Gevallen op het slagveld
Gevallen op het slagveld
Honderd jaar geleden, op 16 augustus 1917, sneuvelde de Ierse jezuïet en legeraalmoezenier William Doyle. Hij was 44. De soldaten, zowel de katholieken als de protestanten, noemden hem Father Willie. Hij werd gedood op de heuvelrug Frezenberg, een uitloper van het Passendale slagveld. Doyle vernam dat een gekwetste officier was achtergelaten en ging hem zoeken met twee brancardiers. Het werd kruipen onder kanongeschut van de ene obuskrater naar de andere, in de modder van die natte zomer. Ze vonden de gekwetste maar op de weg terug werd Doyle met zijn gezellen in stukken verhakkeld door een granaat. Ze werden begraven op een onbekende plaats.
Dit gebeurde tijdens de derde slag van Ieper die de bloedigste was. De geallieerden hadden als doel het Duitse front te doorbreken om dan naar de kust te trekken en in Oostende en Zeebrugge de Duitse onderzeeboten te neutraliseren. Dit zou hen nooit lukken. In 1917 werd Passendale veroverd op de Duitsers die het begin 1918 weer heroverden.
Doyle werd geboren nabij Dublin in 1873. Hij was de jongste van zeven, had een broer jezuïet en een broer die stierf een week voor zijn priesterwijding. Tijdens zijn eerste jaren in de Sociëteit was hij actief in het onderwijs, wat hem soms ongelukkig maakte. Het ‘agere contra’ van de Geestelijke Oefeningen hielp hem hierbij. Hij deed zijn Derde Jaar in Drongen en gaf daarna volksretraites in Ierland. Hij ‘preekte’ ook op straat tot dronkaards en prostituees. Een van die dames zat later in de gevangennis wegens doodslag en schreef naar Doyle om hulp.
One of the bravest men
In 1914 bood hij zich aan als vrijwilliger en legeraalmoezenier en kwam in 1915 naar het front bij de Royal Irish Fuseliers. Zijn eerste standplaats was in Loos, Noord-Frankrijk, waar hij de fatale gasaanval meemaakte. In navolging van de Duitsers begonnen ook de Engelsen met gasaanvallen. In Loos dreef de Engelse gaswolk voor een deel in de omgekeerde richting en viel op de Engelse soldaten. Met gruwelijke gevolgen. Voor zijn inzet voor de slachtoffers werd Doyle voorgedragen om het Military Cross te ontvangen. Het werd hem niet gegeven, met als reden : niet lang genoeg aan het front. Hij kreeg de MC medaille later. Na zijn dood in Passendale werd hij voorgedragen om het Victoria Cros posthuum te ontvangen, de hoogste onderscheiding in het Britse leger. Ook geweigerd om vermoedelijke reden: Ier, katholiek en jezuïet. Toch noemde zijn legeraanvoerder hem ‘one of the bravest men’ en werd zijn dood door de soldaten vernomen ‘with tears’.
Men vond Doyle onvoorzichtig aan het front. In een brief schreef hij : ‘Ik weet niet wat de mensen van mij vinden, ben ik een held of een gek? Ik denk dat het tweede antwoord juist is’. In 1938 begon een proces voor zaligverklaring dat later werd stilgelegd. De erg persoonlijke vroomheid van Doyle kwam twintig jaar na zijn dood wellicht vreemd over.
Passiondale
William Doyle heeft dus geen graf. Zijn naam kan men lezen op het Tyne Cot Memorial, een deel van het immens grote militaire kerkhof van Passendale. Op het Memorial staan de namen van 33.783 gesneuvelde maar vermiste militairen. Terecht noemen de Engelsen dit dorp: Passiondale.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er aan alle fronten samen 2.014 jezuïeten opgeroepen. Frankrijk 855, Duitsland 375, Italië 369, Engeland 83, Oostenrijk 72, België 105, Ierland 30, USA 50, Canada 4. Ze waren actief als soldaat, brancardier, ziekenverpleger en legeraalmoezenier. 28 legeraalmoezeniers sneuvelden op het slagveld. De Duitse jezuïet, de zalige Rupert Mayer, verloor als legeraalmoenier zijn linkerbeen aan het front in Roemenië en werd in de voksmond ‘de hinkende pater’.
Maurits Delbaere sj
Bekijk alle portretten