Een analyse van Henri Madelin sj
Een analyse van Henri Madelin sj
De toespraak van paus Franciscus op 25 november 2014 in Straatsburg, ging voor een groot deel over Europa en was gewijd aan het concept van de menselijke persoon, die in zijn ogen bekleed is met een "transcendente waardigheid". Deze uitdrukking is een kernbegrip uit de sociale leer van de Kerk, maar hier werd zij toegepast op het bijzondere traject van Europa; een lang traject, dat hoogte- en dieptepunten gekend heeft.
De bevordering van de mensenrechten is één van de belangrijke sociale thema's waar we ons op ons continent mee bezighouden. Er bestaan nog altijd omstandigheden, in Europa en elders, waarin mensen worden behandeld als "objecten" die kunnen worden "afgedankt" wanneer we niets meer aan ze hebben omdat ze "zwak, ziek of oud" zijn.
Maar in 1945, na een wereldoorlog, werd een groot politiek project geboren in Europa om voor altijd een eind te maken aan de vijandelijkheden tussen volken en hen te helpen een toekomst van vrede en wederzijdse eendracht te bouwen. Het duurde nog lange tijd voordat het IJzeren Gordijn, dat het continent in tweeën deelde van de Baltische Zee tot aan de Golf van Triëste, werd neergehaald. Het was nodig om een eind te maken aan bepaalde angsten die vandaag de dag echter weer aan de oppervlakte dreigen te komen.
Hoe herstellen we het wederzijds vertrouwen, zonder welke een duurzame toekomst onmogelijk is? Hiervoor is het nodig dat de Europese gedachte haar verre bronnen – die haar voeden vanaf het begin – hervindt: de Romeinse, Griekse, Keltische, Germaanse en Slavische en speciaal die van het christendom, dat haar "ingrijpend gevormd heeft".
Het concept van de menselijke persoon heeft zich ontwikkeld vanuit deze uiteenlopende en unieke bijdragen. Zij veronderstelt respect voor de waardigheid eigen aan iedereen evenals openheid voor het transcendente. Niets is groter dan de stem van het geweten, die spreekt in het hart van elke persoon.
Deze bijdrage van het christendom mag niet de verdenking oproepen dat de scheiding tussen kerk en staat, een basisprincipe van de Europese instellingen, in gevaar komt. Hebben de grondleggers van Europa niet de volgende idealen aan ons meegegeven: duurzame vrede, onderlinge solidariteit, het belang van subsidiariteit?
Deze waarden zijn dragers van een humanisme gericht op respect voor de waardigheid van de persoon; respect dat niet alleen een puur religieuze vorm heeft. Op dit punt kreeg de bespiegeling van de paus een meer persoonlijke toon. De bijdrage van de katholieke Kerk aan de Europese integratie is waardevol voor iedereen: "Ik ben ervan overtuigd", benadrukt hij, "dat een Europa dat in staat is voordeel te trekken uit haar eigen religieuze wortels, dat put uit haar rijkdom en mogelijkheden, makkelijker kan worden beschermd tegen de verschillende vormen van extremisme die in de wereld van vandaag rondwaren en ook tegen het gemis aan overtuiging waar we in het Westen getuigen van zijn." Een leven zonder God blijkt veel schadelijker te zijn voor onze moderne samenleving dan een leven waarin plaats aan hem wordt toegekend.
Kun je spreken van waardigheid, wanneer de mogelijkheid om je geloof uit te drukken of vrij te belijden, ontbreekt? Kun je spreken van waardigheid zonder een duidelijk juridisch kader, dat het domein van de brute kracht indamt en de wet laat prevaleren over de tirannie van de macht? Kun je spreken van waardigheid voor hem of haar die onderworpen is aan allerlei vormen van discriminatie? Kun je spreken van waardigheid voor hen die niet zeker zijn van hun dagelijks brood of die structureel de diepe vervulling die arbeid geeft, moeten ontberen? De bevordering van de waardigheid van de persoon houdt in dat je bepaalde onvervreemdbare rechten erkent.
De rechten van de mens zijn zó waardevol, dat niemand er misbruik van mag maken. Tegenwoordig zien we echter steeds vaker misverstanden met betrekking tot de interpretatie van bepaalde rechten, vaak in combinatie met ostentatief consumptiegedrag dat onverdraaglijk is voor alle armen in onze samenleving. De actuele trend die voert tot een steeds dwingender uitoefening van individuele rechten, is buitengewoon schadelijk.
Rechten en plichten zouden gelijk op moeten gaan. Ieder mens maakt onderdeel uit van een maatschappelijke context waarin zijn rechten en plichten verwant zijn aan die van anderen en aan het algemeen welzijn van de hele samenleving.
Zonder openheid voor het transcendente, is de centrale plaats van de menselijke persoon de speelbal van de grillen en de krachten van het moment. Zonder verankering in transcendente waarden, maakt een hyperindividualisme zich meester van de samenleving en de mensen, ver van elkaar verwijderd, worden "monaden" – tollen die onophoudelijk om hun eigen as draaien, zonder zich te bekommeren om het lot van anderen. Echter, een goed begrip van het concept persoon houdt in zowel bewustzijn van zichzelf als van zijn relatie tot anderen.
Henri Madelin sj
Bekijk alle nieuwsberichten