1856 - 1893 "Vier moet branden"
1856 – 1893
“Vier moet branden”
Constant Lievens wordt geboren te Moorslede op 10 april 1856. Hij groeit er op in een door en door christelijk gezin. Op het Klein Seminarie van Roeselare behoort hij tot de ‘wonderklasse’ met o.a. Albrecht Rodenbach. Tijdens de retorica heeft hij Hugo Verriest als leraar. Literatuur en talen trekken zijn geest en hart open voor de wijde wereld. Hij beslist: ‘Ik word priester’ (1876). Maar er leeft in hem een stem die hem verder roept. Na zijn eerste jaar theologie te Brugge treedt hij in bij de Jezuïeten te Drongen. Onmiddellijk na zijn noviciaat vertrekt hij naar India (1880). Hij voltooit er zijn theologische studies en wordt priester gewijd te Calcutta in januari 1883 door aartsbisschop Paul Goethals, sj. Hij bereidt zich voor op zijn missiewerk in Chotanagpur door nog enkele inlandse talen te leren.
In de omgeving van Torpa (1885) en een paar jaar later in het gebied van Ranchi wordt hij de grote verdediger van de uitgebuite kastelozen. Evangeliseren betekende voor hem niet ‘zonder meer caritatieve hulp verstrekken’, maar veeleer de elementaire mensenrechten verdedigen en daarbij de onwetendheid, het fatalisme en de angst uit het leven van de mensen wegnemen. De bewoners kwamen van heinde en ver met hun problemen en grieven bij Lievens. ‘Sta op uw rechten’, zei hij keer op keer. Zelf reed hij als een bedreven en ervaren ruiter naar de omliggende dorpen om er de klachten van de mensen te horen. Stilaan werd hij de leider van een rechten-loos volk.
Na het kerstenen van een grote gemeenschap wou Lievens de nieuwe christenheid verstevigen en voorzien van de nodige structuren: catechisten, wijkkapellen, een centrale kerk en scholen. Aan de lemen muren van zijn kleine kamer, in het Manresa House in Ranchi, hingen de stafkaarten van de streek. Hij wou immers alle Adibasi’s kerstenen. ‘Vier moet branden’ en ‘Zou je om deze mensen te redden niet door het vuur springen?’ was zijn leuze. Het was een reuzenwerk, een gigantische droom van een man die was doordrongen met de geest van Jezus.
In de missiebeweging, die hij had losgelaten, bleef Lievens een biddend mens. ‘Alleen een mens van God, kan het werk van God doen.’, dacht hij. De avonden, na vermoeiende tochten, onderrichten of palavers, bracht hij in gebed door. Hij was een priester die wist dat het contemplatieve gebed in zijn actieve leven ten goede kwam aan de armen en de Kerk. Maar niet iedereen waardeerde de rusteloze arbeid van de verdediger van de Adibasi’s. Slechts weinigen konden zijn tempo en onstuimige werkkracht bijhouden. Tegenkantingen en kritiek, ook binnen zijn eigen rangen, werden zijn lot. Lievens wordt ervan beschuldigd de mensen op te zetten tegen de Britse kolonisator. Hij wordt echter vrijgesproken. Constant Lievens voelde het kruis wegen, maar bleef doorwerken, terwijl de dorpelingen zich bij honderden kwamen aanmelden om gedoopt te worden.
Uiteindelijk braken de vele reizen te paard, het zenuwslopende werk van het apostolaat, de strijd tegen het onrecht en het tropische klimaat zijn gezondheid. Hij verneemt dat hij ‘tering’ heeft. Hierop reageert hij: ‘Ik heb nog zoveel te doen’ en hij werkt door, al is het met verzwakkende kracht. Hij beperkt zich nu tot stille activiteit en probeert nog het Evangelie in de Oraon taal te vertalen.
Totaal uitgeput keert hij in 1892 naar België terug en verblijft een tijd in Drongen, gaat nog even naar Moorslede om ten slotte in het klooster te Heverlee zijn sterven aan de Heer toe te vertrouwen op 7 november 1893. Hij is dan 37 jaar.
De graankorrel die in de aarde valt, brengt echter veel vrucht voort. Na zijn dood groeit de Lievensmissie weldra uit tot een jonge en vitale kerkgemeenschap tot op vandaag. In 1993, precies honderd jaar na zijn sterven, wordt het stoffelijk overschot van Lievens van België naar India overgebracht en plechtig bijgezet in de kathedraal van Ranchi.
Ook in België wordt hij nooit vergeten. In 1929 eert de gemeente Moorslede hem met een ruiterstandbeeld op de grote markt. In 1956 bij de herdenking van zijn honderdste geboortejaar wordt een monument opgericht in de dreef van het Klein Seminarie te Roeselare.
In 2001 wordt het proces tot zaligverklaring plechtig geopend. In 2006 wordt in de St. Martinuskerk van Moorslede een devotieruimte ingewijd met de bijzetting van Lievens’ dopende en zegenende rechterhand.
Heer, onze God,
als missionaris trok pater Lievens naar India.
Hij was er getuige van Jezus’ bevrijdende boodschap
bij arme mensen.
Hij luisterde naar hun noden
en werkte met hen aan een betere toekomst.
Zijn voorbeeld ontstak in hen het vurig verlangen
om Jezus te leren kennen en te volgen.
Dit vuur blijft er branden in een jonge kerk.
Wij bidden U:
laat uw Geest het vuur zijn
in ons bidden en werken voor uw Rijk.
Zegen uw kerk in India en in Vlaanderen.
Vol vertrouwen bidden wij U
om de zaligverklaring van uw dienaar
pater Constant Lievens.
Geef dat wij ons laten inspireren door zijn voorbeeld
en mogen rekenen op zijn gebed.
We vragen het U door Christus, onze Heer. AMEN.
Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons.
+ Jozef De Kesel, bisschop van Brugge
Bekijk alle portretten