Ervaringsbericht uit een alternatief "jezuïetencollege"
Ervaringsbericht uit een alternatief “jezuïetencollege”
Homeboy industries werd opgericht door Gregory Boyle sj in Los Angeles (USA). Het wil hoop, vorming en ondersteuning aanbieden aan jongeren die voordien deel uitmaakten van jeugdbendes of die uit de gevangenis komen. Het wil hen toelaten opnieuw zin te geven aan hun leven en een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving.
Stel je voor Los Angeles zonder Homeboy Industries. Stel je voor dat de ongeveer 350 mannen en vrouwen die nu werken bij de verschillende projecten van Homeboy geen hulp zouden hebben bij het vinden van een baan. Stel je voor dat de ongeveer 500 jonge mensen die nu worden opgeleid voor een baan via Homeboy plotseling zouden worden beroofd van die kans op betaalde arbeid, veiligheid, steun en stabiliteit. Stel je voor dat de duizenden jonge mannen en vrouwen die elk jaar hun tatoeages laten verwijderen via Homeboy op een sollicitatiegesprek zouden verschijnen met de sporen op hun hals, armen en schouders van een leven dat ze liever achter zich laten.
Welke kosten zouden deze stad betalen? Hoeveel van die jonge mensen zouden nieuwe misdaden plegen? Er zouden zeker talloze overvallen zijn, honderden aanslagen, nog veel meer doden en gewonden. De huizen van bewaring en gevangenissen, nu al overvol, zouden uit hun voegen barsten. Veel meer kinderen zouden opgroeien met dode of vermiste ouders en waarschijnlijk het levenspatroon van de voorgaande generatie herhalen.
Leven zonder Homeboy zou slechter, gemener en duurder zijn in een samenleving die al te somber en te gemeen is en te krap bij kas zit. En toch kwam Homeboy een paar jaar geleden bijna ten einde. De oprichter, pater Gregory Boyle sj, had net een nieuwe vestiging van de organisatie opgestart aan de rand van Chinatown en Homeboy werd meteen overspoeld met aanvragen en verzoeken om hulp. Toen sloeg de economische recessie toe en weldoeners haakten af terwijl de vraag om ondersteuning juist groeide. "We waren er niet op voorbereid," verklaarde Boyle onlangs. Het leek er even op dat Homeboy moest sluiten, maar de daadkrachtige reactie van een aantal belangrijke ondernemers in Los Angeles heeft Homeboy toen gered. (Een van hen was Bruce Karatz, die alle reden had om zijn reputatie te willen herstellen nadat hij was aangeklaagd – en later veroordeeld – vanwege het antedateren van aandelenopties). Tegenwoordig dekt Homeboy ongeveer een derde van de jaarlijkse begroting van $ 14-miljoen door middel van het restaurant en vergelijkbare projecten. Giften bekostigen het grootste deel van de rest van de uitgaven. Dat was het moment waarop Homeboy het dichtst bij een faillissement kwam, maar de organisatie en haar oprichter hadden ervoor ook al moeilijke tijden doorstaan en zullen deze waarschijnlijk opnieuw meemaken.
Boyle omschrijft de jaren 1988-1998 wel als "de tien jaar van de dood" – "the decade of death" – want toen raasde het geweld van bendes door de stad en de provincie. In die dagen werd Homeboy soms verguisd omdat men meende dat onterecht hulp werd geboden aan gevaarlijke types. Boyle gaf geen krimp. Homeboy is nu uitgegroeid tot een vast onderdeel van de stad en de oprichter een bewonderde icoon. Tijdens ons gesprek een paar dagen terug, werden groepen mensen rondgeleid langs de glazen wand van Boyle’s kantoor. "Ze bekijken de oprichter in zijn natuurlijke habitat," zei hij, zijn glimlach warm als altijd. In de 20 jaar dat ik Boyle nu ken, is hij wat zwaarder geworden en een beetje grijzer (wie niet?), maar die glimlach is dezelfde.
Er wordt nog vaak neergekeken op Homeboy – of "Knuffel een schurk” (“Hug-a-Thug") zoals sommige sceptici de organisatie omschrijven – en zij heeft zich door de jaren heen moeten aanpassen. De huidige uitdagingen zijn in sommige opzichten verschillende van die in die jaren waarin bloedbaden aan de orde van de dag waren. Vandaag de dag vinden in Los Angeles County ongeveer 300 bendemoorden per jaar plaats, minder dan een derde van het aantal in “het decennium van de dood”. Maar Boyle wijst er op dat in die verschrikkelijke jaren hij toch regelmatig werk kon vinden voor deelnemers aan Homeboy. Nu wordt Homeboy bewonderd, haar werk op prijs gesteld, maar de banen zijn schaars. "Je zou willen dat mensen het verband leggen tussen de openbare veiligheid en het geven van een kans aan deze mensen … ."- Boyle lijkt een moment ontmoedigd, maar niet voor lang.
Voor Boyle is de hoop de uitdrukking van mededogen, van zijn diepe geloof in de menselijke geest. We stonden stil bij de gruwelijke moord op Afghaanse burgers, naar verluidt door een Amerikaanse soldaat. Terwijl functionarissen van over de hele wereld de militair veroordeelden, meende Boyle dat alleen een geesteszieke persoon zoiets kan doen, en dat het enige acceptabele antwoord op personen met een dergelijke ziekte compassie is.
Een paar weken later, terwijl ik in zijn kantoor zat, zag ik hoe Boyle opkeek met een geschrokken blik. Hij verontschuldigde zich en keerde even later terug om uit te leggen dat een jonge man net buiten zijn kantoor zijn jonge baby had geslagen. Boyle's reactie was niet te beschuldigen, maar om les te geven. "Dat was de handelswijze die hij kende", zei Boyle over de jonge man – nu weet hij beter.
Boyle heeft voor de volgende 25 jaar van Homeboy enkele conventionele doelstellingen: zo hoopt hij een fonds op te bouwen dat de financiële basis van de organisatie kan stabiliseren. Maar hij denkt ook altijd verder dan die doelen: terwijl hij het huidige gebrek aan banen betreurt, stelt hij zich een samenleving voor waarin de werkgevers zich verplicht voelen om een extra werknemer in te huren als onderdeel van hun sociale plicht. "Dat zou een leuke kleine stap zijn," zegt hij met een glimlach.