“De uitdaging bestaat erin de katholieke kerk als minderheidsbeweging niet te laten verzinken in complete irrelevantie.” Met pijnlijke eerlijkheid analyseert Iers jezuïet Gerry O’Hanlon de geloofscrisis.
“De uitdaging bestaat erin de katholieke kerk als minderheidsbeweging niet te laten verzinken in complete irrelevantie.” Met pijnlijke eerlijkheid analyseert Iers jezuïet Gerry O’Hanlon de geloofscrisis.
“De uitdaging bestaat erin de katholieke kerk als minderheidsbeweging niet te laten verzinken in complete irrelevantie.” Met pijnlijke eerlijkheid analyseert Iers jezuïet Gerry O’Hanlon de geloofscrisis. Zijn remedies: een collegiale sfeer van overleg binnen de kerk en meer openheid naar leken, in het bijzonder vrouwen.
“De malaise is onmiskenbaar. Kerkbezoek op zondag is niet langer vanzelfsprekend voor een meerderheid van mijn landgenoten. Roepingen worden schaars. Twee pijnlijke trends die onomkeerbaar lijken. Zelfs aartsbisschop van Dublin Diarmuid Martin verklaart dat de katholieke kerk in Ierland veroordeeld is tot een minderheidspositie. Hij hoopt vooral dat we niet op de koop toe verworden tot een irrelevante minderheid.”
“Pedofilie binnen de kerk blijft een open wonde. Bovendien hebben bisschoppen en congregaties in mijn thuisland slecht gereageerd op de schandalen. Ze hebben eerst weggekeken van de overduidelijke problemen met kindermisbruik en hebben die vervolgens onder de mat proberen te vegen. Onze bisschoppen hebben intussen wel hun verontschuldigingen aangeboden voor hun eerste reactie. Op zich een constructieve houding. Ook hebben ze erkend dat de media een positieve rol gespeeld hebben bij de onthulling van de schandalen. Toch blijft de relatie met perslui gespannen. Veel kerkleiders menen dat journalisten te streng geweest zijn.”
“Het leed van de slachtoffers blijft gelijkaardig. Maar ik vermoed dat de sterkere verankering van het katholicisme in Ierland ook de zwijgcultuur nog verder in de hand heeft gewerkt. Ieren hebben priesters lang op een voetstuk geplaatst. Daarom zijn onze gelovigen in eerste instantie niet in staat geweest om de pijnlijke waarheid te erkennen en aan de kaak te stellen. De reflex om schandalen toe te dekken is o zo sterk aanwezig geweest. Zelfs journalisten en politiemensen hebben soms mee het potje gedekt gehouden in een soort onbewuste samenzwering.”
“De zwijgcultuur is in grote mate te wijten aan een klerikale traditie die te veel op hiërarchie gefocust is en absolute volgzaamheid verkondigt. Officiële rapporten over de misbruikschandalen in Ierland beschrijven hoe uit ontzag voor hiërarchische superieuren de alarmbel te weinig werd geluid. Een gewoonte die ook in Oostenrijk en de VS is vastgesteld. Binnen de kerk spelen volgens mij ongezonde groepsmechanismen die interne kritiek in de kiem smoren. Dit terwijl elke instelling nood heeft aan kritisch debat in eigen rangen. Dat levert net het immuunsysteem tegen misbruik en schandalen.”
De klerikale cultuur heeft volgens u ook te weinig oog voor leken en zeker de vrouwen onder hen.
“Vrouwen met wie ik spreek over hun rol binnen de kerk, voelen zich steevast gefrustreerd. En terecht. Ze krijgen geen inspraak. Hun positie lijkt me een anachronisme. Los van de heikele kwestie rond de wijding van vrouwen zijn de huidige overlegstructuren binnen de kerk te eenzijdig op mannen gericht. Persoonlijk vind ik het een klein mirakel dat de Ierse kerk nog zo veel vrouwen in haar rangen telt. En tegelijk ervaar ik hun blijvende aanwezigheid als het ultieme bewijs dat ondanks de woede over de schandalen en de groeiende religieuze onverschilligheid bij jongeren veel Ieren niet als agnosten of atheïsten door het leven wensen te gaan.”
“Ik droom van collegiale structuren op alle niveaus binnen de kerk. De term ‘collegialiteit’ verwijst naar de intentie tot onderling samenwerken bij paus en bisschoppen. Ik vat het begrip evenwel ruim op en bedoel dat alle geledingen van de kerk over kortere communicatielijnen dienen te beschikken met het hogere echelon. Theoloog Ladislas Örsy benadrukt dat we als Europese katholieken in baanbrekende tijden leven en hij betoogt dat op zo’n sleutelmomenten alle vitale krachten binnen onze gemeenschap nodig blijven, op elk niveau. We dienen ze gewoon beter in balans te brengen. Een principe dat richtinggevend lijkt, is de subsidiariteit die de Europese instellingen zo graag in de mond nemen.”
“Vaticanum II heeft het sterke gecentraliseerde en erg hiërarchische kerkelijke machtsmodel uiteraard al eens proberen bij te sturen. Daarbij is de positie van zowel leken als bisschoppen versterkt tegenover hun respectieve ‘meerderen’ in de hiërarchie. En wel vanuit de visie dat alle gedoopte katholieken deelgenoten en erfgenamen zijn van de priesterlijke en profetische taken van Jezus. In de praktijk is sindsdien evenwel de macht alleen meer gecentraliseerd. Dat is te wijten aan de Curie die het laken naar zich heeft toegetrokken. Effectieve collegialiteit is dode letter gebleven; een papieren begrip dat niet geleid heeft tot een beter overlegmodel op het terrein.”
“Mijn eerdere discours laat misschien het tegendeel vermoeden, maar ik vind de paus een geschenk voor het katholicisme. De financiële crisis toont aan dat leiderschap op mondiaal niveau ontbreekt. Die globale marsrichting hebben wij gelukkig wel, dankzij de Heilige Stoel.”
“Uiteraard stelt de basis in een open kerk vast eens lastige vragen, maar dat is op zich een gezonde situatie. De kans op uitwassen lijkt klein. Ik geloof in de verantwoordelijke vrijheid die in de kerkelijke leer als de ‘sensus fidelium’ wordt bestempeld. Lees: de basis voelt de juiste doctrines instinctief aan.”
“Zeker. Ik merk dat de leer over seksualiteit en zeker die rond voorbehoedsmiddelen geen navolging krijgt in de praktijk. Voor mij een teken aan de wand. Wanneer de kudde wegkijkt van de herder als die het meest intieme bespreekt, loopt iets goed fout. En het is opnieuw niet mijn bedoeling daarbij kerkelijke principes zonder meer in twijfel te trekken. Wel herhaal ik mijn pleidooi voor een open dialoog met de gewone katholieken. Hun getuigenissen over het dagelijkse gepuzzel binnen relaties helpen mogelijk al om de psychologische afstandelijkheid tegenover intimiteit weg te nemen in kerkelijke kringen. Zo ontstaat mogelijk een sfeer waarin we echt kunnen praten over seksualiteit.”
“Ik zie alvast goede voorbeelden in mijn thuisland. Tot mijn groot genoegen merk ik dat parochieraden er de hand uitsteken naar gewone gelovigen. Ook zijn onder meer in Dublin en Kerry diocesane structuren opgezet die leken een stem geven. Dit organische proces staat evenwel nog in de kinderschoenen. En ik maak mij niet de illusie dat het een eenvoudige oefening wordt.”
“Gelijkaardige gesprekken dienen we eigenlijk op alle niveaus te organiseren. En moeilijk hoeft dat niet te zijn. Een open vraag volstaat om die debatten te structureren: ‘Welke kerk willen Ierse katholieken voor de toekomst in de Geest van Jezus?’ Laat alle spontane gesprekken die daaruit ontstaan vervolgens culmineren in een nationale bijeenkomst of zelfs in een landelijke synode. Zelf droom ik van de National Assembly of the Irish Catholic Church die de gelijkgezinde priesters van de Association of Catholic Priests (ACP) bepleiten. (De ACP dringt onder meer aan op een cultuur van leiderschap dat meer focust op dienstbaarheid dan op macht. Het collectief verenigt volgens de BBC 850 Ierse priesters, nvdr) “
“Los van welke vorm die bijeenkomst aanneemt, voel ik gewoon dat gelovigen snakken naar constructief overleg. Dat proces is volgens mij in staat om spirituele zuurstof te geven aan alle geledingen van onze kerk. Tegelijk beseffen Ierse katholieken best dat hun bisschoppen niet in staat zijn alle problemen in de wereldkerk op te lossen. Daarom hoop ik dat onze religieuze boegbeelden in Rome durven uit te spreken dat de huidige positie van gewone gelovigen en leerstellingen jongere gelovigen doen afhaken. De ultieme droom is een Derde Vaticaans Oecumenisch Concilie. Het geknipte forum om de hiërarchie te hervormen en fundamenteel na te denken over de positie van vrouwen en leken. In de geest van openheid en decentralisatie zie ik trouwens liever geen Vaticanum III. Geef mij maar een Johannesburg I (lacht).”
“Klopt, maar ik pleit tegelijk voor hulp van buitenaf. Zowel theologen, politicologen als handige moderators hebben een cruciale rol te vervullen. Ik heb nooit beweerd dat het eenvoudig is om de stem van de gewone gelovige tot in Rome te laten echoën. Zoiets vergt een pak uiteenlopende vaardigheden. En laten we in alle bescheidenheid toegeven dat ook seculiere specialisten ons kunnen bijstaan tijdens die evenwichtsoefening.”
Behoudsgezinde kerkleiders en gelovigen zien uw recepten voor vernieuwing waarschijnlijk met lede ogen aan. Maakt u veel vijanden?
“Ik proef alvast geen censuur en nauwelijks vijandigheid. Uiteraard valt mijn boodschap niet bij iedereen in goede aarde. Kritiek krijg ik dus wel, maar vaak indirect. Achter mijn rug ook. Toch zijn de reacties overwegend positief. Kerkelijke vertegenwoordigers drukken mij op het hart dat ze mijn aanbevelingen serieus nemen en graag met mij het debat aangaan. Meer vraag ik niet. Mijn denkbeelden vormen geen evangelie. Zelf claim ik alvast geen onfeilbaarheid (lacht).”
“Om trouw te blijven aan de principes die ik bepleit, dien ik me af te zetten tegen de heersende cultuur van vertrouwelijkheid die neigt naar extreme discretie. De snelste weg naar verandering loopt langs het open debat. Al voer ik uiteraard zelf ook soms discrete gesprekken om mijn boodschap binnen de kerkelijke rangen te verspreiden. Wie verandering bepleit, is beter niet blind voor de politieke dimensie die een wereldkerk bezit. Meer fundamenteel is het sowieso te laat om de toekomst van de kerk in achterkamertjes te bespreken. Wanneer een thema zo nadrukkelijk leeft in het publieke domein, dienen we mogelijke oplossingen ook in het openbaar te bespreken.”
“Ierse criticasters zeggen met enige zin voor cynisme dat het eenvoudiger is om de complete wereld te veranderen dan de katholieke kerk te vernieuwen. Toch geloof ik dat meer collegiale structuren niet onmogelijk hoeven te zijn. Noord-Ierland leeft in relatieve vrede, de apartheid behoort tot het verleden en de groene beweging floreert. Drie voorbeelden van reële verandering, die uiteraard nooit perfect is. Elke fundamentele vooruitgang volgt uit een geleidelijk proces. Maar het is mogelijk. Daarvan ben ik ten diepste overtuigd.”
Gerry O’Hanlon sprak eerder deze maand de kernboodschap van dit interview uit tijdens een debat in Dublin over de toekomst van de Ierse kerk. Ruim duizend priesters, religieuzen en leken gaven daarbij present in het Regency Hotel op uitnodiging van de Association of Catholic Priests (ACP). De ACP propageert onder meer een herziening van de kerkelijke seksuele moraal. Een idee dat ook de gewezen provinciaal van de Ierse jezuiëtenprovincie genegen is. Een kwart van de Ierse priesters is intussen actief lid van deze vereniging.
De massale opkomst voor hun ‘hoogmis’ van de kerkvernieuwing noemt O’Hanlon in een vraaggesprek met de Franse krant La Croix “een duidelijk teken van hoop voor de toekomst van de Ierse kerk”. Het debat bewijst volgens hem dat “veel plaatselijke katholieken de donkere periode van het seksuele misbruik achter zich hopen te laten om constructief mee te werken aan de wederopbouw van onze geloofsgemeenschap”. “De hoopvolle boodschap wordt niet toevallig uitgedragen door leken”, stelt de gewezen provinciaal vast. “Zij hebben in het Regency Hotel getoond dat open en democratisch overleg met de basis ook binnen de kerk mogelijk blijkt. Sterker nog, dit is het werkingsmodel voor de toekomst.” (JD)
Joris Delporte