Vormen van mensen in harmonie met medemensen, schepping en God
Vormen van mensen in harmonie met medemensen, schepping en God
Een verfrissende nieuwe kijk op katholiek onderwijs: het vormen van mensen die leven in harmonie met hun medemensen, met de schepping en met God
Allereerst zou ik mijn dankbaarheid willen uitdrukken tegenover degenen die dit congres mogelijk hebben gemaakt: het FLACSI, de Provincie van Brazilië, het Braziliaans netwerk van jezuïeten-scholen en het secretariaat van de Generale Curie voor het middelbaar en lager onderwijs. Ik zou ook dank willen zeggen aan u, gedelegeerden, voor uw grote inzet in uw provincies en ook hier in dit congres.
Dit is de eerste keer dat de Sociëteit van Jezus een congres organiseert voor de gedelegeerden voor het onderwijs van de verschillende provincies en voor de regionale netwerken die ons opvoedingswerk in de middelbare en lagere scholen ondersteunen. Het was een mooie gelegenheid om samen te komen en onze gemeenschappelijke visie op het opvoedings-apostolaat van de Sociëteit te verhelderen.
Andere ignatiaanse netwerken die bijdragen aan een goed onderwijs voor sectoren aan de rand van onze maatschappij, hebben deelgenomen aan dit congres, zoals Fe y Alegría, de Christo Rey jezuïeten-scholen, de Nativity-scholen in de Verenigde Staten en het onderwijsprogramma van de Jesuit Refugee Service.
In naam van de Sociëteit wil ik u mijn erkentelijkheid betuigen voor de enorme taak die u allen, samen met uw collega’s in dit apostolaat, iedere dag weer in heel verschillende en vaak moeilijke omstandigheden uitoefent om aan nieuwe generaties een vorming te geven die hun leven radicaal zal veranderen, door hen instrumenten mee te geven die het hen mogelijk maken om bij te dragen aan de vermenselijking van deze wereld.
Dit congres is een uitdrukking van onze dank aan God en aan onze weldoeners in deze streken, een bevestiging van het belang van het apostolaat van het onderwijs en een bemoediging om stoutmoedig verder te gaan op wegen die misschien onmogelijk lijken.
Onderwijs, vooral in scholen, is een traditioneel element van de zending van de Sociëteit. Het begon allemaal met de opvatting die Ignatius en zijn eerste gezellen hadden van hun apostolische mogelijkheden. Polanco vatte deze vroege overtuiging van de Sociëteit samen in zijn 15 redenen voor het hebben van scholen.
Door middel van deze scholen schiep de Sociëteit een onderwijsmodel dat geworteld was in de humanistische traditie van de Renaissance, omdat zij ervan overtuigd was dat zij door het karakter van de afzonderlijke individuen te vormen met het oog op het gemeenschappelijk goed, een belangrijke apostolische taak op zich nam. Toen zij zich realiseerden dat onderwijs het hart kan raken van de leerlingen, maakten zij de cura personalis tot de belangrijkste karakteristiek van hun onderwijsmodel. De spiritualiteit die haar oorsprong had in de Geestelijke Oefeningen werd toen de inspiratie voor hun opvattingen over wereld, mens en hun bestemming.
Door het Tweede Vaticaans Concilie en de formulering van de zending van de Sociëteit in de 31e (1965) en 32e (1975) Algemene Congregatie werden onze scholen wezenlijk vernieuwd.
De humanistische traditie, die gevoed werd door de ignatiaanse spiritualiteit, werd profetisch en helder verwoord door de Paters Arrupe en Kolvenbach, die stelden dat het doel van ons onderwijs is om mannen en vrouwen te vormen voor anderen en samen met anderen.
Later werkte de Sociëteit dit doel van het onderwijs uit in de zogenaamde 4 Cs, waarin werd vastgesteld dat we er op uit zijn onze studenten te maken tot zo goed mogelijke mensen door hen te vormen tot mannen en vrouwen met een geweten (Conscience), bekwaamheid (Competence), mededogen (Compassion) en betrokkenheid (Commitment). Op deze manier kreeg het uitmunten op wetenschappelijk gebied, wat een wezenlijke dimensie is van de scholen van de jezuïeten, een context binnen een vorming van ‘heel de mens’. De vorming van de hele mens is uiteindelijk ook het doel van de academische vorming.
Ons onderwijsaanbod is ook vernieuwd doordat het een vorming werd tot geloof dat de gerechtigheid bevordert en ook een vorming die de dialoog tussen culturen en de samenwerking tussen leken en jezuïeten beoogt. Het delen van het charisma van het onderwijs met leken en andere mannelijke en vrouwelijke religieuzen is een bron geweest voor het vernieuwen van ons onderwijsmodel. Nieuwe institutionele modellen die ontstonden om goed onderwijs te geven aan armen en mensen aan de rand, zoals Fe y Alegría, Cristo Rey, of de Nativity-scholen, en daarbij ook de onderwijsdiensten van de JRS, verrijken het onderwijsapostolaat van de Sociëteit in de wereld.
Daar komt nog bij dat de vorming van provinciale en regionale netwerken het bereik van onze instellingen hebben vergroot. Onze praktijk om voortdurend te blijven onderscheiden, hoe het staat met ons onderwijs, werd concreet gemaakt in een cyclus met drie fasen (dit congres is de laatste stap van een eerste fase) die begon in 2012 met het Colloquium in Boston en werd voortgezet in 2014 met de SIPEI in Manresa.
Het platform op het internet Educate Magis dat al onze scholen in staat stelt om zicht te krijgen op de ontzaglijke internationale mogelijkheden waarover we beschikken en die mee te ontwikkelen, is een andere gelegenheid om het charisma van de Sociëteit voor het apostolaat van het onderwijs te vernieuwen en te verdiepen.
De Generaals en de Algemene Congregaties van de Sociëteit van Jezus sinds het Tweede Vaticaans Concilie hebben de grote waarde erkend van het apostolaat van het onderwijs en wat de bijdrage daarvan is aan de zending van de Sociëteit. Van mijn kant zou ik van de gelegenheid van deze belangrijke vergadering gebruik willen maken om uitdrukking te geven aan mijn achting en die van het apostolisch lichaam van de Sociëteit, voor dit apostolaat. Ik zou ook het belang daarvan in de huidige context van de wereld willen onderstrepen. Dit apostolaat is een bijdrage aan de zending van de verzoening, een vrucht van de gerechtigheid die de vrede brengt die God ons door Christus wil geven.
Onderwijs, en in het bijzonder onze onderwijsinstellingen, maken deel uit van de menselijke poging om het zaad van het Koninkrijk van God in de geschiedenis te doen ontkiemen. Zoals we overwogen in de meditatie over de Menswording in de Geestelijke Oefeningen (GO 102), heeft de Drieëne God zich intens geëngageerd in de verlossing van het mensdom; als Hij ziet en hoort hoe de mensen eraan toe zijn, geeft Hij dat aan ons terug als een roeping, een uitnodiging of een dringende vraag om met Hem samen te werken in zijn verlossend werk.
De 36e Algemene Congregatie nam deze vraag op en bevestigde dat wij geroepen zijn om partners te zijn in een zending van universele verzoening en gerechtigheid, die hun oorsprong vinden in de barmhartige liefde van God en door Hem in beweging werden gezet door de menswording, opdat alle menselijke wezens in vrede kunnen leven, voluit en in harmonie met het milieu.
Terwijl we ons bewust zijn van de moeilijke levensomstandigheden van de mensen, nemen we de verzoening op ons als een hoopvolle zending. Als dienaren van de verzoening, zijn we boodschappers van hoop op de toekomst, die geroepen zijn om persoonlijke wonden te helen en nieuwe wegen te vinden om goederen en gebruiksmodellen te produceren die het evenwicht in ons milieu niet verstoren. Wij zijn op zoek naar nieuwe wegen om te komen tot een verandering in onze sociale relaties, zodat de levensomstandigheden voor iedereen verbeterd kunnen worden en volkeren kunnen leven in vrijheid en waardigheid en met respect voor elkaar.
Onze zending komt voort uit ons christelijk geloof. Het is een dienst van verzoening en gerechtigheid die zijn wortels heeft in het leven van Christus. Die dienst moet dan ook uitgevoerd worden in zijn geest en in overeenkomst met de omstandigheden van onze wereld. Verzoening en gerechtigheid vormen samen één zending. Ware verzoening vraagt om gerechtigheid. Daarom maken het streven naar sociale gerechtigheid en het scheppen van een cultuur van dialoog tussen de culturen en de godsdiensten deel uit van de dienst der verzoening tussen de mensen onderling, tussen de mensen en de schepping en tussen de mensen en God. Deze drie facetten van de dienst der verzoening zijn altijd met elkaar verbonden. Ware verzoening met God is onmogelijk, als ze niet samengaat met verzoening en gerechtigheid onder de mensen en tussen de mensen en de schepping.
Natuurlijk betekent de dienst van verzoening en gerechtigheid dat het nodig is bruggen te bouwen om de dialoog mogelijk te maken. We weten dat die opgave om bruggen te bouwen of om ‘bruggen te zijn’ waar sprake is van conflict, ook betekent dat men aan beide zijden van het gevecht geminacht wordt. Dat is de prijs voor onze dienst en we zijn bereid die te betalen, omdat we trachten Jezus’ voorbeeld te volgen.
Deze kijk op onze zending vraagt om een persoonlijke bekering en ook om die van onze instellingen. Het brengt ons ertoe om de strategieën van onze evangelisatie te herzien en ons af te vragen, hoe wij onze pastorale activiteit en het model van ons onderwijs vorm geven. Welke bijdragen moeten wij leveren aan de omvorming van de huidige sociale, politieke en economische verhoudingen, die een waardig leven voor allen in de weg staan?
De dienst der verzoening begint met een begrip van de wereld waarin we leven, ons tehuis. Bovendien is het de taak van de opvoeder en vooral van onze onderwijsinstellingen, om de jongere generaties te helpen hun plaats te vinden in die wereld en voor God, zodat zij hun persoonlijke en sociale ontwikkeling kunnen ontwerpen, met het oog op het bouwen aan een betere wereld.
Deze noodzaak om onze wereld werkelijk te begrijpen om de grootst en best mogelijke dienst te bewijzen aan de eer van God, is de reden waarom wij onze zending zien als een intellectueel apostolaat. Wij willen de mensen en de wereld begrijpen in al hun gecompliceerdheid, zodat die mensen de wereld een vorm kunnen geven die meer bepaald wordt door medeleven en daardoor goddelijker is.
Als wij zoveel investeren in intellectuele vorming, dan is dat omdat wij jezuïeten en partners in onze zending nodig hebben die in staat zijn om zelf te begrijpen en te doordenken wat iedere situatie waarmee ze geconfronteerd worden, van hen vraagt. Wij moeten echte intellectuelen zijn in de wereld van de humane en sociale wetenschappen, in de sociale analyse, in onderwijs of pedagogiek, op ieder apostolisch gebied waarop we werkzaam zijn. Alleen het werken in het hoger onderwijs, in een school of in een onderzoekscentrum, maakt ons nog niet tot ‘intellectuelen’. Een ‘denker’ in een of andere discipline worden vraagt om een voortdurend proces.
Voor degenen die deel hebben aan de zending van de Sociëteit van Jezus betekent een ‘intellectueel’ zijn tegelijk een effectief instrument zijn voor het apostolaat. Als we werkelijk ‘intellectueel’ zijn in onze apostolische zending, dan stelt ons dat in staat om de wereld en de uitdagingen daarvan zo te verstaan dat we het Goede Nieuws kunnen verkondigen op een manier die relevant, aantrekkelijk en omvormend is. Onderwijs is werkelijk effectief als het erin slaagt om deze dimensie van het intellectueel apostolaat te integreren.
In zijn intellectuele benadering van de wereld en de uitdagingen daarvan kent het mensdom vandaag volgens de 36e Algemene Congregatie zijn goede en slechte punten. Desalniettemin zijn de negatieve aspecten reden tot zorg en ze laten zien dat we in een diepe crisis zitten, waarmee de sociale relaties, de economie en het milieu te maken hebben, ten gevolge van de structurele ongerechtigheid en de vele vormen van misbruik van de mensheid en de aarde. Een snelle blik op zes elementen van onze wereld kan ons helpen te begrijpen hoe groot de nood is aan de dienst van de verzoening en de gerechtigheid, zoals het Goede Nieuws van Jezus die verkondigt.
Ten eerste, zijn we getuige van demografische veranderingen, die nog niet eerder zo voorkwamen. Miljoenen mensen zijn migrant of vluchteling geworden, op de vlucht voor conflicten, natuurrampen of armoede, allen op zoek naar een beter leven. Sommige gemeenschappen hebben ervoor gekozen om hen te verwelkomen. Andere lieten zich leiden door angst of woede en probeerden muren te bouwen of andere barrières op te werpen.
Ten tweede, zien we de ongelijkheid alsmaar groter worden. Ofschoon het internationale economische systeem een grote welvaart teweeg bracht en sommige landen in staat stelde om grote delen van de bevolking aan de armoede te onttrekken, is de ongelijkheid onrustbarend snel aan het groeien. De afstand tussen rijk en arm wordt nog alsmaar groter en bepaalde groepen, zoals de inheemse volkeren, worden steeds meer naar de marge gedrongen.
Ten derde, is er steeds meer sprake van polarisatie en conflicten. Fanatisme, onverdraagzaamheid, de zucht naar terrorisme, gewelddadigheid en zelfs oorlog zijn groeiende. Ofschoon de oorzaken van veel van deze polarisatie gebaseerd zijn op armoede, angst, onwetendheid en wanhoop, wordt ook veel van deze gewelddadigheid gedaan in naam van God. Het beroep dat wordt gedaan op religie en God om haat en agressie te rechtvaardigen is een van de belangrijkste negatieve tekenen van onze tijd.
Ten vierde, is er de ecologische crisis op onze planeet, die Paus Franciscus ons ‘gemeenschappelijk huis’ noemt. Zijn encycliek Laudato Si wijst duidelijk aan dat ons systeem van productie en gebruik een cultuur van verspilling ten gevolge heeft, die afbreuk doet aan onze sociale relaties en het milieu, doordat het voortbestaan van onze planeet voor de komende generaties in de waagschaal wordt gesteld.
Ten vijfde, het steeds grotere belang van onze digitale omgeving en cultuur. Het internet en de sociale netwerken hebben een verandering teweeg gebracht in het menselijk denken, reageren, communiceren en contact maken. Dat is niet alleen een kwestie van een nieuwe technologie; het is een nieuwe wereld waarin de mensen leven, vooral de jongere generaties. Het is het begin van een enorme culturele omvorming die zich in een ongelooflijk tempo voltrekt en die de relaties tussen individuen en generaties verandert en ook een uitdaging is voor onze culturele waarden. Het ‘digitale systeem’ of omgeving heeft onze informatie en solidariteit aanzienlijk uitgebreid, maar het heeft ook diepe verdeeldheid gebracht door het virus van haat en vals nieuws.
Ten zesde, het feit dat de politiek minder gericht is op het gemeenschappelijk goed. In veel delen van de wereld zijn de teleurstelling en het ongenoegen met betrekking tot de politiek gegroeid door het optreden van zowel de partijen als de afzonderlijke politici. Onvoldaanheid en wantrouwen zijn gegroeid als gevolg van niet vervulde verwachtingen en problemen die maar niet opgelost worden. Dit heeft het populistische leiders mogelijk gemaakt om aan de macht te komen door hun voordeel te doen met de angst en de woede van de mensen en gebruik te maken van verleidelijke maar onrealistische voorstellen voor verandering.
Samenvattend, dit zijn zes uitdagingen die symbolisch zijn voor de verandering die wij beleven. Meer dan ooit zijn we ons bewust deel uit te maken van één menselijke gemeenschap, dat we samen één planeet bewonen en dat we een gezamenlijk lot hebben. Ofschoon we het fenomeen van de ‘globalisering’ in veel aspecten van ons dagelijks leven tegenkomen, zijn we ons misschien minder bewust van de diepe en belangrijke veranderingen die plaats grijpen in de culturen en in de relatie tussen de generaties.
De trend op heel onze planeet tot een steeds intensere communicatie op alle gebieden heeft geleid tot een idee dat we ‘globalisering’ zijn gaan noemen. Dit is een fenomeen dat veel dubbelzinnige processen omvat. Sommige Spaans-talige onderzoeken hebben ervoor gekozen om de termen globalización en mundialización te gebruiken om verschillende tendensen aan te duiden.
Als ze spreken over globalización bedoelen ze de tendens om gedragingen en culturen meer uniform te maken. Een van de consequenties daarvan is een beperking van de culturele verschillen, met de tendens om een wereldomvattende, één-culturele ruimte te scheppen, en een economische organisatie en vormen van sociopolitieke interactie die bevorderen dat overal van een bovennationaal kapitaal gebruik gemaakt wordt. Van de andere kant wordt mundialización gebruikt om de universele creativiteit aan te duiden die karakteristiek is voor een culturele diversiteit en de erkenning dat deze diversiteit de belangrijkste oorzaak van welvaart is van de buitengewoon krachtige ontwikkeling van menselijke interactie in heel de wereld.
Daarom kunnen we, als we onze activiteit op het gebied van het onderwijs proberen te plaatsen, het beste spreken van universalization, verstaan als groeiende interactie tussen groepen die van cultuur verschillen, maar die in staat zijn om een gemeenschappelijke visie te hebben op wat van belang is voor de mensheid als geheel. Deze analyse helpt ons te onderscheiden welke tendensen er in een trend van groeiende menselijke integratie schuil gaan en wat het resultaat is van stromingen van globalisering.
Als een globaliserende visie die ertoe neigt om culturen meer uniform te maken overheersend is, zal dat geleidelijk aan een beperking met zich mee brengen van de uitwisseling tussen culturen en dat zou zelfs het bestaan van meerdere culturen in gevaar kunnen brengen. Dit verschijnsel is te vergelijken met hoe schade aan het milieu gevolgen heeft voor de biologische rijkdom aan verschillen.
Als een visie die gebaseerd is op mundialización domineert, dan zal dat bevorderen dat er ruimtes zijn voor meerdere culturen en er zullen mogelijkheden geschapen worden voor de uitwisseling tussen culturen. Op dit punt kan de spirituele inbreng van godsdiensten, begrepen als dimensies van een cultuur, helpen om niet in fundamentalisme te vervallen. Dit was voorzien door de 35e Algemene Congregatie in 2008, toen zij ons aanspoorde de grenzen van onze culturen en van onze religie op te zoeken, om de dialoog met anderen te vinden, te herkennen en er een begin mee te maken (d.3,n.22).
Om het begrip úniversaliteit’ te beschrijven dat we in het proces van globalisering tegenkomen, kan het nuttig zijn ons te herinneren wat de oorspronkelijke betekenis is van het begrip ‘katholiek’, wat sloeg op het universele karakter van de Kerk, dat concreet gerealiseerd werd in een grote diversiteit van verschillende situaties. Het is ook nuttig om er aan te denken dat Paus Franciscus liever het meetkundig beeld van een veelvlak dan dat van een bol gebruikte, als hij sprak over globalisering. Zowel het begrip ‘katholiek als het beeld van het veelvlak geven adequaat weer hoe de verschillende culturen op elkaar betrokken zijn.
Het zou ideaal zijn, als iedere mens of ieder volk zich een deel van de mensheid zou voelen en zich bewust zou zijn van zijn eigen cultuur (inculturatie), zonder die absoluut te stellen. Ze zouden dat kritisch moeten doen, met vreugde het bestaan erkennend van andere menselijke wezens met een andere cultuur (er zijn veel culturen) en ze zouden moeten proberen daarmee relaties te leggen op voet van gelijkheid, zodoende zichzelf verrijkend met het verschil tussen culturen, inclusief hun eigen cultuur (uitwisseling tussen culturen). Als universaliteit op deze manier wordt ervaren kan dat een weg worden om sociale gerechtigheid, broederschap en vrede te bevorderen.
We kunnen ons voorstellen dat het idee van menselijke universaliteit in overeenstemming is met de spirituele ervaring van de God van Jezus van Nazareth. Als een gemeenschap van volgelingen van Jezus, moest de Kerk (en dat gebeurde niet zonder spanning) over plaatselijke Joodse, Griekse en Romeinse horizonten heen kijken, om culturele grenzen te overstijgen en haar katholiciteit te beleven als een universaliteit die haar wortels op verschillende plaatsen heeft. Het is daarom niet vreemd dat het Tweede Vaticaans Concilie constateerde dat ‘niets bij de mensen te vinden is dat geen weerklank vindt in hun hart.’(Gaudium et Spes, 1)
De erkenning dat er verschillende culturen bestaan en het vermogen om te leven in een multiculturele context met respect voor de verschillen of zelfs zich daarover te verheugen, is een belangrijke stap. We zouden geneigd kunnen zijn om tevreden te zijn met deze veelheid van culturen als een uitdrukking van universaliteit. Maar dat volkeren met een verschillende cultuur eenvoudig in harmonie met elkaar, maar wel naast elkaar, leven is niet genoeg om werkelijk te komen tot de universaliteit die wij op het oog hebben. De verrijkende uitwisseling tussen culturen maakt het mogelijk dat wij de betrokkenheid van culturen op elkaar ervaren en werken aan een nog menselijker vorm van universaliteit.
De betrokkenheid van culturen op elkaar doet ons de universaliteit nog meer ervaren, omdat zij de culturele verschillen concreet laat zien als de openbaring van het gezicht der mensheid, zoals dat geschapen is naar Gods beeld en dat wordt nog verrijkt door de steeds groter wordende uitwisseling tussen die culturen. Die onderlinge relaties tussen culturen zijn geen doel op zich, het zijn de middelen waardoor wij de voorwaarden kunnen scheppen om onze menselijkheid ten volle te ervaren, doordat we een bijdrage leveren aan de humanisering van de individuen, culturen en volkeren. Dit is meer dan alleen maar het bestaan van veel culturen in de toekomst en in het verleden erkennen. Het is het resultaat van het bouwen van bruggen en een uitwisseling tussen de culturen. Dit is een complex proces dat niet zonder conflict kan verlopen en dat niet alleen een ‘ontmoeting tussen culturen’ is om een ruimte te scheppen boven en tussen de culturen. Eerder is het een ‘wederzijdse uitwisseling tussen culturen die ertoe bijdraagt alle betrokkenen om te vormen en te verrijken.’ Toch betekent dit niet het uitsluiten of vervangen van inculturatie; het is meer een verdieping daarvan, omdat niemand aan anderen kan geven wat hij zelf niet heeft.
Tenslotte is de uitwisseling tussen culturen een proces dat participatie en interactiviteit veronderstelt met de historische, sociale, economische en politieke aspecten van de cultuur waarin het zich ontwikkelt. Zodoende maakt het de ontwikkeling van culturen meer dynamisch, doordat het veranderingen bevordert die een groeiend begrip van de universaliteit der mensheid mogelijk maakt.
Ik moet zeggen dat mijn gedachten hierover niet bedoeld zijn om een bepaald woord of begrip een bijzondere nadruk te geven. Ze zijn vooral bedoeld om de betekenis van de verschillende begrippen, zoals die hier gepresenteerd worden, te verduidelijken. Ik heb dus niet de bedoeling om u te vragen niet meer de begrippen globalización of mundialización of afleidingen daarvan te gebruiken. Ik wil u alleen maar zeggen dat het ons mogelijk is de universaliteit van de verschillende culturen te begrijpen en er steeds weer naar te streven.
Ik ben ervan overtuigd dat de afdeling onderwijs van de Sociëteit eraan werkt om bij de tijd te zijn. Dat kwam tot uitdrukking in het document waaraan het Secretariaat voor het onderwijs en de ICAJE hebben gewerkt om de uitdagingen en mogelijkheden te verzamelen die onze huidige context biedt aan ons onderwijsmodel. Het is een bemoediging voor ons om de visie over de zending, zoals die geformuleerd is door de 36e Algemene Congregatie. eraan toe te voegen om samen te werken in de dienst van verzoening en gerechtigheid, die zoals we gezien hebben alleen mogelijk is in een wereld die intercultureel begrepen wordt. Ik ben ervan overtuigd dat het onderwijs door de Sociëteit, vooral in onze scholen, zichzelf in die richting grondig kan vernieuwen.
Vernieuwing is een voortdurende opgave in het onderwijs. We moeten steeds een stap verder zetten dan wat we vandaag weten en ons voor ogen stellen. Onze onderwijsmodellen moeten jonge mensen voorbereiden op de toekomst. We kunnen niet vast blijven zitten in onderwijsmodellen, waarin we onszelf als volwassenen ongemakkelijk voelen en daarom moeten we een stap vooruit zetten. We moeten er oog voor hebben dat instituten teveel gewicht kunnen krijgen, waardoor onderscheiding en de nodige vernieuwing geen kans krijgen.
In de context van de globale trend zoals ik die zojuist heb beschreven, moeten we ons zelf afvragen: Hoe kunnen we de zending van onze scholen beter realiseren? Hoe kan een school opvoeden tot verzoening? Hoe kunnen we onze grenzen opzoeken, zoals Paus Franciscus ons vroeg in zijn toespraak tot de 36e Algemene Congregatie, om processen van omvorming op gang te brengen? Welke grenzen zouden onze scholen moeten opzoeken en welke processen zouden nodig zijn?
Daarop zouden we met fantasie en creativiteit antwoorden moeten zoeken, zonder te vergeten dat het doel van ons onderwijs is om individuen te vormen zodat ze zin aan hun leven kunnen geven en een bijdrage kunnen leveren aan het algemeen welzijn binnen de context waarin ze leven, de gemeenschap waarvan ze deel uitmaken en de planeet waarop ze leven. Het is onze taak om modellen te ontwerpen. En we zouden er niet voor moeten terugdeinzen om dat te doen. Als we het doen, verlenen we een dienst aan de Kerk, die aan het katholiek onderwijs heeft gevraagd met hernieuwd engagement zich in te zetten voor deze dienst aan de wereld. We moeten ons afvragen wat Paus Franciscus aan de Sociëteit vroeg bij de heiligverklaring van Petrus Faber: Hebben we grote visioenen en verlangens? Zijn we geneigd risico’s te nemen? Nemen onze idealen een hoge vlucht? Worden we verteerd door ijver voor de Heer (Ps 69, 10)? Of zijn we middelmatig, tevreden met het herhalen van apostolische programma’s die niet toekomen aan de mensen en hun noden?
We zouden ons moeten herinneren dat de eerste jezuïeten tijd en mogelijkheden vonden om een onderwijsmodel te ontwerpen, dat misschien wel was samengesteld uit eclectische onderdelen, maar die waren tot een eenheid geworden door de ignatiaanse kijk op de wereld. We kennen allen de belangrijke bijdragen van dat model, dat de Sociëteit de naam van Ratio Studiorum gaf. We worden opgeroepen tot eenzelfde creativiteit om een antwoord te geven op de uitdagingen op de steeds weer onzekere toekomst van de context waarin we vandaag leven.
Ofschoon onze scholen, waarvan sommigen zeggen dat ze ’vastgemetseld’ zijn, belangrijk blijven, moeten we zo vrij en creatief zijn dat we andere modellen onderzoeken, zelfs als die wat overmoedig lijken. Dat geldt voor online-scholen, of zelfs andere onderwijsmodellen die hun scherpe kanten hebben maar wel op een actuele wijze vorm geven aan het magis. Gelukkig worden we bij deze uitdaging geholpen door het grote potentieel van onze medewerkers in het apostolaat van het onderwijs, waarmee we kunnen samenwerken om nieuwe mogelijkheden uit te denken, ze te creëren en uit te proberen.
In die lijn zou ik een paar specifieke uitdagingen willen noemen die we als mensen van het onderwijs en als onderwijsinstellingen van de Sociëteit van Jezus zouden kunnen opnemen.
Ten eerste, is het voor onze instellingen belangrijk dat ze ruimte bieden aan onderzoek op het gebied van het onderwijs; dat ze werkelijk laboratoria zijn voor de vernieuwing van het onderwijs, waar nieuwe methodes en modellen van onderwijs vorm krijgen. Dit betekent dat we onderzoeken wat anderen doen en wat wij van hen kunnen leren, maar ook wat de pedagogische wetenschap te bieden heeft aan een wereld die steeds technischer wordt en waarvan de cultuur steeds meer digitaal wordt. Dat is immers de wereld waarin onze studenten geboren worden en opgroeien. Onze instellingen moeten zich bewust zijn welke antropologische en culturele verandering wij doormaken en ze moeten weten hoe ze op een nieuwe manier onderwijs en vorming moeten geven met het oog op een andere toekomst.
Ten tweede, zonder welke sociale klasse ook uit te sluiten van ons onderwijsaanbod, moeten we voortgang blijven maken in het opvoeden tot gerechtigheid. Daarbij moeten we op drie dingen letten. Allereerst, het belang van ons te richten op de armsten en hen die het meest aan de marge leven. Ten tweede, de noodzaak om een vorming te geven die leidt tot een kritisch en intelligent bewustzijn: waar we te maken hebben met processen van sociale ongelijkheid, die vooral gericht zijn op consumptie, het verwerven van steeds meer welvaart en de uitbuiting van het milieu. Ten derde, een opbouwende houding die open staat voor een dialoog die oplossingen dichterbij kan brengen. Hier zouden we aan moeten denken bij onze aannameprocedures, onze vormingsprogramma’s, welk idee van wetenschap wij overdragen en welke overeenkomsten wij sluiten met andere scholen en sociale instellingen.
Ten derde, eerbied en zorg voor het ‘huis dat we samen bewonen’ vragen dat onze instellingen de studenten zo vormen dat ze gaan zien dat de verzoening een milieu-dimensie heeft. Alle mensen delen in de verantwoordelijkheid voor onze planeet, voor de toekomst ervan, en dat overstijgt alle belangen, nationaal, lokaal en ook die van de generaties. Het is belangrijk dat wij ons aansluiten bij de inspanningen van velen om te komen tot een duurzame maatschappij en economie, zodat zowel de mensen als het milieu beschermd worden. Onze instellingen zouden deze houding moeten weerspiegelen in hun activiteiten en in hun gebouwen.
Ten vierde, de ontwikkeling van een cultuur die minderjarigen en kwetsbare mensen beschermt. Zoals de Kerk en heel de maatschappij, neemt ook de Sociëteit van Jezus deel aan gezamenlijke pogingen om meer attent te zijn en de nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat kinderen en jonge mensen die door hun familie aan ons worden toevertrouwd de bescherming krijgen die ze nodig hebben. Het moet evident zijn dat onze instellingen minderjarigen en kwetsbare mensen proberen te beschermen, door te voorkomen dat ze beschadigd worden en door onmiddellijk, effectief en transparant te handelen waar dat nodig is. Dit is een wezenlijk engagement van de Sociëteit en is van levensbelang voor de geloofwaardigheid van onze scholen.
Ten vijfde, het aanbieden van godsdienstige vorming die de studenten bevattelijk maakt voor de transcendente dimensie van het leven en die een ervaring van christelijk geloof opbouwt die het persoonlijke en sociale leven kan omvormen. Paus Franciscus vertelde de deelnemers van de 36e Algemene Congregatie dat echt geloof altijd met zich meebrengt een diep verlangen om de wereld te veranderen. Voor ons is het een uitdaging te weten hoe we de ignatiaanse spiritualiteit zo kunnen overdragen dat jongere generaties verlangen lief te hebben en te dienen in alles, en wel zo dat zij de grotere eer van God zoeken en willen horen bij de Kerk. De uitdaging is om over te brengen wat Pater Nicolás noemt het ‘jezuïeten-virus’ en wat Paus Franciscus later omschreef als het eigen virus van de Sociëteit. Met andere woorden, het ‘merkteken‘ waarvan wij hopen dat degenen die onze onderwijsinstellingen hebben bezocht, meekrijgen is dit: dat zij leven in de spanning tussen aarde en hemel. Dat betekent de spanning tussen het geloof in God, Vader, Zoon en Heilige Geest dat zij belijden, en wat er vandaag de dag in onze wereld aan het gebeuren is. Volgens de Paus brengt deze spanning je ertoe om te handelen, te veranderen, te doen, God de schepper, verlosser en heiligmaker na te volgen; die spanning brengt je ertoe mens te zijn.
Ten zesde, ofschoon het begrip van de ‘wereldburger’ nog in aanbouw is, zou ons onderwijs daar een actieve rol in moeten spelen. Onze aanwezigheid op zoveel plaatsen en in zoveel culturen overal ter wereld stelt ons in staat om opvoedkundige voorstellen aan te bieden voor een interculturele kijk op de wereld, waarin alle mensen en hun volkeren een ‘wereldburgerschap’ bezitten en waar rechten en plichten met elkaar verbonden zijn. Dit overstijgt de cultuur zelf, evenals nationalisme en politiek of cultureel fanatisme dat een hinderpaal is om onze radicale broederschap te erkennen.
Hoe kunnen onze scholen wereldburgers verwelkomen en hun een onderwijs bieden dat van de ene kant de plaatselijke eigenheid van culturen respecteert en van de andere kant helder maakt hoezeer een universeel engagement mogelijk en noodzakelijk is? Wij zouden in staat moeten zijn om onderwijsprogramma’s samen te stellen die ons helpen te denken en te handelen zowel op plaatselijk als op wereldniveau, zonder een tweedeling tussen die twee dimensies. We zouden dan op weg zijn naar een uitwisseling tussen culturen, terwijl we zouden gaan begrijpen dat de culturele, sociale en religieuze verscheidenheid van onze wereld ons verrijkt, zonder dat we onze christelijke en ignatiaanse identiteit verliezen.
De uitdagingen die zo juist genoemd zijn kunnen ons verdoven of schrik aanjagen. Sommige zijn ontzaglijk groot, vooral als we zien dat onze hulpbronnen en mogelijkheden beperkt zijn. Omdat ze zich hiervan bewust waren, vroegen de 35e en de 36e Algemene Congregaties om meer onderscheiding en een aangepaster gebruik van ons vermogen om samen te werken als een netwerk, en zodoende meer gebruik te maken van onze positie als een internationaal apostolisch lichaam.
Over die onderscheiding heb ik elders gesproken. Ik wil er nu alleen op wijzen dat onze onderwijsinstellingen ook, als resultaat van hun jezuïtische of ignatiaanse identiteit, worden uitgedaagd om die te gebruiken als een manier om vooruitgang te maken en beslissingen te nemen. Ik zou nu vooral willen ingaan op samenwerking en het werken als een netwerk.
Samenwerking met anderen is de enige en ook diep evangelische weg waarlangs de Sociëteit van Jezus haar zending ten uitvoer kan brengen. De omvang en de samenhang van de problemen waarmee de mensheid geconfronteerd wordt, zijn zodanig dat we heden ten dage alleen effectief kunnen werken om ze op te lossen, als de Kerk en de Sociëteit dat kunnen doen samen met anderen. Met een houding van samenwerking kunnen we mensen en organisaties vinden die zich wijden aan de dienst van anderen, op zoek naar verzoening onder mensen en het behoud van de schepping. Met sommigen zullen we het christelijk geloof delen, met anderen zullen we het geloof in God delen en we zullen ontdekken dat ook anderen mannen en vrouwen van goede wil zijn.
De samenwerking tussen jezuïeten en leken is een positief gegeven in onze instellingen. Op dit gebied hebben we al heel wat vooruitgang geboekt. Toch moeten we daarin nog meer vorderingen maken en daarvoor hebben we al onze creativiteit nodig. De weg die we tot nu toe gingen laat ons zien dat er sterke punten zijn maar ook zwakke, waar we op in moeten gaan. Hoe kunnen we echte teams samenstellen met de apostolische bedoeling om heel hun apostolisch potentieel te ontwikkelen? Hoe kunnen we contact houden met onze oud-leerlingen, zodat zij zich voelen als medewerkers in de zending, en dat niet alleen als een nostalgische herinnering aan de school van hun jeugd?
Samenwerking brengt ons vanzelf tot samenwerken doormiddel van netwerken. Deze zijn een creatieve manier om ons apostolisch werk te organiseren. Werken als een netwerk maakt samenwerking mogelijk tussen de apostolische opgave van de Sociëteit en die van andere instellingen en opent nieuwe horizonten voor de dienst, die overstijgen wat in een bepaalde regio of provincie tot dan toe traditie was en nieuwe hulpbronnen en mogelijkheden ten bate van de zending aanboren.
Om te werken als een netwerk moeten we onze cultuur van edelmoedigheid nieuw leven inblazen en versterken als een basis waarop het mogelijk is een visie met anderen te delen, met hen samen te werken en effectief leiderschap te aanvaarden dat evenwicht in stand houdt tussen plaatselijk initiatief en een overkoepelend gezag.
Met wisselend succes hebben onze scholen de noodzaak ingezien van het scheppen van netwerken op provinciaal, regionaal en wereld niveau. Sommige provinciale of regionale netwerken waren een enorme hulp in ons vernieuwingsproces; vandaag zou het onmogelijk zijn om zonder hen vooruitgang te boeken. Ofschoon sommige provincies en regio’s er moeilijkheden mee hadden, is het werken als een netwerk nu onderdeel geworden van onze manier van doen, zoals die is aangegeven door de 36e Algemene Congregatie. Dit betekent dat onze scholen georganiseerd moeten worden in lokale en regionale netwerken, die tegelijk zonder reserve open moeten staan voor het wereldomvattende netwerk dat we moeten vormen. We zouden er niet bang voor moeten zijn om onze programma’s, ervaringen, materialen en zelfs onze hulpbronnen met elkaar te delen om ons internationaal netwerk op te bouwen.
Alleen als we denken en handelen op een gezamenlijke en gecoördineerde manier en de rijkdom van onze lokale verschillen verwelkomen en integreren, zullen we in staat zijn om de netwerken te gebruiken om op de wereldomvattende uitdagingen in te gaan die ook onze lokale omstandigheden raken. We hebben meer dan 2000 scholen en een aanzienlijke aanwezigheid in het onderwijs in meer dan 60 landen. We hebben een enorm vermogen om in onze wereld de hoop aan te wakkeren, doordat we een bijdrage leveren aan de vorming van mannen en vrouwen tot echte wereldburgers, die in staat zijn tot dialoog en verzoening tussen mensen en met de schepping.
In de afgelopen dagen hebt u allen tijdens dit Congres de verscheidenheid, de rijkdom en het enorme potentieel ervaren dat schuilt in het samenwerken. De Sociëteit hoopt werkelijk op de medewerking van allen, vooral van de gedelegeerden voor het onderwijs in iedere provincie en van de verschillende regionale netwerken, om verder te gaan met het opbouwen en versterken van een wereldomvattend netwerk van scholen met een gemeenschappelijke agenda om te werken aan verzoening en gerechtigheid, gegrond door de Heer zelf en gericht op vrede. Dit betekent dat alle netwerken in hun strategische en structurele planning rekening zouden houden met een internationaal netwerk en dat ze zich daarvoor verantwoordelijk zouden voelen. Werken voor lokale en regionale netwerken betekent werken in en voor een wereldomvattend netwerk.
Als gedelegeerden voor het onderwijs in uw provincies bent u mede verantwoordelijk voor een goed functioneren van de netwerken, op ieder niveau. Twee bijzondere initiatieven zijn de bijdrage aan de ontwikkeling van het wereldomvattende platform Educate Magisen het werk ten bate van een wereldburgerschap dat zorg heeft voor onze planeet en solidariteit concreet vorm geeft. Deze twee initiatieven geven inhoud aan het thema van dit congres: ‘verenigd in een wereldomvattend netwerk: een vuur dat anderen in vuur zet’.
Toch zou ik ook willen opmerken dat het netwerk dat we moeten vormen er niet alleen is om contact te houden met andere scholen. We moeten ons bewust zijn dat scholen apostolische platforms zijn, in dialoog en samenwerking met de andere apostolische instellingen van de Sociëteit: universiteiten, sociale projecten, spiritualiteitscentra, parochies en andere plekken waar we apostolisch aanwezig zijn. Op die manier zullen we groeien en in staat zijn om een grotere en betere apostolische dienst te verlenen.
Ik wil eindigen met te zeggen dat de 36e Algemene Congregatie ons ook vroeg om gebruik te maken van apostolische planning, om een effectief antwoord te kunnen geven op de uitdagingen waar we voor staan. Dit is niets anders dan het instrument dat een instelling in staat stelt om de besluiten die vrucht zijn van onderscheiding uit te voeren op een georganiseerde wijze. Planning biedt ons een strategische manier om tijd, acties en verantwoordelijkheid voor het effectueren van besluiten te organiseren. Dit betekent dat we werken als één lichaam, met één doel, als onderdeel van een team dat veel verschillende taken en rollen heeft.
In ons geval is alleen planning niet genoeg voor een onderwijsinstelling. Om apostolisch te zijn zou die instelling het Goede Nieuws in iedere instelling tegenwoordig moeten stellen, voor iedereen die ermee heeft te maken en die profijt heeft van de dienst die er verleend wordt. Planning moet ook ‘apostolisch’ zijn, omdat ze als drijfveer het ignatiaanse magis heeft en daarom vermijdt dingen op een middelmatige manier te doen en steeds streeft naar de beste en de grootste dienst. Wij willen niet toestaan dat de spanning tussen geestelijke onderscheiding door het gewetensonderzoek en apostolische planning verdwijnt. We willen ook niet dat planning een administratief instrument wordt dat een doel wordt in zichzelf, zodat het doel en de bedoeling van onze roeping erdoor verborgen worden.
Tot slot zou ik in herinnering willen brengen wat Pedro Ribadeneira in 1556 schreef aan koning Philips II van Spanje in naam van Ignatius: al het goede in het christendom en overal ter wereld hangt af van een goed onderwijs voor de jeugd. Ik geloof dat deze woorden nog steeds waar zijn voor de Sociëteit van Jezus en de Kerk.
Niet tevergeefs heeft Paus Franciscus gevraagd om een synode over de jeugd en het onderscheiden van roeping. Hij wil daarmee bijdragen aan de opbouw van een verjongde Kerk die in staat is om jonge mensen hoop te geven. Deze synode zal een goede gelegenheid zijn om het gevoel te hebben dat we deel uitmaken van de Kerk en om te luisteren naar onze studenten om beter hun wereld te begrijpen, om open te staan voor hun dromen en interesses, kortom om van hen te leren. Het zal ook een kans bieden om hen te laten zien dat we een deel zijn van de Kerk en dat de Kerk hen nodig heeft.
Onze scholen zijn een magnifiek platform om te luisteren naar de jeugd van vandaag en om hen van dienst te zijn, door hen te helpen te dromen van een nieuwe wereld die rechtvaardiger is, waarin meer vrede is en geleefd wordt in harmonie met de schepping: een wereld die ze zelf moeten bouwen.
Door ons vertrouwen in God te vernieuwen willen we verder gaan als een wereldomvattend netwerk met een universele zending. De uitdagingen waar we voor staan zijn talrijk, maar de apostolische mogelijkheden kunnen nog groter zijn. We moeten die gaan ontdekken. God gaat door met scheppen en verlossen. De missio Dei gaat door. Dit geloof bemoedigt ons om de weg te gaan van apostolische stoutmoedigheid die het onmogelijke mogelijk maakt.
Dank u wel!
Arturo Sosa sj
Toespraak van 20 oktober 2017 op het Internationaal Congres voor gedelegeerden voor het onderwijs van de jezuïeten in Rio de Janeiro, Brazilië
Bekijk alle nieuwsberichten