al grotendeels opgelost.
Ignatius als managementgoeroe anno 1525. Chapeau.
Op 27 april 1978 legde ik in Amsterdam mijn geloften af als jezuïet. Hoe vier je zo’n jubileum van 40 jaar? In principe vieren we dat in de orde helemaal NIET – wel de verjaardag van de intrededag ruim twee jaar tevoren.
Op 27 april 2018 was ik in Rome voor een vergadering van de Jesuit Refugee Service. Er was gepland dat we die dag zouden beginnen met de Eucharistie in de crypte van de Sint Pieter. Dat hebben we dus gedaan, de Nederlandse heilige jezuïet Petrus Canisius uit Nijmegen herdacht, en daarna gewoon aan het werk: onze inzet voor vluchtelingen. De jaaromzet is rond de 48 miljoen euro, dus er valt heel wat te verantwoorden in deze bijeenkomsten. Verder over nieuwe projecten in Nigeria, lopende projecten in Syrië, en een structurele aanpak om verzoening altijd deel van ons werk te laten zijn. Verzoening niet als iets wat er ook nog wel bij kan, maar als strategisch onderdeel.
Jan Stuyt is sinds 1976 jezuïet. Hij was deken van Nijmegen en directeur van de Jesuit Refugee Service Europe. Momenteel is hij secretaris van de Vlaamse en Nederlandse jezuïeten.
Bekijk alle nieuwsberichten