Voormalig algemeen overste van de Sociëteit van Jezus
Voormalig algemeen overste van de Sociëteit van Jezus
Heer Jezus,
leer mij kijken zoals U naar Petrus,
toen U hem uitnodigde om U te volgen
of zoals U hem rechtgeroepen hebt
nadat hij U verloochende.
Heer Jezus,
leer mij kijken zoals U
naar de rijke jongen,
die nog geen beslissing had genomen
of hij U zou volgen of niet.
Heer Jezus,
leer mij kijken zoals U
naar de menigte
die samendrong rond U.
Heer Jezus,
leer mij kijken
zoals U met verontwaardiging keek
naar de Farizeeën.
Heer Jezus,
leer mij kijken zoals U.
Heer, ik heb gemediteerd over onze manier van doen, en ik heb ontdekt dat het ideaal van onze-manier-van-doen uw manier-van-doen is. Op U richt ik dan ook mijn blik, de ogen van het geloof.
Ik beschouw uw gezicht: vol licht, zoals het in het evangelie naar voren komt. Ik ben als een van diegenen aan wie Petrus schrijft: ‘Hem hebt u lief, zonder Hem ooit gezien te hebben. In Hem gelooft u, hoewel u Hem ook nu niet ziet. Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn.’
Heer, U hebt zelf gezegd: “Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat jullie zouden doen zoals Ik gedaan heb.” Ik wil U navolgen totdat ik aan anderen zal kunnen zeggen: ‘Weest navolgers van mij, zoals ik het ben van Christus.’
Ik kan het wel niet op even concrete gronden zeggen als Johannes, maar toch zou ik willen kunnen zeggen met alle kracht en wijsheid die U mij geeft: ‘Wat ik gehoord heb,en wat ik met eigen ogen gezien heb, en wat mijn eigen handen hebben aangeraakt van het Woord, van het Leven…; want het Leven is geopenbaard geworden en wij hebben het gezien, en wij getuigen ervan.’
Geef mij vooral die gezindheid van Jezus Christus zoals Paulus die had. Dan kan ik uw gevoelens navoelen, de gevoelens van uw hart, waarmee Gij van de Vader houdt en van de mensen. Niemand heeft ooit groter liefde getoond.
Gij hebt uw leven gegeven voor uw vrienden tot de totale ontlediging door uw dood aan het kruis. Ik wil U navolgen in die uiterste zelfopoffering, maar ook in uw leven van alledag, door in de mate van het mogelijke – net zo te doen als U deed.
Leer mij uw manier van omgaan met de leerlingen, met de zondaars, met de kinderen, met de Farizeeën of met Pilatus en Herodes. En ook met Johannes de Doper vóór zijn geboorte, en later aan de oever van de Jordaan.
Leer mij hoe u omging met uw leerlingen, vooral met de meest intieme: met Petrus, met Johannes en ook met Judas, de verrader.
Laat mij delen in de fijngevoeligheid waarmee Gij hun iets te eten hebt bereid aan de oever van het Meer van Tiberias, of toen u hun de voeten hebt gewassen.
Laat mij – net als Ignatius – leren hoe U at en dronk, hoe U deelnam aan feestmaaltijden; hoe U deed als U honger en dorst had, of wanneer U moe was van een reis; wanneer U behoefte had aan rust en slaap.
Leer mij te lijden met hen die lijden: met de armen, de melaatsen, de blinden, de lammen.
Laat mij zien hoe Gij uw diepste gevoelens de vrije loop liet, wanneer U tot tranen toe geroerd was of toen U die doodsangst doormaakte die U bloed deed zweten en troost van een engel deed nodig hebben.
En ik wil bovenal leren kennen de manier waarop Gij van dat ontzaglijke verdriet blijk gaf, toen U zich verlaten voelde door de Vader.
Dat is uw gezicht, zoals ik het in het evangelie voor me zie: iemand die edel is, hoogstaand, beminnelijk, voorbeeldig. Iemand die blijk geeft van een volmaakte uitgewogenheid in zijn leven en in zijn onderricht. Iemand waarvan zelfs de vijanden moeten zeggen: ‘U bent oprecht; U onderricht de weg van de Heer in alle waarheid; U kijkt de mensen niet naar de ogen.’ Iemand die manhaftig is, veeleisend voor zichzelf, maar vol goedheid voor de anderen; vol liefde en verlangen hen te dienen.
Weliswaar waart Gij streng voor kwaadwillende mensen. Maar tegelijk was uw goedheid een bron van aantrekkingskracht voor de massa, zodat men zelfs vergat te eten. De zieken waren er zeker van, dat U medelijden met ze zou hebben.
Uw kennis van het leven van alledag stelde U in staat in gelijkenissen te spreken die de gewone man verstond. Uw vriendschap ging uit naar iedereen, maar met een bijzondere aandacht voor een paar: Johannes, Lazarus, Martha en Maria. U wist een familiefeest te vervullen met vreugde, in Kana bijvoorbeeld.
Uw voortdurende band met de Vader – in een gebed dat al begon vóór zonsopgang en nog niet opgehouden was als de anderen alweer sliepen – is voor U een troost geweest en een krachtbron om het Koninkrijk aan te kondigen.
Leer mij uw manier van kijken: hoe Gij Petrus hebt aangekeken, toen Gij hem riep om U te volgen of toen U hem weer opbeurde na zijn misstap. Of hoe u de rijke jongeling hebt aangekeken, die er niet toe kon komen om U na te volgen. Of hoe U met liefde gekeken hebt naar de menigte die zich om U heen verdrong. Of hoe U woedend de Farizeeën aankeek.
Ik zou U willen kennen zoals U was: alleen al uw gezicht voor ogen hebben zou me veranderen. Johannes de Doper heeft de eerste ontmoeting met U nooit meer vergeten. De honderdman van Kafarnaüm was ondersteboven van uw goedheid. Verbijstering en verwondering beving hen die getuige waren van uw wonderen. De leerlingen zijn al net zo gefascineerd.
En in de Hof van Olijven bijt de hele verschrikte bende in het stof. Pilatus voelt zich onzeker, zijn vrouw is beangst. De honderdman die u ziet sterven, roept al over uw goddelijkheid nog vóór Gij zelf de geest hebt gegeven.
Ik zou U willen zien zoals Petrus toen deze zich er voor u van bewust werd dat hij een zondig mens was. Dat was toen hij perplex stond van de wonderbare visvangst.
Ik zou uw stem willen horen, zoals in de synagoge van Kafarnaüm of op de berg van de Zaligsprekingen, of toen U zich richtte tot de menigte ‘lerend met gezag’, een gezag dat allen maar van de Vader afkomstig kan zijn.
Maak, dat wij evenzeer uw leerlingen zijn in het grote als in het bescheidene; dat we – net als U – helemaal aan de liefde voor de Vader zijn gewijd, en aan de liefde voor de mensen, onze broeders en zusters. In het besef dat we U zó nabij zijn, want U bent afgedaald tot ons; en tegelijk, dat we zo mijlenver van u afstaan, eindeloze God.
Geef ons die genade. Maak dat de gezindheid van Christus ons leven bezielt en ons leert handelen in uw geest – ook in de uiterlijke zaken. Leer ons uw-manier-van-doen, opdat ze vandaag onze manier-van-doen wordt; opdat we het ideaal van Ignatius kunnen verwezenlijken: dat wij uw gezellen zijn, dat ieder van ons een ‘alter Christus’ – een andere Christus mag zijn; dat wij meewerken aan uw verlossingswerk.
Ik vraag aan Maria, uw allerheiligste moeder, van wie U het leven hebt ontvangen, bij wie U drieëndertig jaar hebt geleefd, en die er zo toe heeft bijgedragen om uw manier-van-leven en van-doen te vormen, dat zij in mij en in alle zonen van de Sociëteit vele andere Jezussen vormt naar uw beeld: authentieke jezuïeten.
Seigneur Jésus, apprends-moi ta manière de regarder : comment tu as regardé Pierre pour l’appeler à ta suite ou pour le relever après sa faute , ou comment tu as regardé le jeune homme riche qui ne s’est pas décidé à te suivre , ou comment tu regardais avec bonté les foules qui se pressaient autour de toi , ou comment tu regardais avec colère les Pharisiens .
Je voudrais te connaître comme tu étais : ton image devant moi suffirait à me changer. Le Baptiste est resté subjugué par sa première rencontre avec toi ; le centurion de Capharnaüm s’est senti écrasé par ta bonté ; et un sentiment de stupeur et d’émerveillement envahissait ceux qui étaient témoins de tes miracles . Le même saisissement frappe tes disciples ; et, au Jardin des Oliviers, la soldatesque terrorisée tombe à terre . Pilate se sent incertain , et son épouse est effrayée . Le centurion qui te voit mourir proclame ta divinité alors même que tu rends l’âme.
Je voudrais te voir comme Pierre qui prend conscience devant toi de sa condition de pécheur , alors qu’il est frappé d’étonnement devant la pêche miraculeuse.
Je voudrais entendre ta voix comme dans la synagogue de Capharnaüm ou comme sur le Mont des Béatitudes , ou quand tu t’adressais aux foules “enseignant avec autorité” , une autorité qui ne pouvait venir que du Père .
Fais que nous soyons ainsi tes disciples dans les choses les plus grandes et dans les choses les plus modestes, que nous soyons, comme toi, totalement voués à l’amour du Père et à l’amour des hommes, nos frères, nous sentant très proches de toi, car tu t’es abaissé jusqu’à nous, en même temps que si éloignés de toi, Dieu infini.
Donne-nous cette grâce : fais que le sensus Christi anime toute notre vie et nous apprenne à agir conformément à ton esprit – y compris dans les choses extérieures.